Formules niet allesbepalend
De kern van het eerste bezwaar van Niessen et al. (2019) is dat de assessmentpsycholoog op basis van een aantal instrumentuitslagen zelf tot een beslissing voorspelling komt over een kandidaat. Dat is inderdaad de gangbare situatie als iemand een (uitgebreid) assessment doet.1 Het betreft hier de klassieke vorm van klinische predictie, in tegenstelling tot een mechanische voorspelling gebaseerd op een (multiple) regressievergelijking. En voor individuele assessments is die ‘klinische’ uitkomst ook allang bekend, die ligt rond de .35 (Schmidt & Hunter, 1998; Schmidt, Oh & Shaffer, 2016). Dat is namelijk de uitkomst van de predictieve validiteit van een individuele assessment center procedure. Die validiteit is trouwens een stuk lager dan de predictieve validiteit van toepassing van een enkele intelligentietest, die is al rond de .65 (Schmidt, Oh & Shaffer, Ibid.). Doe je er relevante dimensies van een goede persoonlijkheidsvragenlijst bij, dan komt de .80 in zicht (ibid.).
Je betaalt bij een uitgebreid individueel assessmentcenter-procedure een