Lees verder
Toen ze me op de basisschool in Iran vroegen wat ik later wilde worden, riep ik enthousiast ‘chirurg’, omdat ik erg geïnteresseerd was in hoe het menselijk lichaam in elkaar zit. Later raakte ik meer geboeid door de menselijke geest, gedrag en ontwikkeling en ging ik psychologie studeren aan de Vrije Universiteit van Isfahan. Ik werd er geïnspireerd door docenten die hun academische vorming in het Westen hadden genoten en bewonderde hen omdat ze theoretisch goed onderlegd waren. Ook hadden ze een bepaalde levenservaring die me aansprak. Mede door hun invloed werd bij mij het verlangen gewekt om mijn studie ook in het Westen te vervolgen. Die droom is nu uitgekomen; in oktober 2017 rondde ik mijn master klinische psychologie in Groningen af.
Jeroen van Goor

In Iran is het nu erg onrustig, de overheid komt haar beloftes niet na en de prijzen voor levensmiddelen zijn soms nog hoger dan in Nederland. Maar ik focus me erg op mijn leven en toekomst hier, waardoor ik het nieuws niet echt volg. Ook ben ik zelf de afgelopen jaren niet in Iran geweest, waardoor ik niet voel wat er leeft in de samenleving daar. Maar ik hoop dat de situatie beter wordt.

Er rust in mijn thuisland nog een groot stigma op psychische problematiek. Mensen zoeken eerst binnen de familie of vriendenkring naar een oplossing, maar zonder professionele hulp kan een situatie escaleren. Dan word je meteen opgenomen en krijg je heel makkelijk medicatie voorgeschreven. Maar daarmee bestrijd je alleen de symptomen. Daarom is psychologie zo belangrijk in een samenleving, omdat je menselijk gedrag eerst moet begrijpen voordat je kunt overgaan tot veranderen of behandelen.

Voordat ik naar Nederland kwam heb ik naast mijn studie in Iran vier jaar gewerkt in een rehabilitatiecentrum voor mensen met chronische psychiatrische stoornissen. Ik werkte met cliënten die leden aan depressie en wanen en hallucinaties door psychoses. Dat werk was leerzaam, maar riep ook veel vragen bij me op. Ik wilde graag weten wat evidence based-behandelingen zijn bij gedragsmatige, emotionele, cognitieve en psychosociale problematiek. Die vragen gingen over de grenzen van mijn universiteit en werkomgeving heen; op basis van mijn ervaringen had ik de indruk dat er haast geen onderzoek wordt verricht op het gebied van interventiemogelijkheden, diagnostiek en revalidatie. Het onderwijs dat ik in Nederland heb gekregen was wel erg betekenisvol; tijdens twee zeer uitdagende studiejaren heb ik antwoord gekregen op de meeste van mijn vragen. Bij mij is de opleiding dus eigenlijk andersom verlopen: eerst heb ik veel werkervaring opgedaan, en pas daarna kwam de degelijke academische basis.

Strubbelingen

Mijn vooropleiding in Iran sloot niet goed aan op mijn master hier. Vooral vakken tijdens het begin van mijn studie leverden problemen op, mede omdat het onderwijssysteem in Nederland totaal anders is dan wat ik gewend was en ik de opdrachten niet altijd correct begreep. Maar ook een digitaal onderwijssysteem als Nestor was nieuw voor me. Gelukkig kreeg ik hulp van vrienden en vriendinnen, met wie ik veel contact had. Ik wilde zoveel mogelijk in groepsverband doen en samen met anderen studeren, dat hielp me met mijn studie maar was ook goed voor mijn Nederlands. Voordat ik naar Nederland kwam begon ik al met het leren van de taal. Ik heb nu het NT2-niveau, wat ook een toelatingseis was van de universiteit.

Aan de andere kant had ik financiële problemen, want als buitenlandse student krijg je geen studiefinanciering. De studie zelf kostte al veertienduizend euro. Mijn ouders hadden alles bij elkaar geschraapt om dat te kunnen betalen, ze sloten leningen af bij familie en vrienden omdat ze wisten hoe belangrijk het voor me was. Ze waren dan ook supertrots toen ik mijn bul kreeg!

Uiteindelijk heb ik twee jaar over mijn masterstudie gedaan. Mijn these-onderzoek deed ik bij het uMCG, met als onderwerp het cognitief functioneren bij patiënten met een eerste psychose. Dat ging heel goed en ik kreeg er een 8 voor. Verder heb ik dankzij mijn stage bij een TOPGGZ-instelling in Assen – ondanks dat ik die niet af heb kunnen ronden wegens een ontoereikende taalvaardigheid – een goede indruk gekregen van hoe het in Nederland in de praktijk werkt.

Solliciteren

Ik had in Groningen een gesprek bij een ggz-instelling. Dat ging heel goed en ze vonden mijn werkervaring prima. Het enige probleem was mijn taalbeperking, ze verwachtten dat ik moeite zou hebben als een cliënt bijvoorbeeld in dialect zou praten. Taal blijft dus een uitdaging, en ook heb ik nog niet genoeg relevante werkervaring, al heb ik natuurlijk wel waardevolle ervaring opgedaan in Iran.

Al met al denk ik dat ik de meeste kans op een baan heb binnen de interculturele psychiatrie. Ik zou goed kunnen werken met Iraanse mensen in Nederland, of met Afghanen met wie ik Farsi kan spreken. Het is een voordeel dat ik ook Nederlands spreek, want ik kan goed communiceren met buitenlandse cliënten én met Nederlandse collega’s. Binnenkort heb ik een sollicitatie in Den Haag, bij een cultuursensitief behandelingcentrum. Als het moet ben ik bereid om naar de andere kant van het land te verhuizen voor een baan, want ik wil gewoon zo snel mogelijk aan de slag.’