Binnen de geschiedenis van de Nederlandse filosofie is Evert Beth ongetwijfeld de grootste logicus geweest. Bij leven was hij hoogleraar in het grondslagenonderzoek van de wiskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Bij zijn overlijden in 1964, nog geen 56 jaar oud, liet hij een omvangrijk oeuvre na en een toegewijde kring leerlingen, die ervoor gezorgd heeft dat in zijn geest de studie van de moderne logica in Nederland een hoge vlucht nam. Hij kon zich op college weleens verontschuldigen als hij de greep op de problemen even kwijt was, en dat beschouw ik nog steeds als een blijk van grote integriteit. Veel academische docenten begrijpen niet dat het vertoon van moeizaam intellectueel getob in een volle collegezaal bijzonder inspirerend werkt en respect afdwingt. Voor de psychologie is Evert Beth niet onbelangrijk geweest. In de eerste plaats heeft hij min of meer autobiografisch onderzocht hoe problemen in de wiskunde tot een oplossing worden gebracht. Naar zijn ervaring raakt een onderzoeker soms verstrikt in de onoverzichtelijke complexiteit van het probleem. Hij legt het terzijde, in het zwaarmoedige besef dat het probleem hem kennelijk boven de pet gaat. Maar dan, terwijl hij reeds begonnen is met minder ambitieuze werkzaamheden, valt hem plotseling de oplossing te binnen. Volgens Beth heeft de onderzoeker onbewust het werk voortgezet. Het verstand werkt zonder bewuste begeleiding gewoon door. Daar zouden wij dus wat meer vertrouwen in kunnen hebben. En er is ook geen reden om geringschattend over het onbewuste te oordelen.
Ook op een ander punt heeft Beth een bijdrage geleverd. Samen met Jean Piaget heeft hij de relatie tussen logisch redeneren en de psychologie van het denken onderzocht. Hun gemeenschappelijke publicatie Mathematical Epistomology and Psychology, na Beth’s dood verschenen in 1966, is nog steeds de moeite van het bestuderen waard. Piaget is om andere redenen een interessante onderzoeker omdat hij experimenteel aantoonde dat er ruimte is om naast het affectieve onbewuste een cognitief onbewuste te veronderstellen, waarin cognitieve repressie werkzaam kan zijn. Sommige ideeën kunnen wij eenvoudigweg niet toelaten omdat zij onze bestaande kennis op zijn kop zetten. Die inzichten verdringen wij. Als wij toch nog iets willen redden uit de inboedel van de psychoanalyse, zou dat het afweermechanisme van verdringing moeten zijn. Dat heb ik altijd al gevonden, en Piaget geeft mij daarin gelijk.
Evert Beth heeft zich bij mijn weten niet uitvoerig met politieke kwesties ingelaten. Hij heeft althans zijn reputatie als onderzoeker zelden ingezet in het publieke debat. Wel heeft hij een keer een interessant betoog gehouden met als strekking dat het heersende cultuurpessimisme, omschreven als een crisis der zekerheden, de courante sombere gevoelens niet kan rechtvaardigen door verwijzing naar de ontwikkeling van de natuurwetenschappen, waarin weliswaar zekerheden worden aangetast maar niet in een stemming van defaitisme. Hij besluit dat betoog door te pleiten voor de oprichting van een onafhankelijk internationaal instituut, dat los van enige ideologie of machtsgroepering het staatkundig en maatschappelijk onderzoek ter hand neemt. Ter verzekering van de onschendbaarheid van dat instituut zou er iets gegarandeerd moeten worden: ‘Het meest doelmatig zou het wellicht zijn aan het instituut een volkenrechtelijke status toe te kennen zoals het Vaticaan die geniet.’ Dit is opmerkelijk. Moet het Vaticaan werkelijk ons voorbeeld zijn? Dit kleine staatje, opgericht in 1929 met een grondgebied van 44 hectaren (een erkende soevereiniteit, in het bezit van een eigen diplomatieke dienst, een eigen postkantoor, krant en radiozender, beschermd door een Zwitserse garde en met zeggenschap over miljoenen gelovigen, die uiteindelijk toch de paus dienen te gehoorzamen) verkeert in een volkenrechtelijke uitzonderingspositie, volgens vele juristen vanaf het begin een aberratie. Ons protestants Nederland heeft lange tijd verbeten gestreden tegen de erkenning, om redenen die ook nu weer het publieke debat beheersen. Leidt erkenning van de soevereiniteit niet tot het probleem van een dubbele loyaliteit? Dat is lange tijd het overheersende bezwaar geweest. De voorloper van Aboutaleb is de Nederlandse katholiek, die in principe over twee paspoorten beschikt. En katholieken kun je niet vertrouwen. Ik geloof dat Eysenck, geheel onafhankelijk van het volkenrechtelijk debat, al heeft aangetoond dat katholieken gemakkelijk liegen, althans veel gemakkelijker dan andere gelovigen. Wat heeft Beth bewogen dit voorstel te doen? Ongetwijfeld was dat een bezwaar dat tegen wetenschappelijke onderzoekers werd ingebracht. Aan hun objectiviteit en onafhankelijkheid moet zijn getwijfeld. Onderzoekers binnen de dominante machtsblokken werden onder druk gezet. Er moeten in zijn dagen aanwijzingen geweest zijn dat de wetenschap tot nationale loyaliteit verplicht werd. Dan zijn radicale voorstellen niet meer uit te sluiten. Misschien is de huidige onbekommerde waardering van het Vaticaan een voldoende aanleiding ook het debat over dubbele paspoorten en dubbele loyaliteiten met een korreltje zout te nemen.