Klinisch psycholoog Marian Rikkert benaderde de redactie met een mail. ‘We vertellen graag en enthousiast hoe we dit vormgeven in het ziekenhuis, on the spot en naast de artsen. Een hele nieuwe dimensie van psycholoog zijn,’ schrijft ze. Zij en haar collega-psychologen zijn ‘big-geregistreerde psychologen die op een afdeling medische psychologie werken’. Ze noemen zich geen medisch psychologen, want dat is geen beschermde titel. Rikkert werkt in het Ziekenhuis Rivierenland in Tiel, waar de medische psychologie een zelfstandige afdeling vormt.
In het eerste FaceTimegesprek, waarin ook het grootste deel van het interview plaatsvindt, spreken we af er een soort reportage van te maken. Want behalve vertellen wat er anders is in het werk bij medische psychologie is het misschien ook mogelijk het te laten zien.
Als het idee voor het eerst wordt geopperd, vraag ik me af of dat wel kan is: een reportage in deze tijd. Het is dan eind maart, begin april. De tijd dat corona om zich heen grijpt. Hoe moet dat? Maar, zo besluit ik, natuurlijk ga ik niet naar het ziekenhuis. Laten we het beschouwen als een journalistiek experiment. Hoever kun je komen met een reportage op afstand?
Als we voorafgaand aan het interview de mogelijkheden doornemen, gaat Rikkert ervan uit dat het wel moet kunnen. ‘Privacy van patiënten is het probleem niet, we gaan toch niet naast het bed staan met jou.’ Ze blijkt er vanuit te gaan dat ik fysiek wil langskomen. Maar ze begrijpt mijn argumenten en op afstand kan het misschien ook wel. Ik zou bijvoorbeeld kunnen meekijken met de dag-start met de psychologen. Elke ochtend is er een zoom-meeting met alle collega-psychologen, waarbij een paar psychologen fysiek aanwezig zijn, de rest is er online via zoom. Als ze in het ziekenhuis loopt, kan ze wellicht haar telefoon meenemen en me het een en ander laten zien. Verder kan ze bij communicatie navragen of ik bij andere besprekingen mag meekijken.
‘Overigens,’ zegt ze dan, ‘we vragen ons eigen personeel wel te komen. Er komen geen covid-patiënten op onze afdelingen. Bij ieder personeelslid wordt de temperatuur gemeten. Dus iedereen die binnen is, heeft geen covid,’ stelt ze onomwonden. ‘Het ziekenhuis is zo mogelijk nog veiliger dan de supermarkt.’
Ik snap het, maar twijfel. Je weet toch nooit zeker of je geen covid hebt? Ik kan het toch ook onder de leden hebben? De richtlijnen van het Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu (RIVM) zijn er toch niet voor niets? Het gaat toch ook om het beperken van het aantal contacten? Bovendien: ik heb nog een hoestje, was langere tijd ziek, en ben zelfs nog amper in de supermarkt geweest. Of ben ik te voorzichtig? En verder lijkt het me best een aardig experiment: reportage op afstand. Misschien zijn er ook voordelen, ik kan op verschillende dagen inloggen.
‘Het ziekenhuis is zo mogelijk nog veiliger dan de supermarkt’
Professionals
Dan begint Rikkert te vertellen over haar werk dat is veranderd. Kort gezegd komt het erop neer dat de afdeling Medische Psychologie vooral zorg voor professionals, en minder voor patiënten had. De afdeling bestaat uit zes psychologen, vier voor volwassenen, twee voor de kinderen en jeugd. Er zijn twee psychologen in opleiding. Normaal gesproken werken zij en haar collega’s in het ziekenhuis vooral met patiënten die door hun ziekte in psychische problemen komen. Daarbij is er altijd een link met het lichamelijke.
Sommige patiënten kampen met een medisch psycho-trauma, omdat sommige behandelingen traumatiserend kunnen zijn of patiënten hun ziekte niet kunnen accepteren. Er is een slaappoli voor complexere klachten, dus slaapproblemen in combinatie met andere ziektes, zoals de chronische longziekte Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) of slaapapneu (de ziekte waarbij de ademhaling tijdens de slaap even stopt, waardoor iemand wakker wordt). Neuropsychologische diagnostiek is een belangrijk onderdeel van het werk. Psychologen in de geheugenpoli werken samen met een neuroloog en geriater om patiënten te onderzoeken op dementie en andere neuropsychologische klachten.
De K&J-psychologen werken samen met kinderartsen en behandelen kinderen met somatisch onverklaarde klachten.
Verder geven de psychologen sporadisch scholing over bejegening en medisch trauma.
Machteloosheid
Maar alles wordt anders als het coronavirus hier naartoe komt. Eerst verschijnen er berichten in de media, dan komt het in Italië en vervolgens in Noord-Brabant. Dan is duidelijk dat het in alle Nederlandse ziekenhuizen zal gaan spelen. De beroepsverenigingen waarbij de ziekenhuispsychologen zijn aangesloten (Landelijke Verenging Medische Psychologie LVMP, en ook de sectie PAZ van het NIP) nemen het voortouw en houden de leden op de hoogte: wat kan de ziekenhuiszorg in de rest van Nederland leren van de ziekenhuizen in Brabant? Ook het ziekenhuis in Tiel gaat zich voorbereiden. De poliklinieken gaan dicht. En de psychologen realiseren zich dat het mogelijk traumatiserend voor medisch personeel kan worden, aldus Rikkert. ‘Voor zorgverleners is het zwaar om coronapatiënten te behandelen: er zijn nog geen medicijnen beschikbaar, er valt hooguit iets te verlichten, maar vaak glijdt de ziekte tussen je vingers door. Dat maakt in veel opzichten machteloos en machteloosheid kan traumatiserend zijn. Ook is er veel onduidelijk over de ziekte en hoe die te behandelen. En die onzekerheid is eveneens lastig te dragen.’
Net als in andere ziekenhuizen wordt er in Tiel een mental support-team geformeerd. Rikkert: ‘We zochten samenwerking met medisch maatschappelijk werk en geestelijke verzorging die beide op aparte afdelingen in ons ziekenhuis zitten. We gingen een tijdelijk samenwerkingsverband aan.’
Uit de traumaliteratuur is bekend dat je zorg niet moet opdringen
Over de naam is goed nagedacht. Uit de traumaliteratuur is bekend dat je zorg niet moet opdringen. Een psychisch hulpverlener moet signaleren en naast de mensen gaan staan, maar de zorgverleners moeten zelf naar de psychologisch hulpverlener toe komen. De hulp moet bovendien vooral praktisch zijn en niet te diepgaand psychologisch worden. Rikkert: ‘Midden in een crisis is er geen ruimte voor psychologische interventies. Mensen willen ondersteund worden, niet behandeld. Dus moesten we uitstralen: we zijn er voor je als jij dat wilt.’
Met een week is de afdeling draaiend, binnen twee weken werkt het helemaal, er is een centraal telefoonnummer ingesteld, één e-mailadres, en er worden roosters gemaakt. ‘Normaal werken we van negen tot vijf, binnen dit mental support-team werken we in twee shifts,’ zegt Rikkert.
De eerste shift begint om kwart over zeven en is bij de dienstoverdracht van de verpleging die uit de nachtdienst komt. Om acht uur zijn ze bij de dienstoverdracht van de artsen. Daarna lopen ze binnen bij de spoedeisende hulp.
Vervolgens is er een dagstart met de psychologen, daarna zijn psychologen aanwezig bij koffiepauzes van verschillende afdelingen en later is er een inloopspreekuur.
In het begin van de middag is er overdracht van de ochtenden de middagshift.
Er is een overdracht op de spoedeisende hulp. En als de dienst van de verpleegkundigen is afgelopen, is het support-team daar ook bij. Daarna wordt het wat rustiger in het ziekenhuis.
De artsen werken van acht uur ’s ochtends tot acht uur ’s avonds. Ook bij de avondoverdracht is het support-team erbij.
Verder draaiden de psychologen weekenddiensten en is er ’s nachts telefonische bereikbaarheid, maar dat is niet nodig gebleken. Het doel is: de zorgmedewerker gezond en inzetbaar, mentaal weerbaar en veerkrachtig houden.
Verder worden er tips gegeven en informatie rondgestuurd, maar om medewerkers daar niet mee te overspoelen wordt dat beperkt gehouden. Rikkert: ‘Ze willen vooral tips horen, bijvoorbeeld: hoe blijf je veerkrachtig? Wij adviseren dan bijvoorbeeld: stop met het volgen van de media. Kies één moment per dag waarop je het nieuws tot je neemt. Als je gespannen bent in je hoofd, probeer in je lichaam te komen, ga wandelen of sporten of doe yoga. Verder helpt het buddysysteem, waarbij artsen in duo’s werken. Zelf heb je vaak niet in de gaten dat je gestrest bent, een ander kan het beter zien.’ Maar ook hoe je contact kan maken als je helemaal in beschermende kleding ingepakt een patiënt behandeld. ‘Maak oogcontact, noem telkens je eigen naam. Neem de tijd voor een gesprek. Spreek zelf niet te snel en geef corona-patiënten de ruimte, want ze zijn vaak kortademig en kunnen niet altijd snel antwoorden.’
Militaire structuur
Voor de manier waarop de ziekenhuiszorg nu is georganiseerd, is gekeken naar defensie en een militaire commandostructuur. Rikkert: ‘Er zijn duidelijke regels over veiligheid, ook voor de zorgmedewerkers. Tot nu toe waren we getraind op eenmalig traumata, zoals een groot auto-ongeluk op de snelweg in de buurt, maar niet op een langdurige situatie zoals deze. Daarom klopten onze rampenscenario’s niet meer, want als het traumatisch zou zijn, dan wellicht op langere termijn. Militairen op missie maken iets vergelijkbaars mee, zij weten hoe je mensen in een situatie als deze veerkrachtig kunt houden.’
Hoe het werk er in de praktijk uitziet? Rikkert: ‘We doen geen psychologische debriefing, maar luisteren vooral. Alleen onze aanwezigheid kan misschien al rustgevend zijn.’
‘Ik snap er niets van’
Zorgverleners lopen tegen verschillende problemen aan. In het begin ging het vooral om de machteloosheid. Het ziekteverloop gaat heel snel. Rikkert: ‘Een longarts zei: “Mijn klinische blik klopt niet meer.” Een geriater vertelde: “Ik snap er niets van: ’s morgens zat een patiënt nog een kopje ko e te drinken en ’s middags moest ik hem indiceren voor de ic.”’
Hoe Rikkert en haar collega’s kunnen helpen? ‘Toen de geriater ’s ochtends tijdens de overdracht zei dat ze ervan was geschrokken, zei ik alleen maar: “Dat lijkt me lastig, hoe is dat?” Door het te benoemen, stopte de medische overdracht even en zei ze: “Ik voel me daar onzeker over en dat is een naar gevoel.” Een internist reageerde daarop met: “Dat herken ik. Maar ik heb nu drie diensten gedraaid en het begint te wennen.” Zo ontstaat collegiale support.’
Een ander voorbeeld: bij een avondoverdracht sprak ze een jonge arts. Rikkert vroeg of ze tegen haar dienst op zag. De arts zei dat ze het ’s nachts altijd het moeilijkst vindt, en ze was er pas twee dagen. Daarop zei een internist: “Dan kom je bij mij staan vannacht.” Dat is volgens het buddysysteem dat het mental suport-team voor het ziekenhuisheeft geïntroduceerd. Wij zijn nu vooral een soort facilitator.’
Rikkert ziet veel saamhorigheid ontstaan in het ziekenhuis. ‘Bij covid zijn longartsen en internisten leidend. Maar zeker toen het aantal patiënten op het hoogtepunt was, er lagen op dat moment 54 patiënten op de ic, waren er veel zaalartsen nodig. Dan kunnen die vanuit alle disciplines worden ingezet.
‘Door het te benoemen, stopt de medische overdracht en komt de collegiale support op gang’
Afscheid per iPad
Hoewel medewerkers de psychologen de hele dag kunnen bereiken, wordt er van het inloopspreekuur ’s middags af en toe gebruikgemaakt. Rikkert vertelt over een ervaren verpleegkundige die binnenstapte. Ze zei: ‘Ik was al op weg naar huis, het was een zware dienst geweest en dacht dat het wel ging, maar halverwege realiseerde ik me dat ik te emotioneel ben. Ik ben omgedraaid en kom even praten.’ Rikkert: ‘We hebben een half uurtje gepraat. Het werk is heel zwaar door alle beschermingsmaatregelen, maar ook omdat patiënten geen familie ontvangen. Als het echt slecht gaat en een patiënt is terminaal, dan mag die één bezoeker ontvangen. We hebben ook patiënten uit Brabant en soms gaat de ziekte zo snel, dat de familie het niet redt om langs te komen. Dan moet er via de iPad afscheid worden genomen. In het beste geval is er een live verbinding met de familie, maar soms lukt dat niet, dan maken patiënten een afscheidsfilmpje. Dat is hartverscheurend, daar sta je als verpleegkundige naast. Deze verpleegkundige was tijdens haar dienst bij drie afscheidsmomenten geweest.’
Als het voor de psychologen traumatiserend is, kunnen ze via intervisiemomenten stoom afblazen, maar daar is weinig tijd voor.
Soms gaat de ziekte zo snel dat de familie het niet redt om langs te komen. Dan moet er via de iPad afscheid worden genomen
Wat Rikkert voor zo iemand kan doen? ‘Luisteren, erkenning geven,’ zegt ze. ‘Zeggen dat ze hebben gedaan wat in hun vermogen ligt. Het is voor iedere zorgverlener van groot belang of die de juiste zorg heeft kunnen leveren. Ik heb verder tips gegeven, bijvoorbeeld over hoe hij kan ontspannen.’
Er zijn meer groepen in het ziekenhuis die het moeilijk hebben. De beveiligers en receptiemedewerkers bijvoorbeeld, die huilende familieleden aan de balie krijgen. Bijvoorbeeld twee dochters van een stervende patiënt en dat zij dan moeten zeggen dat er maar één naar binnen mag.
Of de restaurantmedewerkers. ‘Ons restaurant heeft veel ramen aan de voorkant. De covid-tent – daar waar de covid-patiënten binnenkomen – ligt aan de voorkant van het ziekenhuis, de ambulance-ingang is verlegd en loopt nu voor de ramen van het restaurant langs, het restaurant is toch dicht. Maar de cateringmedewerkers zien nu wel veel meer en daar hebben ze last van.’
Gaat niet door
Bij het koffiemoment had ik kunnen meegaan, maar online gaat dat niet. Misschien mag ik bij de dienstoverdracht van de verpleegkundigen meekijken, dat moet Rikkert navragen, maar het zal lastig zijn. De dagstart van de psychologen moet wel lukken. Een deel van de psychologen is aanwezig, de rest woont het overleg via Zoom of FaceTime bij. Ze zal me appen om te laten weten hoe laat ik kan inloggen. De eerste dagstart van de psychologen gaat niet door, ze willen intervisie doen en daar mag ik niet bij zijn.
Wel neemt ze me daarna mee over het ziekenhuisterrein. Buiten bij de ingang laat ze de grote witte covid-tent zien. Daar worden de covid-verdachte patiënten gescheiden van de niet-covid verdachten. Rikkert loopt door de ingang, ik kijk via haar telefoon mee. We gaan langs een bewaker. Terwijl wij binnenlopen, worden er twee mensen aangesproken door de bewaking. Hebben ze een afspraak?
Het ziekenhuis is leeg, hele gangen zijn donker. We lopen langs het restaurant, waar ze eerder de bijeenkomst heeft gehad met de restaurantmedewerkers. Ze maken zich zorgen en ergeren zich aan de laconieke houding van mensen buiten het ziekenhuis, mensen die geen afstand houden, die doen of er niets aan de hand is, terwijl de medewerkers zien hoe langs hun raam ambulances Covid-patiënten worden uitgeladen. Ook zien ze regelmatig lijkwagens langskomen.
We gaan de trappen op naar de derde verdieping en kijken door een raam van ‘de sluis’. Daarachter is de covid-afdeling, er staan twee ziekenhuismedewerkers helemaal ingepakt in de sluis.
Daarna gaan we terug naar de kamer van Rikkert en praten even over wat er die dag is gebeurd. Dan wordt ze gebeld. Een patiënt met kanker die ze al lang in behandeling heeft, en die het op een onderhoudsdosis chemo redelijk goed doet, heeft nu covid gekregen. Ze zal haar later die dag bellen.
Veilige plek
Later laat Rikkert weten dat ik helemaal niet bij de dagstart mag zijn. De psychologen voelen zich er niet goed bij. Wat is het probleem, wil ik weten. De helft van de psychologen zit toch ook thuis?
Ze kennen mij niet, ik kan de dynamiek tussen psychologen niet zien, zegt Rikkert. Het mondeling aanvullen is voor haar geen alternatief. Dat zal ik toch wel moeten begrijpen, ik ben immers ook psycholoog. Ik snap dat online aanwezigheid anders is, maar eerlijk gezegd snap ik niet waarom helemaal niets kan.
De communicatieafdeling wil verder met nadruk uitdragen dat het ziekenhuis een veilige plek is, veiliger dan de supermarkt. Oncologiepatiënten bijvoorbeeld kunnen gerust naar het ziekenhuis komen.
Het verbaast mij. Een journalist die een reportage wil maken, is van een andere orde dan een patiënt die op kanker getest moet worden. Ik zal me erbij moeten neerleggen, en weer vraag ik me af of ik de juiste keuze maak.
De RIVM-richtlijnen zijn helder, maar iedereen lijkt ze verschillend in te vullen
Ik besluit wel verslag te doen van mijn pogingen om deze reportage te maken. Ook omdat het een thema is in deze tijd. De RIVM-richtlijnen zijn helder, maar iedereen lijkt ze verschillend in te vullen. Ik behoor duidelijk tot het voorzichtiger deel van de mensen. Mijn voorzichtigheid is gebaseerd op een gevoel, maar dat mijn online aanwezigheid bedreigender zou zijn dan als ik fysiek aanschuif, is dat net zo goed. En uiteraard wil ik geheimhoudverklaringen tekenen, zoals ik dat ook zou moeten doen als ik fysiek aanwezig zou zijn. Niets helpt. De beslissing om het niet toe te staan, is een zorgvuldige afweging, zal Rikkert er later nog aan toevoegen. Het heeft te maken met de privacy en ook wil ze de toch al overbelaste artsen, verpleegkundigen en psychologen niet hinderen in hun werk. Live meekijken had wel gekund.
Experiment mislukt.
Misschien lukt het een volgende keer, als het tijdelijke abnormaal meer het nieuwe normaal is geworden.
Beeld: shurkin_son / Shutterstock.com