Lees verder
Blijf je psycholoog als je professioneel een metamorfose ondergaat? In deze rubriek vertellen psychologen over de opmerkelijke carrièreswitch die ze hebben gemaakt. In deze aflevering: Donald van Tol, ethicus, docent en onderzoeker.
Geertje Kindermans

Donald van Tol studeerde psychologie en werkt nu als ethicus, docent en onderzoeker bij de vakgroep sociologie en de huisartsopleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen. Maar dat klinkt erg simpel voor iemand met een meanderende carrière die vaak meer toeschouwer is dan dat hij tot de groep behoort.

Aanvankelijk ging hij in Groningen bedrijfskunde studeren, maar dat bleek niets voor hem. Omdat hij zich wel interesseerde voor de psychologische vakken, stapte hij over naar psychologie. Van Tol: ‘Ik ben geen lange termijnplanner, ik kijk niet naar een stip op de horizon, maar naar de golven om me heen. En als een golf me bevalt, stap ik erop, zonder dat ik weet waar die me precies naartoe zal brengen.’

Meta

Hij studeerde theorie en geschiedenis van de psychologie bij Trudy Dehue. Dat vak koos hij niet omdat hij wist wat hij ermee wilde, maar omdat hij het op dat moment interessant vond. ‘Dan studeer je niet letterlijk psychologie, maar je bestudeert de psychologie als discipline, het is een meta-afstudeerrichting. Ik ben erin afgestudeerd, maar voel me daardoor niet echt psycholoog. Mijn schoonzusje is psycholoog-nip en noemde me wel eens gekscherend psycholoog-nep. Dat meta-perspectief is voor mij eigenlijk kenmerkender dan welke studie ik precies heb gedaan.’

Na zijn studie kon hij al snel een promotieplaats krijgen bij Rechtssociologie op de rechtenfaculteit. ‘Daar kijkt men met een sociologische blik naar het recht, ook dat is een metablik. Het onderzoek ging over de euthanasiewetgeving in Nederland. Dat is een maatschappelijk relevant onderwerp, dus dan verwacht je dat het onderzoek niet in een bureaula verdwijnt, wat gelukkig ook niet gebeurde.’

Er ging een nieuwe wereld voor hem open. Hij liep niet meer tussen psychologen rond, maar tussen juristen en artsen. Uit zijn onderzoek bleek onder meer dat juristen en artsen verschillend tegen de regels aankeken. Juristen dachten dat artsen wat te los met de regels omgingen, terwijl artsen van juristen vonden dat ze te rigide waren. Maar beide beroepsgroepen maakten binnen hun eigen professie zorgvuldige overwegingen, concludeerde Van Tol.

Niet zozeer de verschillen, maar meer de overeenkomsten tussen de verschillende professionals vallen hem op. Zo ziet iedere professional overal zijn professie: psychologen psychologiseren, artsen medicaliseren en juristen juridiseren. ‘Dat is wel logisch. Toen ik vader werd, zag ik overal zwangere vrouwen en vaders achter kinderwagens. Je bekijkt de wereld door je eigen bril.’

Dilemma’s

Na wat omzwervingen is Van Tol nu onderzoeker en docent en houdt hij zich vooral bezig met ethiek, professionalisering en medische sociologie. Hij geeft onderwijs aan sociologiestudenten en huisartsen-in-opleiding. ‘Dan breng ik ook de psychologische invalshoek naar voren. In mijn lessen gaat het bijvoorbeeld over consultvoering en over de arts-patiëntrelatie. Hoe ziet een goed consult eruit? Hoe kan een huisarts de hulpvraag achterhalen? Als je net bent opgeleid binnen de geneeskunde, ben je vooral gefocust op de medische kant. Maar waar een specialist zich specialiseert, wordt een huisarts juist breder. Hij moet van alles een beetje weten. Hij moet niet alleen naar de medische klachten kijken, maar er ook de context bij betrekken: slaapt de patiënt goed? Hoe gaat het op zijn werk? Zijn de relaties een beetje in orde?’
Bovendien laat hij huisartsen-in-opleiding nadenken over ethische dilemma’s. ‘Als een patiënt rokend binnenkomt, kun je daar verbolgen over zijn. Maar je kunt je ook afvragen of het geen weloverwogen keuze is. En in hoeverre moet je je daarmee bemoeien?’

Ander voorbeeld: artsen geven hun mobiele nummer doorgaans niet aan patiënten. Dan wordt de professionele afstand te klein. Maar als iemand bijvoorbeeld op sterven ligt, kan het wel goed zijn. Zo’n vraag bespreekt Van Tol graag in zijn onderwijs. En dan niet om er algemene regels over te formuleren, maar om te stimuleren dat huisartsen er zelf goed over leren nadenken.

Afwijken

Hij zit verder als ethicus in een regionale toetsingscommissie waar hij samen met een arts en een jurist beoordeelt of een arts die een euthanasie heeft uitgevoerd zich aan de zorgvuldigheidseisen heeft gehouden. Ethiek komt in zijn werk als docent en onderzoeker ook terug. Maar de meeste ethici hebben filosofie gestudeerd, in die zin wijkt Van Tol er ook hier van af. ‘Psychologen vinden me vaak geen echte psycholoog, juristen vinden me geen jurist – terwijl ik bij rechten ben gepromoveerd, ik geef les aan huisartsen in opleiding maar ben geen medicus en ik verzorg onderwijs bij sociologie, maar ben geen socioloog.’

Als hij moet kiezen voelt Van Tol zich nog het meest een medisch socioloog. ‘Maar het psychologische perspectief komt bij mij altijd weer bovendrijven, bijvoorbeeld bij de begeleiding van huisartsen. Ook eerder was die focus er al. In de euthanasiediscussie bijvoorbeeld, toen ik bij rechten promoveerde, viel mij op dat de positie van de huisarts vaak wordt genegeerd. Maar het is een moeilijke, zware, emotionele opgave om bij iemand euthanasie te verrichten. Hoe beleeft de arts het en wat betekent het voor hem, vroeg ik mij toen af. Dat zal mijn psychologische blik zijn.’