Lees verder
Psychologie vond ik altijd al het interessantste dat er is. Je interacteert aldoor met andere mensen. Waarom doen zij wat ze doen? En waarom gedraag ík me eigenlijk zoals ik doe?
Anouk Bercht

Mijn ouders wonen in Duitsland. Ze hebben niet gestudeerd. Ik vertel ze veel over wat ik doe, maar ik denk niet dat ze het volledig begrijpen. Ik zie vaker dat leeftijdsgenoten ouders hebben die niet studeerden.

In Duitsland kon ik geen psychologie studeren. Mijn gemiddelde cijfer was te laag. Dat was een 2, in Nederland zou dat ongeveer een 8,5 zijn (in Duitsland loopt het cijfersysteem van 1 tot 6, waarbij een 1 staat voor ‘zeer goed’ en een 5 en een 6 onvoldoende zijn, red.). Mijn gemiddelde moest voor de studie psychologie hoger zijn dan het laagste cijfer dat het voorgaande jaar door een andere student behaald was. Psychologie studeren kon ook via het leger, dus dat probeerde ik. Toch voelde het niet goed om tegelijk als soldaat te werken. Na een week stopte ik en trok naar Groningen.

Inmiddels voel ik me meer thuis in Nederland. Nederlanders zijn wat opener en relaxter. Al zijn ze wel goed georganiseerd. Ik was trouwens verbaasd over alle studie- en studentenverenigingen hier. In Duitsland zijn er, naar mijn idee, slechts een paar verenigingen voor rechtse jongens.

Mijn sociale bubbel in Nederland is compleet anders dan die in Duitsland. Dat is interessant. In Nederland ken ik enkel mensen die studeren, en ook nog eens vooral psychologiestudenten. Als ik terugkom in Duitsland ben ik haast vergeten dat er ook mensen zijn die klimaatverandering geen probleem vinden, of niet vinden dat minder vlees eten een goede zaak is.

Het studentenleven en het academische leven is soms erg stressvol. Er is veel druk. Dat merkte ik vooral toen ik aan de researchmaster begon. Druk om te publiceren, om veel te werken, om hoge cijfers te halen. In mijn meest stressvolle week werkte ik dagelijks van negen tot acht. Ik moest van alles inleveren. Thuis, in Duitsland, snappen ze dat niet zo. Daar praat ik er niet over en kan ik het loslaten.

Statistiek

Toen ik begon met studeren, wist ik niet dat er veel onderzoek gedaan werd aan de universiteit. Ik was een beetje onvoorbereid. Ook de nadruk op statistiek was een verrassing, maar daar bleek ik best goed in te zijn. Het honoursprogramma, dat focust op onderzoek, beviel goed. Ik was bovendien heel blij dat mijn bachelorthesis werd gepubliceerd1, ik had dat niet verwacht. Ik hield gewoon van het onderzoek en van het werk. Mijn thesis ging over waarom mensen huilen. Ik begreep niet waarom er zout water uit onze ogen stroomt als we emotionele pijn hebben. Ik repliceerde een onderzoek, want dat is belangrijk, en ik liet ook mannelijke proefpersonen meedoen die in eerdere experimenten niet waren meegenomen.

Een van de belangrijkste dingen in het werkveld van de psychologie is de primaire bron achterhalen van wat je leest of hoort. En om echt te begrijpen waar datgene op gebaseerd is. Er is een replicatiecrisis gaande in de psychologie, dus iedere psycholoog moet zichzelf vragen stellen. Vooral over dingen die voor jou normaal lijken. Zoals het drinken van alcohol, wat bijvoorbeeld heel gewoon is in Duitsland. Het is legaal, maar dat zegt niet alles.

Tijdens mijn bachelor woonde ik een tijdje in Nottingham. Ik was teleurgesteld in de vakken die ze aan de universiteit gaven. Ze waren niet zo ingewikkeld en ik had het gevoel dat ik de halve dag niets hoefde te doen. Ik liep ook stage bij een lab dat onderzoek doet naar seksuele misdrijven. Daar voerden ze veel kwalitatief onderzoek uit door zedendelinquenten te interviewen. Dat was interessant en ik vind kwalitatief onderzoek een belangrijk onderdeel van psychologisch onderzoek, hoewel kwantitatief onderzoek toch vaak als meer juist wordt gezien. Kwalitatief onderzoek geeft misschien minder antwoorden op vragen en genereert veel hypothesen, maar de data die je verzamelt zijn heel rijk. Je begrijpt conclusies die je trekt beter. Bovendien wil je toch praten met de mensen waar je onderzoek naar doet?

‘ Als ik terugkom in Duitsland ben ik haast vergeten dat er ook mensen zijn die klimaatverandering geen probleem vinden, of niet vinden dat minder vlees eten een goede zaak is’

Voor mijn promotieonderzoek ga ik zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden toepassen. Ik was blij dat ik voor mijn onderzoeksvoorstel de GUF-prijs (beurs van €2500 voor studie of onderzoek die wordt toegekend aan de meest excellente student van elke faculteit, red.) won. Ik ga persoonlijke interventies, die mensen met psychische problemen via de smartphone kunnen volgen, proberen te verbeteren. Ik wil de data die deze applicaties tegelijkertijd over cliënten verzamelen,uitbreiden en er een zogenoemde persoonlijk netwerk datacollectie van maken. Daarin staat bijvoorbeeld met wie de cliënt dagelijks interacteert en hoe die relaties zijn. Dat levert rijke data en door die te analyseren weet je veel over de context op het moment dat symptomen pieken, of juist minder zijn. Uiteindelijk kun je daarmee persoonlijke targets vinden voor behandelingen.

Hoogstwaarschijnlijk begin ik in november met mijn PhD. Eerst even pauze, in augustus rondde ik mijn master al af. Ik wandel veel en probeer zo min mogelijk achter mijn laptop te zitten. Op den duur wil ik misschien professor worden. Ik wil iets goeds doen met mijn wetenschappelijk werk. Maar nu ik de stress van de academische wereld heb ervaren, lijkt een negen-tot-vijfbaan me ook weleens aantrekkelijk. Iets met datawetenschap misschien.’

 

  1. Stadel, M., Daniels, J. K., Warrens, M. J., & Jeronimus, B. F. (2019). The gender-specific impact of emotional tears. Motivation and Emotion, 43(4), 696-704. https://doi.org/10.1007/s11031-019-09771-z

Beeld: Reyer Boxem