Komt u uit een militaire familie?
‘Nee, helemaal niet, en ik had ook nooit de ambitie om het leger in te gaan. Maar na mijn studie Klinische en Gezondheidspsychologie werkte ik in de verslavingszorg en kwam ik een vacature tegen van Defensie voor militair psycholoog. Het leek me heel interessant, vooral vanwege de inhoudelijke diversiteit en met het oog op de toekomst, want er werd een gz-opleiding in geboden.
Ik volgde mijn militaire opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda, de plek waar officieren worden opgeleid. Met een groep mensen die tijdens hun studie zelfstandig hebben leren denken belandde ik in een omgeving waarin we moesten omschakelen. We moesten ons voegen in een hiërarchische structuur. Daar waar we hadden geleerd in andere functies buiten Defensie zelfstandig te werken en te functioneren, was het hier soms moeilijk om zomaar te volgen zonder daar eerst goed over te discussiëren. Het was een interessante tijd, maar ik vond het fijn om daarna echt als psycholoog aan de slag te kunnen binnen de MGGZ, de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg, waar ik sinds 2007 werk. Eerst als kapitein, inmiddels als majoor.’
Hoe kijken uw collega-militairen naar een psycholoog in hun midden?
‘Ik denk dat ze me meer zien als een collega die er voor hun welzijn is dan als militair. Natuurlijk ben ik majoor en in die zin onderdeel van de militaire cultuur, maar ik ben niet “een van hen”. Militairen in een groep, een eenheid of een compagnie kennen elkaar door en door en gaan voor elkaar door het vuur, er is onderling een hechte kameraadschap. Als ik in zo’n groep terechtkom zijn ze vriendelijk tegen me, maar misschien soms ook een beetje terughoudend, want ik blijf natuurlijk wel de psycholoog. Sommige militairen hebben nog het idee dat ik in hun hoofd kan kijken en dat vinden ze eng. Het is aan mezelf om dan echt contact te maken, wat ook afhankelijk is van hoe open de eenheid zich opstelt.’
Alle militairen kunnen worden uitgezonden. Bent u zelf ook op missie geweest?
‘In 2009 kreeg ik te horen dat ik vanaf maart 2010 op een uitzending van ruim vijf maanden zou gaan. Naar Afghanistan, Kamp Holland in Tarin Kowt. Binnen de militaire eenheid daar zou ik onderdeel zijn van het sociaal medisch team (sMT) bestaande uit twee geestelijk verzorgers, een maatschappelijk werkster, een arts en ikzelf. Op de dag van mijn vertrek werd ik om 5 uur ’s ochtends opgehaald door een collega, we moesten om 6 uur verzamelen in Eindhoven. Daarna begon de lange reis via Minhat en Kandahar om uiteindelijk door te vliegen naar Kamp Holland, Tarin Kowt, Uruzgan. Het was erg stoffig in het kamp, ik denk dat ik nog steeds het zand uit mijn baret kan slaan. Rond augustus was de temperatuur opgelopen tot 40 graden in de schaduw. Onder die omstandigheden sliepen we in gepantserde containers. Dat was ook nodig, want er werden soms raketten op het kamp afgevuurd. De dreiging was hoog en in dat besef loop je ook rond, je bent je heel bewust van waar je zit.
Wat was uw functie als psycholoog precies?
‘Kort gezegd was ik verantwoordelijk voor de psychische gemoedstoestand van de ongeveer 1500 militairen op Kamp Holland. Dat was een uitdaging want we hebben veel meegemaakt in die periode. Er zijn drie Nederlandse militairen omgekomen en er zijn veel gewonden gevallen. Als er slachtoffers waren, werden de betrokkenen opgevangen in het ziekenhuis door de geestelijk verzorgers en maatschappelijk werker. Voor de opvang van niet-gewonde militairen is er in eerste instantie opvang binnen de eigen eenheid. In die tijd was een aantal mariniers opgeleid binnen het collegiaal korps netwerk (CKN), om vlak na een incident een eerste gesprek te voeren. Als psycholoog was ik dan meer aanwezig als ‘vlieg op de muur’, als het nodig was konden ze me om advies vragen. Verder bestond er in die periode veel onzekerheid. Het was de laatste battlegroup van die missie, in een periode waarin het kabinet viel over diezelfde missie. Sommige militairen vroegen zich af: waar doe ik het voor? Wat doe ik hier nog? Ik ga zo de poort uit en moet een spannende klus doen, maar over twee weken gaan we allemaal naar huis. Is dat wel de moeite waard? Die vragen speelden in het kamp en daar praatte ik over met de militairen. Over wat het werk voor ze betekende, hoe ze erin stonden en vooral over hoe ze er ondanks alles toch mee door konden gaan. En na het overlijden van Nederlandse militairen praatte ik met hun collega’s over dat verlies. En over de angst die ze voelden en de angst van het thuisfront. En ik sprak met mensen die geweldsincidenten hadden meegemaakt en naar aanleiding daarvan traumagerelateerde klachten kregen.’
Bent uzelf ook in de vuurlinie terechgekomen?
‘Ik heb niet meegemaakt dat er daadwerkelijk geschoten werd, hoewel die kans daar altijd wel aanwezig was. Tijdens mijn periode ben ik drie keer de poort uit geweest, niet op gevechtsmissies, maar omdat er militairen waren omgekomen. Ik moest als hulpverlener naar een vooruitgeschoven post waar op dat moment een eenheid zat. Ik werd ingevlogen met een heli en we gingen over de weg weer terug naar Kamp Holland. Dan werd ik me bewust van het feit dat ik risico liep, vooral als je op de weg rijdt. Je weet dat je in Afghanistan zit en dat er iets kan gebeuren, dan schiet ook mijn adrenalineniveau omhoog. Maar ik dacht ook: al die mannen en vrouwen doen het iedere dag, dus waarom ik niet? Op zulke momenten maakte ik als psycholoog wel echt deel uit van de groep, je deelt het risico en wordt meer een van de anderen. Anders dan op de basis, waar ik toch een andere positie bekleedde.’
Hoe zag uw dagelijks leven in het kamp eruit?
‘Als psycholoog in een militaire eenheid moet je je altijd afvragen met wie je welke relatie aangaat. Je sport met collega’s, eet samen, poetst samen je tanden, maar je moet zorgen dat je niet te dicht bij mensen komt. Het is heel lastig daarin een evenwicht te vinden, te zorgen dat je niet als een soort kluizenaar gaat leven. Onvermijdelijk groei je toch dichter naar bepaalde mensen toe. Dit maakt het soms lastig om als professional te schakelen tussen werk en vriendschappelijk contact.
Niet dat dit een rol speelde in mijn omgang met anderen, maar die distantie hoort bij je professionele rol en dat verweeft zich op den duur met wie je bent. Gelukkig kende ik al een aantal mensen uit Nederland, met wie ik bijvoorbeeld de academie had gedaan. Zij kenden mij ook al in een andere hoedanigheid, waardoor ik meer mezelf kon zijn. Voor verschillende ontspannende groepsactiviteiten die werden georganiseerd, zoals barbeques of spelletjesavonden, werden we als sMT regelmatig uitgenodigd. Hier ging ik naartoe, maar ik bleef niet tot het einde. Want je bent er altijd vanuit je professie, altijd als psycholoog. Dat is bij vlagen wel eenzaam geweest. Voor een psycholoog is de vraag dan “wie knipt de kapper?” Hoe kom ik zelf nog aan ontspanning en sociaal contact zonder dat het mijn werk ondermijnt? Daar heb ik uiteindelijk wel een goede balans in gevonden.’
Stond u dicht bij de militairen? Hoe kwam het contact tot stand?
‘Ik liep daar zichtbaar rond als psycholoog. Je kunt het zien aan het gamma-teken op mijn baret, maar iedereen wist ook wel dat ik ‘de psych’ was. Als majoor werd ik als zodanig aangesproken, maar als we eenmaal in mijn behandelkamer zaten, gingen de jasjes uit, en dan zag je het verschil in rang niet meer. Daarom werken we hier in Den Bosch ook vooral gewoon in burger, omdat het moeilijk kan zijn een therapeutische sessie te houden als er een duidelijke hiërarchische afstand blijft bestaan.
Hoe dan ook, militairen konden uit zichzelf contact met me zoeken, maar ik stapte ook op mensen af als een leidinggevende of een collega het vermoeden had dat het niet goed met iemand ging. Je kunt daar natuurlijk geen diepgravend psychotherapeutisch traject aangaan, maar daardoor word je wel creatief, je moet improviseren. Het ging vaak om kleine contactmomenten, een luisterend oor bieden in de eetzaal of bij de sportfaciliteiten bijvoorbeeld. Echt behandelen was moeilijk, maar ik heb wel EMDR toegepast als iemand een traumatische ervaring had meegemaakt.’
Zorgde heimwee ondertussen ook voor psychische klachten?
‘Absoluut. Militairen konden naar huis bellen en af en toe skypen, maar het nadeel daarvan was dat sommigen de neiging hadden dat elke dag te doen en soms meermalen per dag. Dan kan het mentaal heel zwaar worden. Als mensen met klachten over heimwee bij me kwamen, wilde ik eigenlijk vaststellen of er niet bijvoorbeeld een depressie achter schuilging.’
Hoe worden militairen begeleid als de missie erop zit en ze weer naar huis gaan?
‘De mensen die terugkwamen uit Afghanistan werden opgevangen op Kreta om een adaptatieprogramma te doorlopen. Hier konden ze een paar dagen “stoom afblazen”, een eerste biertje drinken en acclimatiseren. Het enige verplichte was een gesprek met een militair gespreksleider en een hulpverlener. Die adaptatiegesprekken zijn een vast onderdeel van mijn werk. We hebben het dan over wat iemand heeft meegemaakt en hoe die ervaringen je kunnen beïnvloeden als je weer thuis bent. Ook wordt verteld wat in het begin normaal is bij thuiskomst, zoals in de eerste weken onrustig slapen of meer alert zijn, en dat het niet zo raar is als je die adrenaline weer wilt opzoeken. Of we bereiden mensen voor op de mogelijkheid dat patronen bij het thuisfront zijn veranderd. Kinderen zijn bijvoorbeeld ouder geworden en vinden het niet vanzelfsprekend dat iemand die een hal¯aar weg is geweest hen vertelt wat ze moeten doen. Of je partner is een andere route gaan lopen met de hond en jij gaat de oude route weer lopen, waardoor de hond in de war raakt. Het kunnen zulke kleine dingen zijn die ontregelen, je kunt problemen voorkomen door er rekening mee te houden.
Zelf vond ik het heerlijk, die paar dagen op Kreta. Ik leerde mijn collega-militairen ook op een andere manier kennen, maar ik bleef natuurlijk nog steeds ‘de psych’ en hield enige afstand, want het kon zijn dat ik collega’s later nog eens in mijn spreekkamer tegen zou komen.’
Waar heeft u het inhoudelijk in die spreekkamer dan over?
‘Militairen kunnen op missie allerlei problemen krijgen als gevolg van dingen die ze meemaken, maar ook schuldgevoelens of problemen door moral injury (zie kader) komen voor. Ze moeten vaak ter plekke moeilijke beslissingen nemen. Daar kunnen ze niet te lang bij stilstaan, ze moeten door, en morgen moeten ze misschien nog wel zo’n beslissing nemen. Pas als je weer in Nederland bent, kun je er langer bij stilstaan en daardoor komen mensen nog wel eens vast te zitten. Heb ik het wel goed gedaan? Wat nou als? Dat soort problemen ontstaan dus pas later, als je gaat piekeren en je schuldig gaat voelen.’
Hoe hoog is de drempel voor militairen om psychische hulp te zoeken?
‘Die drempel wordt steeds lager, omdat men begint in te zien dat “praten” heel erg kan helpen. Militairen lopen er onderling niet mee te koop, maar er rust steeds minder taboe op. Als de behandeling aanslaat, vertellen militairen er soms over. Collega’s denken dan: misschien moet ik ook maar eens gaan, ik loop ook ergens mee rond. Of ze merken dat een kamergenoot onrustig slaapt en veel nachtmerries heeft en dan raden ze hem aan om ook langs te gaan bij de psych. Dat werkt een beetje als mond-tot-mondreclame.
De drempel wordt verder verlaagd omdat commandanten geschoold worden in het herkennen van psychische problematiek bij hun manschappen, iets waar ik ook les in geef. Commandanten stimuleren hun personeel tegenwoordig meer om naar de psycholoog te gaan als ze vermoeden dat er iets mis is. Personeelszorg is nu echt onderdeel van het leiderschap bij Defensie.
In mijn lessen adviseer ik leidinggevenden om vooral te letten op gedragsverandering. Iemand was bijvoorbeeld altijd de vrolijke noot binnen de groep, de gangmaker, en dan komt er een periode dat hij stiller wordt, niet meer op feestjes verschijnt of zich vaker ziek meldt, of met de marechaussee in aanraking komt. Dat zijn dingen waar je als leidinggevende alert op moet zijn.’
Bestaat er verhoogd risico op verslaving onder militairen met PTSS?
‘Na een missie kan iemand verslaafd zijn geraakt aan de adrenaline die je daar elke dag voelt. Als je een vuurgevecht meemaakt waar iedereen aan jouw kant ongeschonden uitkomt, kun je je daarna onoverwinnelijk voelen. Eenmaal terug in Nederland moet je keurig 120 rijden over de snelweg, tussen de burgers die naar kantoor moeten. Dan komt het voor dat iemand kicks gaat zoeken, roekeloos gaat rijden om die andrenalinerush weer te krijgen. Comorbide problematiek komt ook voor, bijvoorbeeld in de vorm van middelenverslaving. Want trauma kan een verslaving in de hand werken. Ondanks dat er bij Defensie een zerotolerancebeleid is op drugs, zijn militairen ook gewoon mensen die in de verleiding kunnen komen. Maar we kunnen ze goed behandelen en het geeft veel voldoening om te zien dat iemand mettertijd weer aan het werk kan.’
Hoe kijkt u zelf terug op uw uitzending?
‘Aan de ene kant was het een zware tijd, er is veel gebeurd. Ik vond het soms moeilijk om met al die verse emoties te moeten werken, maar ook om lang van huis te zijn en weinig bekenden om me heen te hebben. Verder vond ik het mooi om de eenheden samen te zien werken en daar onderdeel van te kunnen zijn. En ik denk zeker dat je als psycholoog ter plekke toegevoegde waarde hebt, dat je mensen daar kan houden in plaats van dat ze ingeschat moeten worden in Nederland. Dat je door kleine tips en tricks mensen aan het werk kan houden, voor iets waar ze al die jaren hard voor hebben getraind. Als iemand bijvoorbeeld angst krijgt om de poort uit te gaan, kun je samen gaan kijken wat hij nodig heeft om daar overheen te komen. Gedragsexperimenten doen, echt de basics van CGT toepassen om dat gedachtenpatroon te veranderen. Onder meer door de angst te normaliseren: het is heel normaal dat je angst voelt, je weet dat er mijnen of bermbommen kunnen liggen. Dat kan ik ook niet mooier voor ze maken, maar ik kan iemand wel helpen die angst te accepteren en toe te laten, in te laten zien dat die heel functioneel is. Je blijft scherp door angst, maar je kan tegelijkertijd een bepaalde ontspanning behouden, bijvoorbeeld door ademhalingsoefeningen te doen, zodat je handvatten hebt als je voelt dat je in een paniek schiet.’
Zou u nog een keer op missie willen?
‘Ik ben militair en ik heb bewust gekozen voor dit bedrijf, dus het kan van me verwacht worden. Maar nu is mijn gezinssituatie er niet naar want ik heb twee jonge kindjes. Daarbij ben ik in opleiding tot klinisch psycholoog, dus van mij hoeft het nu even niet. Ik verlang ook niet terug naar de spanning die ik daar voelde, want eigenlijk vind ik het werk dat ik in Nederland doe inhoudelijk spannender. Ook vind ik het type cliënt dat ik hier te zien krijg erg leuk. Militairen kunnen een mentaliteit hebben die me erg aanspreekt, ondanks de hevige psychopathologie waar we soms mee te maken krijgen. Er heerst een groot gevoel van verbondenheid binnen Defensie en die voel ik zelf ook. Door mijn uitzending word ik ook meer gezien als volwaardig militair, is me opgevallen. Als ik mijn uniform draag, herkennen collega’s mijn eretekenen. Ik merk dat militairen me daardoor meer als hun gelijke zijn gaan zien, als een van hen. Ik heb toch ook onder risicovolle omstandigheden gediend, net als zij.’