Lees verder
Marcel Veenman, cognitief onderwijspsycholoog, directeur Instituut voor Metacognitie Onderzoek en redactieraadlid De Psycholoog.
Geertje Kindermans

‘Ik heb de middelbare school nogal grillig doorlopen. Ik maakte een soort hinkstapsprong: van de brugklas havo/vwo ging ik naar de mavo, daarna weer naar de havo en vervolgens naar het vwo.

In de brugklas was ik te speels om te leren. Van mijn ouders moest ik twee uur per dag achter mijn bureautje doorbrengen om mijn huiswerk te maken. Maar ik deed er van alles behalve leren. Daarom had ik in alle hoeken en gaten speelgoed verstopt.

Na dat brugjaar moest ik daarom naar de mavo. Daar kreeg ik drie jaar lang zowel wis-, natuur- als scheikunde van één docent: de heer Kroon. Van hem leerde ik op een zéér systematische en planmatige manier werken. Aanvankelijk was hij niet zo dol op mij; hij was een wat conventionele man en ik was een halve hippie met lang haar en veel kettingen om. Maar ik was ook zijn beste leerling.

Meneer Kroon begon zijn les met een uitleg, daarna deed hij een oefening stapsgewijs voor. Vervolgens moesten wij die oefening zelf doen en daarbij moesten we systematisch alle stappen doorlopen die hij had voorgedaan. Verder hamerde hij telkens op zijn vaste regels. Zorg dat je de opgave goed leest. Weet wat het gevraagde is en wat de gegevens zijn die je nodig hebt. Maak een goed plan. Voer dat plan systematisch uit. En controleer je antwoorden. Hij was streng, glashelder en ordelijk. Door zo drie jaar bij hem in de klas te zitten, raakte zijn werkwijze er bij mij in geramd.

Het was al snel duidelijk dat ik door zou leren. Toen ik van de mavo naar 4 havo ging volgde ik een extra vak, zodat ik direct door kon naar 5 vwo en daarna naar de zesde.

Ik ben altijd volgens de systematische aanpak van meneer Kroon blijven werken, ook toen ik psychologie ging studeren. En zelfs nu nog, als ik een praatje voorbereid of een artikel schrijf.

Chaotische aanpak

Na mijn studie heb ik promotieonderzoek gedaan bij Jan Elshout (emeritus hoogleraar Functieleer aan de Universiteit van Amsterdam, red), ook een grote inspiratiebron voor mij. Mijn proefschrift ging over metacognitie. Het belangrijkste vraagstuk waarmee ik me bezighield, ging over de vraag of metacognitie een onderdeel is van intelligentie of dat het er los van staat. Elshout dacht dat het een onderdeel is van intelligentie. Aanvankelijk dacht ik dat ook, hoewel ik een vermoeden had dat je metacognitie wel kon aanleren.

Dat vermoeden werd alleen maar sterker toen ik met het onderzoek bezig was. Mijn proefpersonen moesten een leertaak uitvoeren en ik zag zeer intelligente proefpersonen die er soms niets van bakten, omdat hun aanpak zo chaotisch was. Het beeld dat intelligentie en metacognitie voor een groot deel los van elkaar staan, kwam ook naar voren uit de resultaten van mijn onderzoek.

En eigenlijk wist ik dat ook uit eigen ervaring. Want gedurende mijn onderzoek besefte ik dat deze metacognitieve vaardigheden hetzelfde was als wat meneer Kroon ons leerde. Ik wist dus dat je intelligent kunt zijn, maar dat je slecht presteert als je niet op de goede manier werkt. En andersom: dat je het met een systematische aanpak ver kunt schoppen en dat je daarmee voor een lagere intelligentie kunt compenseren.

Koers bijsturen

Na mijn proefschrift dacht ik aanvankelijk dat ik wel klaar was met metacognitie, maar het is na dertig jaar nog steeds mijn onderwerp. Metacognitie gaat nog veel verder dan ik aanvankelijk dacht. Metacognitieve vaardigheden gebruik je niet alleen in onderwijssituaties. Zo maakt men er binnen de klinische psychologie veel gebruik van, alleen wordt het daar vaak zelfregulatie genoemd. Het kan gebruikt worden om mensen van hun verslaving af te helpen. Door zelfregulatie kunnen verslaafden leren de organisatie over hun leven terug te krijgen en bestand te raken tegen risicovolle situaties. Zo kan een ex-roker weer op een feestje komen waar gerookt wordt en daar toch van de sigaretten afblijven doordat hij op de situatie anticipeert.

Verder kan het patiënten helpen om met angststoornissen of andere psychiatrische aandoeningen om te gaan en weer zelfstandig te functioneren.

Met behulp van metacognitieve vaardigheden kun je bewust iets nieuws leren en ze kunnen helpen bij het afstappen van geautomatiseerde gewoonten. Daarom heeft metacognitie veel te maken met de vrije wil. Sommige wetenschappers, zoals Dick Swaan en Victor Lamme, beweren dat die niet bestaat, maar volgens mij is dat niet waar. We doen veel automatisch en uit gewoonte, en dan speelt onze vrije wil geen grote rol. Maar juist met behulp van metacognitie zijn we in staat om ‘uit de groef te komen’. Vergelijk het met een grote tanker die we kunnen laten varen en dan volgt hij de koers die vooraf vastlag. Maar het is mogelijk de koers bij te sturen. Dat gaat niet eenvoudig en snel, maar het kan wel.

Daarover gaat het congres dat ik op 11 maart 2016 samen met anderen organiseer, met als titel: ‘Bestaat de vrije wil? Knecht van ons brein of Meester over ons gedrag…’* Daar zullen onder meer Swaab, Lamme en ook de wereldberoemde bewustzijnsfilosoof Daniel Dennett acte de présence geven. Dat congres beschouw ik als een kroon op mijn werk.’

Foto: Herman Wouters