Lees verder
De Wet Klachten, Kwaliteit en Geschillen Zorg (WKKGZ) is op 1 januari 2016 in werking getreden en is vooral bekend om de nieuwe regels over klachten en geschillen (die regels zijn per 1 januari 2017 ingegaan). Het is echter ook een wet met gevolgen voor het managen van uw instelling of praktijk en van personeelsmanagement in het bijzonder, legt Shirin Slabbers uit.
Shirin Slabbers

Het doel van de Wet Klachten, Kwaliteit en Geschillen Zorg (WKKGZ), die de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector vervangt, is om meer waarborgen te bieden voor een goede kwaliteit van de zorg. Er moet worden geleerd van dingen die niet goed zijn gegaan. Zorgaanbieders dienen daarom de kwaliteit van de verleende zorg en het personeel meer te onderzoeken en te registreren. Er moet ook meer openheid van zaken worden gegeven, niet alleen naar de Inspectie voor de Geozndheidszorg (IGZ) toe, maar ook jegens cliënten. Het, te respecteren, doel van de WKKGZ leidt in de praktijk tot een aanzienlijke extra werklast.

Toepassingsgebied

De WKKGZ is van toepassing op instellingen én solistisch werkende zorgverleners (zij worden ‘zorgaanbieders’ genoemd). Er moet wel zorg worden verleend zoals wordt omschreven in de Zorgverzekeringswet (ZVW) of de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en/of er moeten handelingen worden verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg (zie de Wet EIG) of met een ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt. Psychologen vallen dus onder het toepassingsgebied, ook als zij de gezondheidstoestand van cliënten beoordelen of cliënten medisch begeleiden in opdracht van bijvoorbeeld een werkgever.1 Het gaat er ook niet om of de zorg daadwerkelijk wordt vergoed op grond van de ZWV of de WLZ; ook de zorg die door de cliënt zelf wordt betaald valt onder de wet.

Als u als psycholoog in dienstverband werkzaam bent, dan rusten de meeste WKKGZ-verplichtingen op uw werkgever. Die verplichtingen raken u als werknemer wel. Een solistisch werkende zorgverlener in de zin van de WKGGZ is de natuurlijke persoon die in persoon zorg verleent, op eigen titel en voor eigen rekening en risico, en die zijn praktijk niet in een BV of andere rechtspersoon of in een samenwerkingsverband heeft ondergebracht. Die (zelfstandig werkzame) psycholoog moet zelf aan alle verplichtingen van de WKKGZ voldoen. In het geval dat psychologen werkzaam zijn in een maatschap of een ander samenwerkingsverband, zijn de leden ieder (hoofdelijk) op de naleving van de wet aan te spreken.

Vergewisplicht

Als de zorgaanbieder een instelling is, dan moet die zich ervan vergewissen dat de inzet van een zorgverlener verantwoord is, gelet op hoe de zorgverlener in het verleden heeft gefunctioneerd. De werkgever/opdrachtgever moet dus onderzoek doen naar het arbeidsverleden van de sollicitant. Het moet gaan om een persoon die beroepsmatig zorg wil gaan verlenen (derhalve wel uitzendkrachten, maar niet vrijwilligers en mantelzorgers) en die na 1 januari 2016 voor de zorgverlener is gaan werken. Als bijvoorbeeld een psychologenpraktijk bestaande uit een maatschap een waarnemer aantrekt omdat een van de psychologen op zwangerschapsverlof gaat, dan moet de potentiële waarnemer worden gescreend – ook al heeft de praktijk al vaker met die waarnemer gewerkt.

Sommige zorgaanbieders zijn ook verplicht in het bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag (een VOG). Het gaat om de volgende drie categorieën:

  • een instelling die WLZ-zorg verleent (en wel voor de zorgverleners die na 1 januari 2016 zijn aangetrokken en die zorg verlenen aan zijn cliënten en voor andere personen dan zorgverleners die beroepsmatig met cliënten in contact kunnen komen, de VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden voor het tijdstip waarop de betrokkene voor de zorgaanbieder ging werken);
  • de psycholoog die een solistisch werkende zorgverlener is die WLZ-zorg verleent (de VOG mag niet ouder dan drie jaar zijn);
  • een instelling die geneeskundige geestelijke gezondheidszorg levert2 en waar de cliënt blijft overnachten (de VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden voor het tijdstip waarop de betrokkene voor de zorgaanbieder ging werken).

De werkgever/opdrachtgever moet kunnen aantonen dat hij op een goede manier is nagegaan of een sollicitant geschikt is. Het volstaan met het opvragen van een VOG is te mager. Andere mogelijkheden zijn: het cv controleren, diploma’s opvragen, navraag doen bij eerdere werkgevers, het BIG register en het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn raadplegen en navraag doen bij de IGZ. Een zorgaanbieder kan voordat hij een zorgverlener voor zich laat werken bij de IGZ nagaan of hij een registratie heeft. De Inspectie houdt namelijk een register bij van gevallen waarbij de IGZ in een rapport heeft vastgesteld dat sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen. De aantekening wordt na vijf jaar uit het bestand verwijderd.

Als de screening iets negatiefs oplevert – de zorgverlener komt bijvoorbeeld voor in een bepaald register of wordt door een referent afgeraden –, dan maakt dit de zorgverlener niet per definitie ongeschikt. Het is aan de zorgaanbieder om de informatie te wegen en – na een eventueel gesprek – te beslissen welke consequenties hij hieraan wil verbinden. Zorgvuldigheid is wel geboden.

Registraties van medewerkers

Op grond van de WKKGZ rust op de werkgever/opdrachtgever de verplichting om regelmatig na te gaan of de zorgverlener die voor hem werkt zijn werkzaamheden naar behoren verricht en of hij voldoende bekwaam is en blijft om zorg te verlenen. Het belang om consequent jaarlijkse beoordelingsrondes te doen en nascholing te volgen en te registeren, wordt daarmee nog groter. Het advies is om ter ondersteuning van functioneringsgesprekken gebruik te maken van een aantal meetinstrumenten, zoals een patiënttevredenheidsonderzoek of een driehonderdzestiggraden-feedback ronde.

Deze nieuwe controleplicht is een aanvulling op de (al voor de in werkintreding van de WKKGZ geldende) meer algemeen geformuleerde verplichting van zorgaanbieders om goede zorg te leveren en de zorg zo te organiseren en zich zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personele en materiële middelen te bedienen, dat een en ander redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg.3

Als de zorgaanbieder een instelling is, dan moet een schriftelijke overeenkomst worden gesloten met de individuele zorgverleners waarin staat dat zij zich bij hun werkzaamheden zullen houden aan de wettelijke verplichtingen die de zorgaanbieder heeft en de regels die de zorgaanbieder heeft vastgesteld met betrekking tot de zorgverlening. Deze verplichting geldt niet als sprake is van een arbeidsovereenkomst (of publiekrechtelijke dienstbetrekking), maar wel bijvoorbeeld bij een overeenkomst van opdracht. De instelling doet er goed aan om die verplichtingen en regels in een bijlage bij de overeenkomst te omschrijven.

Incidenten

De zorgaanbieder (ook bijvoorbeeld een psychologenpraktijk bestaande uit een of twee psychologen) is verplicht schriftelijk een interne procedure vast te stellen, waarin wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen van incidenten. De zorgaanbieder moet zijn medewerkers ook daarover informeren.Voor een medewerker geldt dat hij kan worden verplicht om informatie te verstrekken. Hij schendt zijn geheimhoudingsplicht niet als hij gegevens verstrekt aan de onderzoeker van het incident. De onderzoeker moet in ieder geval tot een onafhankelijke oordeel kunnen komen en deskundig zijn. De betrokken zorgverlener en het betrokken organisatieonderdeel moeten aan het einde van het onderzoek worden ingelicht over de uitkomsten en conclusies van de analyse. De intern beschreven procedure moet overigens ook waarborgen bieden voor de melder.

Het register waarin de incidenten worden bijgehouden is niet openbaar. Gegevens in het register mogen dan ook niet in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke procedure als bewijs worden gebruikt. Ook mag daarop niet een disciplinaire maatregel, zoals een waarschuwing, worden gebaseerd. Er zijn wel twee uitzonderingen. De eerste is dat de gegevens voor strafrechtelijk bewijs mogen worden gebruikt als zij niet op een andere manier kunnen worden verkregen. De tweede uitzondering betreft de situatie dat sprake is van een calamiteit of geweld in de zorgrelatie. Dan mag de informatie dus wel worden gebruikt in een rechtszaak. Met incident wordt bedoeld: ‘een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg, en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de cliënt’. Van een calamiteit is sprake als het gaat om ‘een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid’. Geweld in de zorgrelatie wordt gedefinieerd als ‘seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede geweld jegens een cliënt, door iemand die in dienst of in opdracht van een instelling of opdrachtnemer van een instelling werkzaam is, dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een instelling verblijft’.

Het onderscheid is van belang omdat bij incidenten geen meldplicht bestaat, maar bij calamiteit of geweld wel.

Complicatie, incident of calamiteit

In de praktijk is het soms lastig te beoordelen of sprake is van een complicatie of van een incident of een calamiteit. Bij een complicatie is iets niet goed gegaan, waardoor een cliënt schade heeft opgelopen. Deze schade is een onbedoeld of ongewenst gevolg van de zorg, terwijl er geen fout is gemaakt.

We spreken van een incident als er iets niet goed is gegaan én gedaan, waardoor een cliënt schade heeft opgelopen, kan oplopen of had kunnen oplopen. Deze (mogelijke) schade is een onbedoelde en/of onverwachte uitkomst van zorg: er is iets niet goed gedaan (bijvoorbeeld niet gehandeld volgens een richtlijn/de professionele standaard). Pas als de schade ernstig of fataal is, is er sprake van een calamiteit. Een voorbeeld van een situatie waarbij u zich moet afvragen of sprake is van een incident of calamiteit is als een cliënt die bij u in behandeling is, suïcidepoging heeft gedaan.

De WKKGZ verplicht de zorgaanbieder een cliënt (of diens vertegenwoordiger of nabestaande) direct te informeren als zich een incident heeft voorgedaan die voor de cliënt merkbare gevolgen heeft of kan hebben. Het incident moet ook worden aangetekend in het dossier van de cliënt.

Melden bij IGZ

Als een calamiteit of geweld in de zorgrelatie heeft plaatsgevonden, dan is de zorgaanbieder verplicht daarvan ‘onverwijld melding’ te doen bij de IGZ. Die meldplicht is er ook als een overeenkomst met een zorgverlener is opgezegd, ontbonden of niet wordt voortgezet omdat de zorgverlener ernstig is tekort geschoten in zijn functioneren. Dat tekortschieten hoeft niet door een rechter te zijn vastgesteld. Voldoende is dat de zorgaanbieder van oordeel is dat daarvan sprake is. Het doel is te voorkomen dat een disfunctionerende zorgverlener (zonder controle) elders aan de slag gaat.

Als een calamiteit heeft plaatsgevonden, dan moet dat binnen drie werkdagen (gerekend vanaf het moment dat wordt vastgesteld dat er sprake is van een calamiteit) worden gemeld aan de Inspectie. De zorgaanbieder heeft wel zes weken de tijd om vast te stellen of een gebeurtenis een calamiteit is (of niet). Bestaat er na die zes weken nog twijfel, dan moet er toch worden gemeld. Meldt de zorgaanbieder niet of niet op tijd, dan loopt hij het risico op een bestuurlijke boete tot € 33.500.

Na een melding krijgt de zorgaanbieder in beginsel acht weken de tijd zelf onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Het onderzoek wordt met het rapport van de zorgaanbieder afgesloten als de Inspectie van oordeel is dat er geen sprake (meer) is van een ernstige bedreiging voor de veiligheid van cliënten, het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en de nodige maatregelen zijn getroffen. Een van de mogelijke maatregelen is bijvoorbeeld ontslag op staande voet van de zorgverlener die seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. De zorgaanbieder moet in het rapport in ieder geval ook vermelden hoe de betrokken cliënt (of diens vertegenwoordiger of nabestaande) is geïnformeerd over de calamiteit of het geweld, betrokken is bij het onderzoek en is of wordt geïnformeerd over de resultaten daarvan. Als de IGZ zelf onderzoek doet, dan wordt het rapport verstrekt aan de melder, zorgaanbieder en bij het onderzoek betrokken (rechts)personen.

Na een verplichte melding van een ontslag in verband met disfunctioneren doet de IGZ soms zelf ook onderzoek om te kunnen vaststellen of sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg of anderszins voor het leveren van goede zorg een bedreiging kan betekenen en daarom aanleiding kan zijn tot het nemen van maatregelen. Dit onderzoek vindt in beginsel alleen plaats als sprake is van een zorgverlener die is ingeschreven in een BIG-register (artsen, tandartsen, verloskundigen, apothekers, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen). Als daarvan geen sprake is, dan kan het nader onderzoek achterwege blijven, tenzij naar het oordeel van de Inspectie op grond van de melding gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een ernstig risico bestaat voor de veiligheid van cliënten of de zorg.

Als het onderzoek wordt uitgevoerd, dan wordt de zorgverlener waarover het gaat altijd uitgenodigd voor een gesprek. In het gesprek zoemt de IGZ in op de stand van zaken en de voornemens over de voortzetting of hervatting van zijn werkzaamheden en op het wegnemen of verbeteren van de aspecten in zijn functioneren die tot het ontslag hebben geleid of die de zorgverlener aanleiding hebben gegeven de overeenkomst niet voort te zetten. Het eindrapport wordt (alleen) aan de zorgverlener gezonden.

De zorgaanbieder zelf en diens medewerkers zijn verplicht alle gegevens aan de IGZ te verstrekken die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. Die verplichting gaat voor op het beroepsgeheim.

Naleving

Als de IGZ constateert dat een zorgaanbieder verplichtingen van de WKKGZ niet naleeft of heeft nageleefd, kan zij bestuursrechtelijke maatregelen nemen. Zo kan de Inspectie eisen dat een interne procedure wordt aanpast. Ook kan de Inspectie in bepaalde gevallen een boete opleggen, bijvoorbeeld als een zorgaanbieder niet of te laat heeft voldaan aan een meldplicht. De maatregelen kunnen ook gericht zijn op (individuele) zorgverleners. Met name doordat gemeld moet worden als een overeenkomst met een zorgverlener is geëindigd vanwege ernstig disfunctioneren, zal de IGZ individuen beter in de gaten (kunnen) houden. De mogelijkheid voor de IGZ (en onder omstandigheden ook cliënten) om een tuchtprocedure te starten als een  WKKGZ-verplichting niet is nagekomen, blijft bestaan.

Noten

  1. Op zorg voor zover deze betreft handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een cliënt, verricht in opdracht van een ander dan die cliënt in verband met de vaststelling van aanspraken of verplichtingen, de toelating tot een verzekering of voorziening, of de beoordeling van de geschiktheid voor een opleiding, een arbeidsverhouding of de uitvoering van bepaalde werkzaamheden, zijn artikel 10 leden 1 en 2 (informatieplicht jegens de cliënt) en hoofdstuk 3 (de klachtenregeling) van de wkkgz niet van toepassing.
  2. Als bedoeld in het Besluit zorgverzekering.
  3. Als werkgever is een zorgaanbieder ook verplicht om een registratie bij te houden met betrekking tot personen die medische technologie toepassen. Er moet worden geregistreerd a) wat de taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en bekwaamheidseisen zijn voor degenen die daarbij betrokken zijn en b) de gegevens waaruit blijkt dat aan de bekwaamheidseisen wordt voldaan. Met medische technologie wordt bedoeld ‘toepassing van georganiseerde kennis en vaardigheden in de vorm van apparaten, medicijnen, vaccins, procedures en systemen die ontwikkeld zijn om gezondheidsproblemen op te lossen en de kwaliteit van leven te verbeteren’.
  4. Dat geldt ook voor de Meldcode huiselijk geweld of kindermishandeling die door de medewerkers moet worden gehanteerd.