‘Ik kom uit een orthodox milieu, van huis uit waren we reformatorisch. Van mijn ouders mochten mijn zussen en ik studeren, wat niet in alle gezinnen zo vanzelfsprekend was. Eigenlijk kende ik in ons milieu twee soorten vrouwen, de ene ging trouwen, kreeg kinderen en bleef thuis, de andere maakte carrière, maar bleef ongetrouwd.
Ik begon met pedagogiek en onderwijskunde, maar de psychologievakken die ik volgde, vond ik heel fascinerend, dus ik stapte over. Bij pedagogiek leer je hoe mensen leren, bij psychologie kruip je echt in hun hoofd; psychologie ging over wat ik écht wilde weten.
Door de studie psychologie gebeurt er automatisch iets met je religieuze wereldbeeld. Binnen een traditioneel religieus milieu heb je geen psychologie nodig, dan wéét je al hoe mensen in elkaar steken en wat goed gedrag is. Zo’n overtuiging voorziet eigenlijk in een psychologisch kader. Ik moest mijn studie psychologie daarom van het geloof loskoppelen. Neem alleen al de evolutietheorie, die heel dominant is binnen de psychologie, maar die niet makkelijk te verbinden is met een religieuze achtergrond zoals de mijne. Of het gegeven dat het in een religieuze overtuiging heel belangrijk is dat je de ander voor laat gaan. Binnen de psychologie leer je dat dat helemaal niet zo gezond is, dat je veel beter voor jezelf kunt kiezen. En neem afhankelijkheid, dat is een groot goed binnen een religie, je bent bijvoorbeeld afhankelijk van God. Maar binnen de psychologie is onafhankelijkheid veel beter voor je welzijn, want dan heb je controle over je leven.
Binnen een traditioneel religieus milieu heb je geen psychologie nodig, dan wéét je al hoe mensen in elkaar steken
Los komen
In kleine stapjes kwam ik losser van mijn religieuze achtergrond. Daar zorgden de gesprekken met medestudenten voor, en alles wat ik las over feministische theologie. Maar ook de literatuur en films waarmee ik in aanraking kwam, hebben me gevormd. Binnen de reformatorische wereld mocht je maar een beperkte hoeveelheid literatuur lezen, op een reformatorische school hanteert men een aangepaste leeslijst. Ik woonde in Amsterdam met een grote openbare bibliotheek en las alles wat los en vast zat. Ook ging ik met een vriend met dezelfde achtergrond elke donderdagavond film kijken in Desmet, een kleinere bioscoop in Amsterdam, het maakte niet uit wat er draaide. Van huis uit mocht ik niet naar de bioscoop of het theater, nu leerde ik dat er zoveel meer is aan belevingen en ervaringen en dat je niet alles op de grote hoop moet gooien van dingen die niet deugen. Zo was mijn studie voor mij een extra belangrijke en vormende periode.
Na mijn afstuderen vroeg een van mijn docenten of ik wilde promoveren op religieuze ervaringen en emoties. Ik had het niet zelf uitgekozen, maar het leek me interessant. Ik wilde promoveren en was vooral geïnteresseerd in emotietheorieën, die ik dan zou toepassen op het domein van de religie. Dat zorgde voor weer een omwenteling, want vanuit de psychologie naar de religieuze ervaringen kijken, bleek heel interessant. Tot nu toe beschouwde ik godsdienst en psychologie als twee gescheiden werelden. Mijn geloof aan de ene kant, was voor mij van persoonlijke waarde. En het vak psychologie bevond zich aan de andere kant. Door deze promotie kwamen ze samen. Ik ben erin verder gegaan, werd universitair docent en later hoogleraar Godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit.
Geloof als fenomeen
Godsdienstpsychologie vind ik een fascinerend vak, want hiermee krijg je grip op vragen als: waarom geloven mensen? Waarom is dat zo belangrijk voor ze? Natuurlijk zie ik het geïllustreerd in mijn eigen leven, maar zo’n vak geeft ook afstand tot de eigen ervaring. Ik zie geloof meer als fenomeen.
Menselijk
Het grootste inzicht voor mij was dit: de voorstellingen die mensen van God hebben, waar ze hun leven naar inrichten, zijn uiteindelijk – ook – menselijke constructies. Het beeld dat mensen van God hebben heeft bijvoorbeeld alles te maken met je zelfbeeld, met de relatie met je ouders en ervaringen die je opdoet in het leven. Gelovigen zelf denken vaak dat het ligt aan het feit dat God zo is, maar het goddelijke is heel menselijk. Dat vind ik een heel mooi inzicht. De universele behoeftes binnen alle geloven zijn vergelijkbaar, zoals dat alles een doel heeft en dat het uiteindelijk goed komt. Maar de specifieke invulling verschilt, en hangt erg samen met wie de mens is. Religie is niet los verkrijgbaar, het gaat altijd door mensen heen. Dus uiteindelijk is het helemaal niet los te zien van psychologie. Geloof bestaat uit een geloofstraditie in combinatie met wie je bent en dat is altijd een unieke match.
Zonder die psychologische dimensie kan er geen sprake zijn van echt geloof. Niet voor niets ben ik overgestapt naar de Universiteit van Humanistiek. Ik zit hier erg op mijn plek.’
Fotografie: Stijn Rademaker