Lees verder
Zweedse onderzoekers trekken conclusies van veel fMRI-onderzoek in twijfel. De gebruikte software is volgens hen ondeugdelijk.
Else de Jonge

Hersenonderzoekers maken al enkele decennia gebruik van fmri-scans, die hersenactiviteit zichtbaar maken. Daaruit volgden onder meer conclusies over spraakherkenning, psychopathie en samenhang in de activiteit van verschillende hersengebieden. Onderzoekers aan de Linköping Universiteit trekken nu een groot deel van die conclusies in twijfel. Zij stelden vast dat de meest gebruikte software in het fMRI-onderzoek – SPM, FSI en AFNI – vaak een vals-positief resultaat oplevert. Ze baseren die conclusie op een onderzoek met hersendata van 499 gezonde mensen in rust. Als we daaruit at random kleine groepjes selecteren, wat is dan steeds het groepsgemiddelde in hersenactiviteit, was de vraag die de onderzoekers zich stelden. Dat testten ze drie miljoen keer. Terwijl het om mensen in rust ging en er dus geen activiteit gemeten zou moeten worden, bleek de software dat in zeventig procent van de gevallen wél te doen. De Zweden schrijven dit toe aan het feit dat de statistische methoden bij fMRI gevalideerd zijn met behulp van simulaties en die achten ze niet solide.
Om conclusies op basis van fMRI-onderzoek te verbeteren, pleiten ze voor het actiever online delen van statistische data. Dat zou moeten bijdragen aan een betere validering van statistische methoden die hersenonderzoekers gebruiken. (EdJ)

Bron: Eklund, A. et al. (2016). Cluster failure: Why fMRI inferences for spatial extent have inflated false-positive rates. Proceedings of the National Academy of Sciences (juli 12). doi: 10.1073/pnas.1602413113