‘Dertig jaar geleden heb ik psychologe Inge Umbgrove leren kennen. Ik solliciteerde bij een psychologenpraktijk in Purmerend die zij kort daarvoor was begonnen. Ze was een kleine vrouw met zwarte haren en grote open ogen waarmee ze je aandachtig opnam. Ze straalde rust uit. Ik kom uit Oostenrijk en maakte een grapje over mijn accent. Ik zei: “Ik ben hier net, dus ik spreek nog niet zo heel goed Nederlands.” Zij deed mijn accent een beetje na en zei vrolijk: “Maar ik versta je wel voldoende.” We lachten, de spanning viel weg, er was meteen een klik.
Iemand stelde de vraag: “Wat doe je bij een cliënt met een fobie?” Ik antwoordde dat ik natuurlijk zou kijken hoe iemand er in het dagelijks leven mee kon leren functioneren, maar dat ik ook de achtergrond van de fobie wilde onderzoeken. Dat ik wilde weten wat de functie van de klacht voor iemand in zijn leven was. Inge reageerde spontaan: “Zo denk ik ook!” Ik werd meteen aangenomen.
We werden al snel vriendinnen, kletsten veel, speelden tennis, volgden schilderlessen, wandelden vaak en volgden gezamenlijk onze psychotherapie-opleiding. Ook onze visie was gelijk: wij behandelen geen ziekten, maar mensen. En het beste medicijn is de ontmoeting. Een diagnose is slechts een hulpmiddel, we moeten vooral de kracht van de mens naar boven halen.
Zwaar leven
De natuur is in onze aanpak heel belangrijk. Onze manier van werken hebben we door de jaren heen ontwikkeld. Ik ging ooit samen met Inge naar Oostenrijk. Toen we de berg opliepen naar het dorpje waar ik vandaan kom, zei ze: “Wat ben jij geprivilegieerd dat je hier bent opgegroeid!” Dat leek me een beetje overdreven, ik vond het vrij saai daar. Maar ze bleef het herhalen: “Jij praat niet over de natuur, want de natuur zit in je.”
Daarin had ze gelijk, ik kreeg het met de paplepel ingegoten. Mijn moeder had een zwaar leven, ze werd bijvoorbeeld twee keer weduwe, maar door de natuur kon ze zich handhaven, die was een helende factor voor haar en dat heb ik inderdaad meegekregen.
Aanleiding om echt onze eigen methode te ontwikkelen vormde de cafébrand in Volendam op 1 januari 2001. Wij kregen verschillen cliënten in onze spreekkamer die mensen verloren hadden in de brand, of zelf verbrand waren. Inge sprak onder andere een huilende vader die zijn zoon van achttien had verloren en die ten einde raad was. Ik had een jongen van 25 in behandeling die zijn broertje was kwijtgeraakt. De jongen was er kapot van, hij kon niet meer werken, ook de rest van de familie was ontredderd. In zulke situaties sta je als therapeut met lege handen.
Wij vroegen deze mensen: wat kunnen we voor je doen? Wat heb je nodig? De jongen van 25 antwoordde op die vraag: “Ik word alleen rustig als ik buiten ben, in de natuur.” En Inges cliënt zei: “Ik zie mijn zoon voor me, zittend op een paard terwijl hij door de bossen rijdt.”
We bespraken het met elkaar en met de andere therapeuten, het was iets wat steeds terugkwam. We zagen dat verbale therapie alléén voor deze cliënten niet genoeg was.
Op een paard
Het beste medicijn is de ontmoeting
In de periode erna kreeg ik kinderen en stond ik iets meer op afstand. Inge en collega Geza Kovács hebben de methode samen verder ontwikkeld. Ze zijn naar Amerika gegaan om de opleiding tot hippisch therapeut te volgen. We namen paardrijlessen op de Veluwe, ook ik heb dat gedaan en we merkten dat er iets speciaals gebeurt. Toen ik op een paard zat met mijn zoontje, dat ongedurig was, viel hij al snel in slaap.
We zijn psychodynamisch opgeleide psychotherapeuten, in onze behandeling betrekken we de natuur erbij en maken gebruik van paarden en andere dieren. Ook zijn we in aanraking gekomen met de beweging ‘De nieuwe ggz’ van psychiater Jim van Os. We hebben zijn visie eveneens in onze methode opgenomen.
Onze doelgroep zijn mensen met chronische ptss, mensen die bijvoorbeeld als kind chronisch zijn verwaarloosd, mishandeld of misbruikt, of door adoptie in de problemen zijn geraakt en een moeizame hechting hebben doorgemaakt.
Sommige cliënten hebben al veel verbale therapie gehad, waarvan ze vaak veel hebben geleerd, maar het is niet genoeg. Soms is uitleg onvoldoende en moet je iets echt ervaren. Een cliënt met hechtingsproblemen heeft als kind geen adequate spiegeling gehad en paarden spiegelen heel goed. Door hen met paarden in aanraking te brengen, kunnen ze bepaalde dingen heel primair ervaren en zo omzeil je hun cognitieve afweer.
Bij de intake maken we geen gebruik van de dsm, maar stellen vier basisvragen volgens De nieuwe ggz-filosofie: waarvan hebben ze last, wat is hun kracht, wat willen ze bereiken in de therapie en wat hebben ze nodig? Heeft iemand bijvoorbeeld moeite met het maken van contact, dan gaan we dat oefenen met een paard. Een ander heeft problemen met nabijheid en afstand en dat kun je op een andere manier weer met paarden oefenen.
Praktijk in de bossen
Aanvankelijk werkten we vanuit een stadse omgeving. Maar we droomden van een praktijk midden in de natuur. Zo’n vijftien jaar geleden wilden Inge en haar man een tweede huis op de Veluwe kopen. Inge stuurde me een foto van de boerderij die ze op het oog hadden. Het was een foto van een Veluwse boerderij met rieten dak op een groot stuk grond. Ik was meteen enthousiast. Later hebben we het praktijkgebouw erbij gebouwd.
Inmiddels is Inge overleden. Ze wilde graag dat we op de ingeslagen weg door zouden gaan. Een van de laatste keren dat ze in Putten was, liepen we aan het einde van de werkdag al kletsend naar buiten. Midden op het erf staat een prachtige eik, hij was net gesnoeid. We gingen eronder staan, ik keek naar boven en zei: “Er is wel veel weggehaald.” Inge volgde mijn blik en zei: “Ja, maar dat is goed, dat moest. Deze eik maakt de volgende generatie nog mee, wij niet meer.”’
Beeld: Stijn Rademaker