‘Ik had het nog niet eerder meegemaakt dat een vraag van buitenaf me op een idee bracht voor een boek. Voor De Dromenwever gebeurde dit wel: een bevriende kunstenares vroeg zich af hoe blinden dromen. We associëren dromen voornamelijk met een innerlijke film, als je de beelden wegdenkt, wat blijft er dan nog over?
Ik wist niets van dromen, maar de vraag intrigeerde me. Ik legde een dossiertje aan en daar kwamen meer interessante vragen uit voort. Iemand die altijd blind is geweest, heeft nooit beeld gehad, dus die moet dromen in tastgewaarwording en geluid. Maar hoe droomt iemand die op latere leeftijd blind wordt? Blijft hij in beelden dromen of houdt dat na een tijdje op?
Handicaps in dromen
Deze vraag blijkt in het begin van de negentiende eeuw al te zijn uitgezocht. Ergens tussen het vijfde en het zevende jaar is het omslagpunt, wordt iemand voor die tijd blind, dan gaat hij niet