Carlos van Hijfte begon met werken in een platenzaak en daarom draaide hij af en toe platen in de Effenaar, het jongerencentrum in Eindhoven. Toen de concertorganisator daar vertrok, was hij de logische opvolger. ‘Ik heb nog wel gesolliciteerd, maar dat was een formaliteit.’ Die functie bekleedde hij vijf jaar lang. ‘Het was een beetje of ik mijn eigen feestjes organiseerde. Ik zocht groepen die ik leuk vond, liet ze optreden in de Effenaarzaal, die als mijn huiskamer voelde, met mensen om me heen die ik als mijn vrienden beschouwde.’
Daarna vertrok hij bij de Effenaar en ging voor Double-You werken, een boekingskantoor voor alternatieve muziek dat later zou opgaan in Mojo. ‘Ik kreeg een tafel, een stoel en een telefoon en had in mijn Effenaar-tijd wat contacten opgedaan. Zo startte ik.’ In de jaren negentig begon hij als boekingsagent voor zichzelf. Wat zijn werk inhoudt? ‘Ik ben geen manager en geen boekhouder, ik ben vooral een goeie netwerker. Ik weet waar ik pas, wie ik mag en waarover ik met iemand kan praten. Ik trek naar bands waarvan de leden ook wel eens een boek lezen.’
Naast goede sociale vaardigheden, is ‘goede smaak’ een belangrijk talent. Hij heeft oog voor muzikanten met kwaliteit en in wie perspectief zit. Zo programmeerde hij Robbie Williams ooit op Pinkpop. ‘Hij kwam uit Take That, was een grote, maar hij maakte muziek waar ik niet goed tegen kan. Ondanks dat vond ik hem zo leuk en zo’n goede entertainer, dat ik hem op Pinkpop heb gezet. Dat was not done in die kringen, vooraf kreeg ik veel kritiek. Maar achteraf was men enthousiast.’
Vertrouwen en een klik
Als het enigszins kan, bouwt hij een goede band op met zijn artiesten en de mensen eromheen. ‘Er moet in ieder geval respect en vertrouwen zijn, maar liever nog is er een echte klik.’ Hoe hij zo’n band opbouwt? ‘We delen de passie voor muziek, daar praten we over. Ook hebben we vaak gemeenschappelijke kennissen.’
Maar dat klikken gaat eigenlijk vanzelf of het gaat niet, vindt Van Hijfte. ‘Ik moest ooit waarnemen voor een collega die zich met heavy metal-bands bezighield. Toen ik in de kleedkamer kwam, leek het of ik de verkeerde film binnenstapte. Ze houden van Satan en snelle solo’s, ik werd daar niet gepruimd. Andersom heb ik het ook vaak meegemaakt. Dan zat ik in de kleedkamer, er kwam iemand van de pers of de platenmaatschappij binnen en dan dacht ik: ga maar weer weg, dit wordt hem niet.’
Dat zijn werkrelaties voelen als vrienden, is soms lastig. ‘Zeker als een carrière niet gaat zoals gehoopt, als er naar een concert minder mensen komen dan zo’n artiest verwacht, vinden ze dat ik verantwoordelijk ben. Natuurlijk is er een verschil tussen een goeie en een minder goeie promotor, maar dat verschil is klein. Een goeie plaat heeft een veel grotere impact en goeie pers al helemaal. Toch ga ik nooit de confrontatie aan. Zo’n artiest heeft heel zijn ziel in zijn muziek gelegd.’
Van Hijfte werkt vanuit vertrouwen. ‘Nog geen vijf procent van de concerten die ik organiseer, is op basis van contracten die van twee kanten ondertekend zijn. Het gaat bijna altijd goed. Ik heb duizenden concerten gedaan en de keren dat ik bedonderd ben of dat het echt fout ging, zijn op twee handen te tellen. In mijn Mojo-tijd was het uitgangspunt: geen advocaten. Maar wie de boel flest, gaat in “het boekje”. En het is een kleine wereld.’ Ook over geld maakt hij liever geen ruzie. ‘Die laatste honderd euro, daar ga ik niet om vechten.’
Soms is het werk lastig. Vooral muzikanten van wie het succes terugloopt, die hebben soms veel aandacht nodig. Zoals David Stewart, hij noemt de naam met enige aarzeling. ‘Zijn carrière ging heel goed in de Eurythmics. Maar toen hij alleen ging optreden, kreeg ik de opdracht te grote zalen te boeken. Hij wilde niet naar de Effenaar toe, dat moest Paradiso worden. Uiteindelijk heb ik dat gedaan, tegen beter in. En toen het niet lukte… toen lag het aan mij. Dat zijn onprettige avonden.’
Dertig jaar
Inmiddels zit Van Hijfte al meer dan dertig jaar in het vak en dan zegt hij ineens dat hij ermee stopt. Hij zou inmiddels nieuwe, jonge bands moeten aantrekken. ‘Dan moet je weer naar kleine zalen gaan en dat netwerk heb ik inmiddels niet meer, ik ben naar grote zalen doorgegroeid. Ik zou weer echt opnieuw moeten beginnen.’ Bovendien is de manier van werken veranderd. ‘Ik werk graag één-op-één, ik bel mensen. Tegenwoordig zie je vaak dat iemand meer dan tweehonderd mails verstuurt en dan kijkt wat er terugkomt. Als er honderd mensen terugmailen, moet je honderd gesprekken starten. Als ik 22 was, zou ik daar misschien aan beginnen. Nu niet meer.’
Hij is een beetje een uitzondering met zijn persoonlijke benadering. ‘In de begintijd liet ik artiesten soms bij me logeren, dat gaat ver. Anderen hebben meer zakelijke relaties.’ Zo zit hij nu eenmaal in elkaar, zo heeft hij altijd gewerkt. Dan lachend: ‘Je kunt in elke stad in Nederland – of eigenlijk in elke grote stad in Europa – wel iemand vinden die mij een toffe peer vindt.’
Foto: Chris Bonis