Tegen Monique de Vries1, gezondheidszorgpsycholoog, werd een klacht ingediend bij één van de Regionale Tuchtcolleges. Een jonge vrouw vindt dat Monique ten onrechte informatie aan haar adoptiemoeder heeft gegeven. Zij had daarvoor geen toestemming gegeven. Op het moment dat dit speelde, was de klaagster zestig jaar. Negen jaar later probeert zij te achterhalen wat er precies gebeurd is en vraagt inzage in haar dossier. Ook wil ze graag een gesprek. Monique geeft dan aan dat zij wel een samenvatting van haar aantekeningen van de gesprekken kan maken, maar dat dat tijd kost. Haar uurtarief is € 90. Monique vraagt wat de klaagster precies wil weten, omdat een gesprek anders weinig zinvol is. Tot een afspraak komt het uiteindelijk niet.
Discussie bij regionaal tuchtcollege
In het verweer van Monique onderkent zij dat zij een fout heeft gemaakt door indertijd de informatie aan de adoptiemoeder door te geven zonder toestemming van de klaagster. Maar – zo stelt zij – klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daar nadeel van heeft ondervonden. Verder heeft ze inderdaad één keer gerept over een betaling, maar is daar niet op teruggekomen bij het zoeken naar het dossier of bij het verzoek om een gesprek. Dit verzoek heeft ze trouwens niet genegeerd, ze heeft alleen gevraagd om meer informatie van de klaagster, omdat een gesprek anders niet zinvol leek.
Het College wijst erop dat Monique inderdaad toestemming van de klaagster nodig had om de informatie te delen met de adoptiemoeder. Het feit dat Monique te goeder touw handelde en dat zij veronderstelde dat zij die informatie wel geven kon, omdat de adoptiemoeder ook bij de behandeling aanwezig was, doet daar niet aan af. De vraag of de klaagster nadeel heeft ondervonden van het handelen van Monique is niet van belang voor de beoordeling van de klacht. Verder heeft Monique ten onrechte drempels opgeworpen voor klaagster om haar dossier in te zien. Op basis van artikel 456 van de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO2) heeft een cliënt recht op inzage in haar dossier.
Beide klachtonderdelen beoordeelt het College dus als gegrond. Maar dan voegt het College er nog iets aan toe: Verweerster heeft ter zitting geen duidelijkheid kunnen geven over haar dossiervoering. Zij heeft verteld dat zij destijds van de negen consulten ‘persoonlijke, handgeschreven aantekeningen’ heeft gemaakt, die in haar visie niet tot het dossier behoorden, en dat zij haar aantekeningen na vijf consulten heeft samengevat in het indicatierapport. Dit indicatierapport was volgens verweerster ‘het dossier’. (…) De sessieverslagen die zij maakt, maken volgens verweerster ook nu nog geen onderdeel uit van het dossier. Het College uit zijn zorgen over deze opvatting van Monique. Deze zorginhoudelijke relevante aantekeningen zijn van belang voor de continuïteit van de zorg en worden geacht tot het behandeldossier te behoren. Mede omdat uit de houding van Monique ter zitting weinig inzicht in haar handelen is gebleken, vindt het College een berisping op zijn plaats.
Naar het centraal tuchtcollege
Monique besluit haar zaak voor te leggen aan het Centraal Tuchtcollege. Zij is het niet eens met de berisping. Zij stelt dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte niet is meegegaan met haar verweer dat de klaagster geen nadeel van het schenden van het beroepsgeheim heeft ondervonden en daarom geen belang heeft bij een klacht hierover. Maar ook het Centraal Tuchtcollege gaat niet mee in deze opvatting. Er wordt helemaal niet vereist dat de gedupeerde nadeel van de schending van het beroepsgeheim moet ondervinden. Bovendien miskent Monique dat het beroepsgeheim de privacy van patiënten beoogt te beschermen. Het nadeel van de klager ligt daarom al in het schenden van haar recht op privacy.
Het Centraal Tuchtcollege verschilt echter van mening met het Regionaal Tuchtcollege in de beoordeling van de opmerkingen van Monique over haar dossiervoering. Het College stelt vast dat er geen klacht is over de dossiervorming van Monique. Verder vindt het College dat wat er bij het Regionaal Tuchtcollege aan de orde is gekomen over de wijze van dossiervoering door Monique niet in een zodanig verband staan met de punten waarover wel geklaagd werd, dat dit een rol dient te spelen bij de zwaarte van de op te leggen maatregel. Daarom besluit het regionaal College dat een waarschuwing passend en toereikend is. Daarbij speelt ook een rol dat Monique niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en dat zij heeft erkend dat zij onjuist heeft gehandeld.
Wat valt op?
Het heeft voor Monique dus zin gehad dat zij in beroep is gegaan. Een tuchtrechtelijke berisping staat vermeld bij je naam in het BIG-register. Dit is in te zien voor iedereen die op het internet je naam opzoekt in dit register. Je weet natuurlijk niet welke conclusie de zoeker aan deze vermelding verbindt, maar in zijn algemeenheid zal die niet positief zijn. Het verschil in zwaarte tussen een waarschuwing en een berisping is daarom in het BIG-tuchtrecht veel groter dan in het verenigingstuchtrecht van het NIP. Ook daar is een berisping een zwaardere sanctie dan een waarschuwing, maar dit is uitsluitend gericht aan de betreffende psycholoog en wordt niet naar buiten gebracht.
Het verschil tussen beide beoordelingen door de tuchtrechtcolleges van de handelswijze van Monique zit in het wegen van haar mededelingen over de manier van dossiervorming. Het Centraal Tuchtcollege stelt dat daarover niet geklaagd is en dat het daarom niet zo’n grote rol mag spelen in de beoordeling. Dat neemt echter niet weg dat de mening dat gespreksverslagen geen onderdeel van het dossier zijn, niet terecht is. Deze aantekeningen horen er wel degelijk in en vallen dus ook onder het inzagerecht. Het is een misvatting, die veel vaker voorkomt. Het uitgangspunt is dat alle informatie die over een cliënt verzameld wordt en de aantekeningen van de psycholoog over het proces behoren tot het dossier van de cliënt. De wet gaat uit van een ruime opvatting van wat in een dossier hoort.
De Beroepscode voor psychologen 2015 omschrijft het dossier zo (artikel 1.14): De op een cliënt of cliëntsysteem betrekking hebbende verzameling van alle gegevens die de psycholoog in zijn beroepsmatig handelen heeft verkregen en die deze bewaart vanwege hun relevantie voor kwaliteit en continuïteit van de professionele relatie. Persoonlijke werkaantekeningen van de psycholoog behoren niet tot het dossier.
Er valt over te discussiëren wat er precies onder persoonlijke werkaantekeningen gerekend kan worden. Maar uit allerlei tuchtrechtelijke uitspraken is duidelijk dat gespreksverslagen daar niet onder vallen en dus in het dossier thuishoren. Hopelijk trekt ook Monique die conclusie uit dit hele traject.
Referenties
- Voor alle duidelijkheid: ik baseer me alleen op de gegevens, zoals die te vinden zijn in de uitspraak, die onder nummer ECL:NL:TGZCTG:2016:298 te vinden is op de website van de overheid: tuchtrecht.overheid.nl. De uitspraak is geanonimiseerd. De door mij gebruikte naam is verzonnen. Het verslag van de behandeling door dit Centraal Tuchtcollege is onze enige bron. We hebben geen inzage in de stukken, die door de partijen zijn ingebracht.
- De hulpverlener verstrekt aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454 (het dossier, HG). De verstrekking blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. De hulpverlener mag voor de verstrekking van het afschrift een redelijke vergoeding in rekening brengen. Dit wetsartikel ligt ten grondslag aan artikel 67 van de Beroepscode voor Psychologen 2015 en artikel III.4.2.1.1 van de Beroepscode voor Psychotherapeuten 2007.