‘Ik studeerde psychologie in Groningen. Als je in die tijd voor statistiek iets wilde laten berekenen, moest je naar het rekencentrum ergens in een buitenwijk. Daar kon je met speciale typemachines ponskaarten maken. De stapel ponskaarten samen vormde de job, die job moest je ergens in een vak van de machine leggen en zo gaf je de computer een opdracht. In de gangen hingen monitoren waarop je kon zien of jouw job al aan de beurt was. Dat kon een half uur, een uur of langer duren. Was de job gedaan, dan haalde je de output op en kon het gebeuren dat je de uitdraai kreeg – een hele stapel papier – met één mededeling: Error in card 43. Vervolgens moest je card 43 overmaken en moest de nieuwe job weer in de machine. En uiteindelijk kreeg je dan je berekeningen.
Het had iets doms vond ik ook toen al, die kaarten en dat gewacht. En vooral dat het totaal niet voorspelbaar was hoe lang het duurde.
Apple II
Tijdens mijn opleiding liep ik stage bij de ns en daar ontmoette ik psycholoog Ton Akkerman, die als testresearcher bij adviesbureau ltp werkte. Hij bezat een Apple ii. Dat was de voorganger van de Macintosh, een apparaat met 48 Kb geheugen en een televisiescherm met veertig kolommen.
Een regel had 40 tekens, zoals deze zin.
Het kon bijna niets in vergelijking met de apparaten die we nu hebben, maar Akkerman had er visioenen bij: je kon zelf dingen uitrekenen, zodat je niet meer hoefde af te reizen naar een mainframe in een rekencentrum. Hij had zelfs een disk drive! Dat wilde ik ook! Ik had ook het gevoel dat de computer – een apparaat dat kan terugpraten! – wel eens een grote impact op ons leven zou kunnen hebben.
Iedereen verklaarde me voor gek, ze kostten een vermogen, maar na mijn afstuderen in 1981, kreeg ik een erfenis en kon ik een computer betalen. En zo kocht ik een Apple ii.
Adaptief testen
De affiniteit met computers en mijn studie psychologie heb ik in mijn werkzame leven altijd gecombineerd. Ik ben gepromoveerd op adaptief testen. De meeste tests zijn lineair, dan moet iedereen alle items maken. Bij een adaptieve test worden de items aangepast aan het niveau van degene die getest wordt.
Mijn kennis over adaptief testen heb ik gebruikt voor mijn werk bij de ns. Ik werkte daar op de psychologische afdeling, ongeveer de grootste van Nederland, waar jaarlijks zo’n tienduizend sollicitanten werden getest. Ik heb daar het testonderzoek geautomatiseerd.
Daarnaast was ik bezig met de oprichting van mijn bedrijf Psy Tech. Ook hier hield ik me bezig met psychologie ten behoeve van technologie en andersom. Via via kwam ik in contact met een directeur van een systeemhuis, een bedrijf waar je computers met bijbehorende software kon kopen. Dit huis leidde een paar keer per jaar een club leerling-programmeurs op. Binnen drie maanden werden ze klaargestoomd, maar vaak ging het fout. Ik legde hem uit dat ik daar met mijn bedrijfje iets aan kon doen. Hoewel hij niet veel voelde voor samenwerking met psychologen, theologen, agogen of andere -ogen, beviel mijn rechtstreekse aanpak hem wel.
Maar vooral wekte ik zijn vertrouwen omdat ik bezig was een eigen bedrijf op te richten. Ik was dus niet alleen psycholoog, maar ook ondernemer! Toch had hij even geen behoefte aan mijn diensten, want hij had net twintig trainees aangenomen. Daarop zei ik: ‘Dan doen we een experiment.’ Ik bood aan de twintig leerling-programmeurs te testen en de testresultaten geheim te houden. Na een maand of drie zou ik me weer melden en dan konden we kijken hoe accuraat mijn voorspellingen waren geweest als je die vergeleek met de praktijk.
Hij ging akkoord. Ik testte de twintig trainees met de apt (Applicatie Programmeur Testbatterij) en maakte een ranking. Na drie maanden nam ik weer contact op en gaf ik een presentatie bij het systeemhuis. Ik liet hen mijn uitslag zien en we vergeleken het met hun ervaringen. Ik had een schifting gemaakt van wie wel en wie niet geschikt was voor de functie en ik had een ranking van de vijf minst geschikte kandidaten en van de vijf besten.
De directeur was verbluft. Van de twintig kandidaten waren er drie tijdens de cursus afgevallen en drie hadden geen arbeidsovereenkomst gekregen. Van deze zes afvallers zaten er vijf in mijn groepje van slechtste kandidaten. De vijf beste kandidaten bleken in de praktijk ook echt goed te zijn. Alleen de topper van hen, was door mij als middelmatig getest. Niet alles is te voorspellen, begreep de directeur, maar dit was boven verwachting en zo haalde ik mijn eerste grote opdracht binnen. Ik legde hem overigens uit dat ik mazzel had gehad, want als je zo’n instrument op zo’n klein groepje uittest, kan het heel goed zijn dat je ernaast zit. Zo’n test wordt pas betrouwbaar als je hem bij grote groepen afneemt.
Geluk of niet, hij was overtuigd en voortaan mocht ik al zijn kandidaten testen, ook kandidaten voor commerciële en leidinggevende functies. Daarmee had ik veel minder affiniteit, dat heb ik hem ook uitgelegd, zulke kandidaten kunnen zich beter voordoen dan ze zijn. Maar dat maakte hem niet uit, ik moest ze toch testen. Tja… dan laat je zo’n opdracht niet liggen natuurlijk. Alles bij elkaar was het een goede start van mijn bedrijf en loopbaan.’
Foto: Herman Wouters