Lees verder
Rina Ghafoerkhan en Mathijs Hoogstad werken al jaren samen in het buitenland. Vorig jaar werden ze via een grote hulporganisatie naar Syrië gestuurd om de psychische zorg voor oorlogsslachto-ffers te coördineren. Rina hield een dagboek bij. ‘Midden in de nacht vraagt de chirurg of ik meekom voor een spoedgeval. Een meisje, nog geen drie jaar oud en haar even oude neefje liggen in de Emergency Room.’
Beeld: DonaBozzi/Shutterstock.com (blogsofwar.me, LinkedIn)
Rina Ghafoerkhan en Mathijs Hoogstad

1 mei, Amsterdam

Zojuist gebeld met het verzoek of ik op missie wil naar Syrië om daar als psycholoog te gaan werken. Doel: de psychische zorg coördineren voor de oorlogsslachtoffers in Noord-Syrië voor drie tot zes maanden! Alleen, zonder Mathijs. Wat spannend en stoer, maar erg lang zonder elkaar. In de afgelopen jaren hebben we als stel altijd samen in hetzelfde land gewerkt. Ik wil dolgraag gaan, maar Mathijs heeft zijn bedenkingen. Is het wel veilig genoeg? En drie tot zes maanden zonder elkaar is best lang, zeker in zo’n gevaarlijk gebied.

28 mei, Amsterdam

Een telefoontje met de vraag of Mathijs ook naar Syrië wil. Ze hebben qua workload een tweede psycholoog nodig in dezelfde missie. Vanwege cultuuraspecten is er ook behoefte aan een mannelijke psycholoog. Werken voor een hulporganisatie in een oorlogsgebied, het is een ambitie die we beiden, onafhankelijk van elkaar, al jaren hebben. En nu krijgen we de mogelijkheid. Dus doen! Maar het is ook intens, niet alleen voor ieder van ons, maar ook voor onze relatie.

Samen leven, samen werken, nauwelijks vrije tijd, strenge veiligheidsbeperkingen, volle dagen, intensief samenleven met andere collega’s, soms ieder op een verschillende plek in een verschillend ziekenhuis in oorlogsgebied. Houden we dat vol? Hoe kunnen we contact houden? Hoe vaak zien we elkaar?

24 juni, Parijs

Briefing op het hoofdkantoor in Parijs. Er wordt ons verteld dat we ons moeten voorbereiden op het risico van kidnapping, beschietingen, bombardementen en zelfs een gifgasaanval! Na de briefing hebben we dan ook een paniekmoment; een reality check. Waartegen hebben we ‘ja’ gezegd? Waar beginnen we in godsnaam aan? In hoeverre zetten we hiermee ons leven op het spel? Is dat het waard en waar doen we dat eigenlijk voor?

Na een Frans diner met een goed gesprek hebben deze angsten weer wat naar de achtergrond. We gaan het doen!

24 juli, van zuidelijk Turkije naar noord Syrië

Ik ben een paar dagen geleden aangekomen in de missie, Mathijs komt over enkele dagen. Ik bezoek vanuit de basis in Turkije een van de zes ziekenhuizen die de hulporganisatie in Noord Syrië heeft. Voor onze missie zullen wij in twee van die ziekenhuizen werken. Ik bel naderhand Mathijs met een uitgebreid verslag. Naast het prettige ontvangst van collega’s in de missie vertel ik hem over de chaos van de grensovergang, de hoeveelheid vluchtelingen en de voelbare dreiging in Syrië.

Het ziekenhuis in Noord-Syrië ziet allerlei medische problemen voorbij komen, van schotwonden tot gecompliceerde bevallingen. Het grootste probleem waarmee ze echter te maken krijgen, zijn patiënten met ernstige brandwonden. Door de burgeroorlog is er een groot tekort aan middelen zoals water, eten en olie. Vanwege de schaarse olie proberen mensen thuis zelf ruwe olie te raffineren. Dit is echter een zeer ingewikkeld en delicaat proces dat gemakkelijk mis gaat, en wanneer het mis gaat heeft dit grote brandexplosies tot gevolg. Die veroorzaken verschrikkelijke brandwonden bij mannen, vrouwen en kinderen die vervolgens naar het ziekenhuis komen. In veel gevallen kan het medisch personeel niets anders doen dan palliatieve zorg bieden. Voor de andere patiënten betekent het een lang en pijnlijk proces van operaties, revalidatie en naderhand de confrontatie met de littekens en de psychologische en sociale consequenties.
Ik bespreek met Mathijs hoe we de psychologische zorg die wij zullen bieden het beste kunnen aanpakken. We besluiten dat we ons allereerst zullen richten op een inventarisatie van de psychologische behoeften van de patiënten en het medisch personeel. Ook zullen we ons verdiepen in toepasselijke psychologische interventies en op zoek gaan naar samenwerkingspartners in de omgeving.

10 juli, van noord Syrië naar zuidelijk Turkije

Mathijs is inmiddels aangekomen in de missie en wacht op mij in Turkije. Ik reis terug van een bezoek aan ‘het veld’. Ik heb met de verschillende patiënten, hun families en het medisch personeel gesproken. Op basis hiervan zullen Mathijs en ik ons psychologische programma binnen twee ziekenhuizen van de hulporganisatie bepalen. Dit betekent allereerst Syrische psychologen zoeken en aannemen.

Er zijn niet veel psychologen in Syrië, en tijdens de oorlog al helemaal niet. Dus we besluiten om bachelorstudenten psychologie aan te nemen van onder meer de University of Aleppo en Damascus University en deze intensief te trainen en begeleiden in toegepaste psychische begeleiding en behandeling. Zij zullen het leeuwendeel van het werk met patiënten doen, gezien de taal- en cultuuraspecten en hun verbondenheid met het land. Zo wordt het programma hopelijk zo effectief en duurzaam mogelijk. Waar nodig vullen wij aan door samen met hen directe diagnostiek en behandeling te bieden.

Ook zullen we psychologische ondersteuning opzetten voor onze Syrische en internationale collega’s. Logischerwijs leeft iedereen onder zeer stressvolle omstandigheden; directe zorg aan patiënten bieden met ernstige wonden binnen een oorlogssetting waarin je eigen veiligheid en die van je geliefden continu onzeker is.

15 juli, noord Syrië

We zijn beiden in Noord Syrië, Mathijs in het ene ziekenhuis, ik in het andere. Hemelsbreed is het slechts 150 kilometer, maar vanwege de hevige gevechten en hoge risico’s in het gebied is deze afstand onmogelijk om te overbruggen. We verblijven steeds voor enkele dagen of weken in Syrië, waarna we weer voor een paar dagen in Turkije werken. Soms zijn we daardoor gelijktijdig in Turkije, bij elkaar, maar soms is één of beiden van ons in Syrië. Dit is steeds extra spannend, vanwege de slechte telefoonverbinding, maar ook omdat we geregeld horen over incidenten in de omgeving of ontvoeringen. We hopen de hele tijd dat de ander veilig en oké is.

Liggend in bed probeert Mathijs zijn eigen ongemakken en de risico’s te negeren. We bellen en hij vertelt mij dat hij veel voldoening haalt uit het opleiden van de talentvolle Syriërs en vooral om het gevoel van onmacht en hopeloosheid om te zetten in directe zorg aan getroffenen van dit grote conflict. Door bombardementen verderop kan Mathijs voorlopig niet weg. Hij telt de nachten af en kijkt er naar uit om het beklemmende en benauwende gevoel van Syrië te verlaten.

17 juli, noord Syrië

Een normale werkdag in Syrië voor ons beiden. De wekker gaat om zeven uur, werk begint om acht uur ‘s ochtends tot zeven of acht uur in de avond. Tussendoor is een lunchpauze, maar verder komen (en mogen) we het ziekenhuis niet uit. We trainen en begeleiden onze Syrische counselors. Samen met hen spreken we patiënten individueel of met hun familieleden, helpen de verplegers, fysiotherapeuten en artsen hun zorg op gepaste wijze te geven, aansluitend bij psychische noden van patiënten. En wat een bewondering voor de expertise en energie van onze collega’s! Fantastische professionals die keihard blijven werken voor hun patiënten. Verder proberen we het primaire proces van screening, intake en begeleidende gesprekken voor psychische ondersteuning vast te leggen en helder te integreren binnen de medische zorg.

Moe van weer een dag, hebben we ons avondeten met onze tien, vijftien internationale collega’s in het gedeelde en te kleine huis. We hebben goed contact met onze collega’s, maar in de paar korte uurtjes vrije tijd gaat ook iedereen zijn eigen gang, op laptop, iPad of e-reader. In de avonden kletsen en lachen we wat met collega’s, lezen we een boek en proberen we elkaar te bellen om te horen hoe ieders dag was. Rond tien, elf uur gaan we moe naar bed, waar we een bescheiden benauwde kamer delen met drie collega’s.

Op de achtergrond klinken korte, herhaaldelijke salvo’s uit een geweer of Kalasjnikov.

21 juli, noord Syrië

Midden in de nacht vraagt de chirurg of ik meekom voor een spoedgeval. Een meisje, nog geen drie jaar oud en haar even oude neefje liggen in de Emergency Room. Ernstig verbrand, haren verschroeid, stukken kleren overal. Vader en oom lopen beduusd rond en wachten af. Ik informeer naar de situatie en de chirurg vertelt dat het meisje haar lichaam voor negentig procent verbrand is en zij de komende uren zal overlijden; er kan medisch niets meer gedaan worden. Het neefje is voor ongeveer vijftig procent verbrand, en heeft een kleine kans te overleven. De chirurg vertelt dat de wonden zo ernstig zijn dat beide beentjes hoogstwaarschijnlijk geamputeerd moeten worden en er ernstige littekens in zijn gezicht en lichaam zullen blijven. Het medisch team is druk om zijn wonden te verbinden en te zorgen dat hij kan worden overgebracht naar Turkije voor gespecialiseerde medische zorg.

Ik word gevraagd om met de familieleden te praten. Ik leg de vader en oom uit wat er medisch aan de hand is en wat hen te wachten staat. Ik beantwoord hun zorgen en vragen; of het meisje pijn heeft, of ze dorst heeft, of ze lijdt. De artsen kunnen hierin geruststellen, maar het vooruitzicht blijft somber.

Ik bespreek met hen in hoeverre andere familieleden kunnen komen, omdat dit moment van afscheid nemen zeer belangrijk kan zijn voor het rouwproces. Na een kort gesprek kiezen ze ervoor om de moeder en tante niet te laten komen om afscheid te nemen. Ze zouden daarvan te veel overstuur raken en de reis van huis naar het ziekenhuis in de nacht is te gevaarlijk. De mannen leggen hun hoop in de handen van de chirurgen en Allah.

Het meisje overlijdt enkele uren later, het jongetje wordt Turkije binnengelaten en krijgt daar medische hulp. Zijn lot is ongewis.

30 juli, zuidelijk Turkije

Er is een chemische wapens-expert van de hulporganisatie op bezoek. Hij geeft ons team een training over de gevolgen en richtlijnen in het geval van een chemische wapenaanval. Na de theoretische presentatie volgt een demonstratie over hoe we ons gasmasker en zogeheten CBRN-pak (een pak dat beschermt tegen planten, schimmels, virussen en bacteriën) moeten aantrekken. Het pak is van wit plastic en ziet eruit alsof we in een futuristische film gaan spelen. Er wordt tussen de collega’s veel gegiecheld. Het is een rare ervaring een gasmasker op te hebben; je weet dat je kan ademen, maar het voelt toch benauwend.

Ergens in onze gedachten speelt de grote angst die we niet uitspreken: ‘ik hoop dat ik dit pak nooit echt aan hoef, terwijl er patiënten binnenkomen die stikken in giftige stoffen.’ Voor het geval dat proberen we alle stappen zo goed mogelijk te onthouden.

15 augustus, van noordelijk Syrië naar zuidelijk Turkije

Ik reis na een bezoek aan het ziekenhuis opgelucht terug naar Turkije. Daar mag ik eindelijk mijn lange gewaden en verstikkende sluier af. Daar valt de continue spanning van mij af en is er meer bewegingsvrijheid. Ik heb net een kort bezoek achter de rug waar ik kandidaten voor de vacature als psycholoog heb geïnterviewd. Ik ga met een gemengd gevoel terug naar Turkije.

Mijn dankbaarheid en opluchting over mijn vertrek uit Syrië voelt ook als een soort verraad. Verraad naar de collega’s die daar nog wel een aantal weken/ maanden moeten blijven. En als een nog groter verraad naar onze Syrische collega’s en patiënten. Wij, de expats, gaan allemaal een keer naar huis, laten Syrië achter ons, gaan verder met ons bevoorrechte leven in het westen of naar het volgende conflict. Maar zij, onze Syrische collega’s, de echte helden, zij kunnen niet weg. Zij zijn gebonden aan hun land, hun familie en daarmee aan deze oorlog.

Dus ja, opluchting als ik de Turkse vlag in de verte zie: ik ben veilig en ga met een ervaring rijker terug naar de relatieve luxe van Turkije. Maar ook bewondering en immens respect voor onze Syrische collega’s en patiënten. Hoe houden ze dit vol? Zo gastvrij, gedreven en hoopvol. Is dit wat we voor ogen hadden in onze idealistische dromen om als psycholoog naar oorlogsgebieden af te reizen? Of is wat we brengen een te kleine druppel op de gloeiende plaat?

18 augustus, noord Syrië

Ik ben al een tijdje in Turkije, maar Mathijs zit in Noord-Syrië. We bellen regelmatig. Hij vertelt me over een van zijn cliënten. Een man kwam met zijn jongere broer naar het ziekenhuis, omdat zijn broer al lange tijd pijn in zijn rechterhand en -pols heeft. Ondanks vele medische onderzoeken is er geen oorzaak gevonden. Tijdens het uitgebreide gesprek met beide mannen vermoedt Mathijs, zowel door de jongere broer zijn doen en laten als uit de heteroanamnese met de oudere broer, dat de jongere broer mogelijk zwakbegaafd is. Zijn gedrag leidt binnen de familie tot onenigheid en hij wordt genegeerd en gekleineerd.

Mathijs neemt het verhaal van deze jongere broer serieus en twijfelt: wat is er aan de hand? Wat kunnen wij bieden? Mathijs vraagt ook, met behulp van een goede mannelijke tolk, naar onderwerpen waar deze jongeman zich mogelijk voor schaamt. Uiteindelijk, na een moeizaam lopend gesprek van ruim een uur, vertelt de jongeman voor het eerst in zijn leven dat hij regelmatig masturbeert met zijn rechterhand. Hij is bang dat zijn kracht wegvloeit omdat dergelijke handelingen cultureel en religieus gezien verboden zijn.

Zijn broer is verrast, toont direct begrip en stelt hem gerust. Mathijs stelt zich als buitenstaander terughoudend op om uitspraken te doen over dergelijke taboeonderwerpen. Met tolk en broer praten we verder over het raadplegen van een imam of traditionele leider in hun dorp om dit onderwerp verder bespreken. Mathijs vertelde me dat hij een kleine glimlach moest onderdrukken vanwege de verrassende wending van het gesprek.

21 augustus, noord Syrië en zuidelijk Turkije

Zuidelijk Turkije: Ik vraag ‘s ochtends aan een Syrische collega hoe het vandaag met hem gaat. Emotioneel vertelt hij dat er zojuist een aanval heeft plaatsgevonden in Syrië waarbij honderden mensen zijn vermoord. Ik probeer met collega’s snel via internet en televisie meer informatie te vergaren. Er is inderdaad een aanval geweest. Er wordt gesproken over een chemische aanval, maar dit is nog niet bevestigd. De beelden zijn zeer heftig. Ik volg de hele dag het nieuws; dertig minuten van de grens en daar over de grens is van alles gaande.

Noord Syrië: Mathijs z’n werkdag in Syrië is net gestart als het nieuws zich razendsnel verspreid. Niet via tv of internet, maar direct via familieleden van collega’s die in of bij de getroffen wijken wonen. Iedereen is aangeslagen en erg verontrust. Niemand kan over iets anders praten en iedereen die familie inDamascus heeft probeert hen te bereiken en te horen of ze in orde zijn. Mathijs is ook geschrokken en probeert te begrijpen wat er gebeurd is en waar. Hoe ver weg is dit? En wat betekent dit voor ons? Gelukkig krijgen we snel genuanceerde details te horen en onze veiligheid is niet extra in het geding. Dat stelt enigszins gerust. Maar wat zullen hiervan de gevolgen zijn?

15 september, zuidelijk Turkije

Mathijs en ik hebben zojuist gehoord dat we een groot deel van ons werk moeten staken, opschorten. Ontzettend balen! Het wordt steeds lastiger Syrië binnen te komen en het wordt te onveilig om een grote groep expats in Syrië werkzaam te hebben. Dus de missie wordt gereduceerd, deels begrijpelijk, maar ook moeilijk te accepteren en om moedeloos van te worden. Misschien is het toch te ingewikkeld en risicovol om tijdens zo’n chaotisch en heftige oorlogssituatie psychische zorg te bieden.

Het voelt oneerlijk en onterecht, ook al realiseren we ons dat er grotere politieke belangen in het spel zijn. Gelukkig zullen enkele getrainde Syrische psychologen en verplegers met de patiënten blijven werken en kunnen ze begeleiding via Skype of telefoon krijgen.

28 september, Amsterdam

Eerder dan gepland zijn Mathijs en ik na drie maanden al weer terug in Nederland. Erg plots zonder werk en huis. Jeetje, wat is het raar om uit de situatie te zijn! Aan de ene kant opluchting, maar eveneens is het erg bizar om de beelden van Syrië op het Nederlandse nieuws te zien en zelf niet daar te zijn. Een hele andere versie en interpretatie van de gebeurtenissen en hoofdrolspelers. Niet het land waar wij net nog waren, nieuwe vrienden hebben gemaakt en een inkijkje in het dagelijks leven van de mensen hebben gehad, maar het ‘zoveelste Midden-Oosten land dat in uitzichtloos conflict is’.

10 november, Amsterdam

Na alle aandacht rondom de chemische aanval en wel of niet ingrijpen van het Westen verdwijnt ‘Syrië’ naar de achtergrond in de media. We proberen via de media mee te leven met de verhalen daar, maar het gaat niet zoals daar. Het heden, ons hier-en-nu gaat voor en ook voor ons verdwijnt Syrië langzaam naar de achtergrond.

Onze volgende missies staan al klaar. Mathijs gaat naar de Filippijnen na de Tyfoon Yolanda, ik reis af naar Libanon om daar professionals te trainen die werken met Syrische vluchtelingenkinderen.

15 december, Amsterdam

Inmiddels zijn we terug uit de Filippijnen en Libanon en proberen we ons leven in Nederland op te pakken. We hebben nu meer tijd om stil te staan, terug te kijken op onze missies en het nieuws over Syrië te volgen. We vertellen vrienden over de onveilige grensovergangen en het beklemmende gevoel in Syrië. Het voelt alsof we in drie maanden een jaar aan ervaringen hebben doorgemaakt, onmogelijk om samen te vatten.

Nu, achteraf laten we de angst toe die we toen voelden. Ik bedenk mij wat er allemaal mis had kunnen gaan en voel mij dankbaar dat we samen heelhuids thuis zijn gekomen. Het onrecht in Syrië wordt pas duidelijk tegen de achtergrond van de veiligheid van Nederland. Onze gedachten zijn vaak bij onze dappere Syrische collega’s, die zich dag in dag uit inzetten voor de continue stroom aan patiënten, de echte helden.

Beeld: DonaBozzi/Shutterstock.com