‘Wit-Rusland doet helemaal niets tegen corona. Helemaal niets. Ik heb de cijfers vandaag nog bekeken, en die wijken niet substantieel af van andere landen.’
‘Nee, maar daar is geen vrije journalistiek.
‘Het gaat erom dat er daar geen maatregelen zijn.’
‘Nee, maar we weten niet hoe het er daar aan toegaat. Of er misschien mensen dood liggen te gaan, of…’
‘Nee, maar de cijfers zijn toch gewoon inzichtelijk?’ ‘Maar Wit-Rusland is nu net…’
‘Het is toch heel opmerkelijk dat je het volste vertrouwen hebt in de Nederlandse overheid en niet in die van Wit-Rusland?’
‘Met alle respect, maar, Wit-Rusland is een dictatuur…’
Zo ongeveer verliep een van de gesprekken die presentator Filemon Wesselink voor zijn programma Filemon en de Complotten had met Nadia, iemand die zich hard maakte voor een ander, vooral veel minder streng beleid rondom de coronacrisis. Wesselink zal niet de enige zijn geweest die tijdens de coronacrisis enigszins gefrustreerd probeerde een gesprek aan te gaan met iemand met een compleet andere kijk op de werkelijkheid of zelfs met iemand die in een complottheorie gelooft.

Want in tijden van onzekerheid gedijen samenzweringstheorieën en extreme denkbeelden goed. Welke denkbeelden we precies als extreem ervaren, hangt af van de tijdsgeest. Complottheorieën zijn onbewezen verklarende verhalen over dat bepaalde gebeurtenissen het gevolg zijn van snode plannen van een groep machtige mensen. Zoals de lokale overheid, de elite of misschien wel álle overheden en elites ter wereld samen. Aanhangers van complotten zijn aanvankelijk vooral tégen de gangbare verklaring en kijken daar met veel wantrouwen tegenaan. Dat wantrouwen is vaak zelfs meer aanwezig dan dat complotdenkers volledig overtuigd van het complot zijn. Zoals ook bij Nadia, de gesprekspartner van Wesselink, die vooral het coronabeleid van de Nederlandse overheid wantrouwt.
Waarom was de coronacrisis zo’n kweekvijver voor complotaanhangers? ‘In onzekere tijden zijn mensen op zoek naar houvast’, legt Rolf Zwaan uit. Hij is hoogleraar Cognitieve en Biologische Psychologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, auteur van het boek Drang naar Samenhang en maker van de gelijknamige podcast, over de psychologie van het begrijpen. ‘Tijdens de pandemie, met name in het begin, heerste er veel onduidelijkheid. Hoe effectief zijn de mondkapjes? Hoe ziekmakend en dodelijk is het virus? Wetenschappers, beleidsmakers en politici wisten het ook niet en spraken elkaar soms zelfs tegen. Ieder land voerde ook nog eens andere maatregelen in. Best chaotisch.’ Volgens Zwaan bieden complotverhalen een complete en simpele verklaring voor al deze complexe feiten die we anders moeilijk kunnen begrijpen. ‘Denk aan dat de overheid al onze vrijheden af wil pakken en we daarom mondkapjes moesten dragen en de horeca dicht moest. Zo’n soort verhaal is veel makkelijker te onthouden en dus te propageren dan de ingewikkelde feiten die er op dat moment waren. Dat maakt complotverhalen in tijden van onzekerheid zeer besmettelijk.’
Valse controle
De sterke behoefte de wereld om ons heen te begrijpen, hangt samen met het aanhangen van complottheorieën. Dat heet een epistemisch motief. Daarnaast zijn er nog twee andere motieven die samenhangen met complotdenken. Als we bang zijn voor bepaalde veranderingen in de samenleving – denk ook hier aan de coronacrisis – kunnen we daarmee proberen om te gaan door ons in een complottheorie te verdiepen. Een soort copingmechanisme dat een vals gevoel van controle geeft. Dat is een existentieel motief.
Het derde motief is sociaal van aard: we willen graag ergens bij horen. Wie een complotverhaal gaat aanhangen, zal zich bij een bepaalde groep mensen kunnen aansluiten en zich bovendien af kunnen zetten tegen de mensen die er niet in geloven. Dat geeft een goed gevoel. Tot slot kan het ook gewoon amusant zijn om je eens goed in een samenzweringstheorie te verdiepen.
Niet iedereen is even gevoelig voor samenzweringstheorieën. Wie geneigd is anderen snel te wantrouwen, zal eerder in een complottheorie geloven. Mensen die niet goed kunnen omgaan met onzekerheden en een grote behoefte hebben alles wat er gebeurt op een zinvolle manier te structureren ook. Daarnaast zijn laagopgeleide mensen of mensen die minder logisch nadenken gevoeliger voor complotten. Ook mensen die sneller geneigd zijn nuances over te slaan, en van nature wat intenser zijn, hebben een grotere kans om extreme opvattingen te ontwikkelen.
Negatieve ervaringen met overheidsinstanties en iemands sociaal-economische status kunnen ook meespelen, zegt pedagoog Stijn Sieckelinck, lector aan de Hogeschool van Amsterdam en expert op het gebied van radicalisering en maatschappelijke opvoedingsvraagstukken. ‘Slachtoffers van de toeslagenaffaire bijvoorbeeld hebben hoogstwaarschijnlijk veel minder vertrouwen in de overheid. Vaak zie ik dat mensen die een extreme mening aanhangen of in een complottheorie geloven zich oneerlijk behandeld voelen, en er gevoelens van machteloosheid op na houden. Ze hebben het idee dat de rest van de samenleving op hen neerkijkt en zij steeds de dupe zijn van allerlei maatschappelijke veranderingen. En soms is dat natuurlijk ook daadwerkelijk het geval. Het verkondigen van extreme ideeën kan ook een schreeuw om aandacht zijn.’
‘Lid worden van een community met complotaanhangers kan een doel geven, iets wezenlijks om voor te leven. Dat voelt zinvol.’
Een complotverhaal aanhangen of extreme opvattingen ontwikkelen levert vaak een hoop op. ‘Je wordt onderdeel van een groep gelijkgezinden,’ vervolgt Sieckelinck. ‘Vaak word je ergens met open armen ontvangen en ervaren mensen veel warmte van zo’n groep.’ Dat kan overigens ook grotendeels online gebeuren, aldus de pedagoog. ‘Je kunt je ook gaan identificeren met de andere leden van de groep. Daarnaast geeft het houvast en voelt het fijn om samen weerstand te bieden tegen een gemeenschappelijke vijand. Mensen kunnen echt het gevoel hebben dat ze groeien als ze lid worden van een community met complotaanhangers. Het kan een doel geven, iets wezenlijks om voor te leven. Dat voelt zinvol.’
Sheeple
Rolf Zwaan suggereert dat aansluiten bij een complotgroep ook kan voelen als een intellectuele inhaalslag – want vaker zijn het de laagopgeleiden die complottheorieën aanhangen. ‘Je kunt de niet-complotdenkers er in ieder geval van beschuldigen dat ze ‘sheeple’ (een samentrekking van sheep en people, red.) zijn. En als een kudde schapen zomaar aannemen wat politici zeggen en wat ze in de media lezen.’
Jan-Willem van Prooijen, universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit Amsterdam en bijzonder hoogleraar radicalisering, extremisme en complotdenken aan de Universiteit van Maastricht, sluit zich daarbij aan. ‘Als complotdenker ben je iets belangrijks op het spoor. Bovendien is er maar een kleine groep mensen die dat ziet. Daardoor voel je je uniek, en dat is goed voor je ego. Overigens kunnen complottheorieën ook bepaalde zaken rechtvaardigen. Stel dat je prikangst hebt, dan bieden sommige samenzweringstheorieën een uitweg om geen coronavaccin te hoeven halen.’
‘Complotdenkers werpen vaak vermoedens op, wat als dit of wat als dat…, die niet te falsificeren zijn’
Een goed gevoel zal de gemiddelde complotdenker dus wel hebben gewonnen. Wanneer wordt het gevaarlijk om een complottheorie aan te hangen? En is het ene complot gevaarlijker dan het andere? De overtuiging dat Paul McCartney allang dood is, of Elvis Presley nog leeft, lijken tamelijk onschuldig en geen gevaar op te leveren voor degene zelf of zijn of haar omgeving. Van Prooijen: ‘Uit onderzoek blijkt dat wie in één complot gelooft meer kans heeft ook in een ander complot te gaan geloven. Bovendien: wie instituten eenmaal begint te wantrouwen, wordt ook wantrouwiger richting zijn of haar omgeving. Neem geloof in een complot dus altijd serieus.’
Volgens Sieckelinck wordt het vooral zorgelijk als iemand een theorie gaat aanhangen die, als diegene die theorie écht serieus neemt, noodzakelijk leidt tot het ontnemen van de vrijheden van anderen. ‘Als iemand denkt dat Paul McCartney dood is, volgen daar niet direct gewelddadige acties uit, want dat is niet per se een gevaarlijk gegeven. Maar een complot dat stelt dat alle bestuurders ter wereld verkeerde bedoelingen hebben en dat niemand van de overheid en de elite te vertrouwen is, is een heel ander verhaal.’ Als je daar echt van overtuigd bent, kan je haast niet anders dan dat proberen te bestrijden, meent Sieckelinck. ‘Het is goed om dan in ieder geval eens met iemand een gesprekje erover aan te knopen. De meest bizarre theorieën kunnen daar ook onder vallen, denk aan het complot dat de wereld bestuurd wordt door reptielen die een menselijk verschijning hebben aangenomen…’
Maar zo’n gesprekje voeren – over een onderwerp waar jij en je gesprekspartner totaal anders tegenaan kijken – is zo gemakkelijk niet. Het is zelfs voor te stellen dat de relatie met een familielid, vriend of kennis met een andere kijk op de wereld onder flinke druk is komen te staan of tot een breuk heeft geleid. Overigens: uit recent onderzoek van Van Prooijen blijkt dat niet-complotdenkers eerder geneigd zijn banden met complotdenkers te verbreken dan andersom.
Waarom is het zo ongemakkelijk en ingewikkeld als iemand in je omgeving ergens zo anders tegenaan kijkt? Waarom laten we het niet gaan, en kletsen we gezellig door over andere dingen? ‘We zijn gemeenschapswezens,’ antwoordt Sieckelinck desgevraagd. ‘We willen over dingen praten, elkaar begrijpen, dichter bij elkaar komen. Dus het onderwerp negeren voelt niet goed, dat wringt.’
Maar het gesprek voeren, daar zijn we volgens Sieckelinck niet zo goed in. ‘We beginnen zo’n gesprek doorgaans met de intentie zo helder mogelijk uit te willen leggen hoe het zit. Zodat we de ander kunnen overtuigen. We gaan tegenover elkaar staan, een debat voeren. Dat zorgt er al voor dat er juist meer afstand ontstaat, en geen toenadering. En dat komt dus zowel een relatie als het complotdenken niet ten goede.’
Wat als…
Van gedachten wisselen met iemand die niet gewoon een extreme mening heeft, maar in een complottheorie gelooft, kent bovendien een aantal specifieke moeilijkheden. In ieder geval als het op het voeren van een inhoudelijke discussie over het bestaan van het complot aankomt. Samenzweringstheorieën zijn immers vaak niet te ontkrachten verhalen. Zwaan: ‘Complotdenkers werpen vaak vermoedens op: wat als dit of dat… die niet te falsificeren zijn. Zo kunnen zij vrijwel altijd een verklaring bedenken die past bij het complotverhaal, ook als jij met een tegenargument komt aanzetten. Het invoeren van de avondklok past bijvoorbeeld bij het idee dat de overheid onze vrijheden wil inperken, maar het afschaffen ervan ook. Want anders zouden die geheime plannen weleens te veel op kunnen gaan vallen…’
Wat het ook lastig maakt een inhoudelijk gesprek te voeren met een complotdenker is dat complotaanhangers doorgaans andere bronnen vertrouwen. ‘Complotdenkers hebben weinig respect voor expertise en wetenschap,’ weet Zwaan. ‘Of ze vertrouwen nu net een wetenschapper die buíten de eigen expertise zijn of haar visie deelt. Misschien zijn ze door gevallen van fraude of voortschrijdend inzicht hun vertrouwen in de wetenschap kwijtgeraakt.’
Zwaan zegt dat er doorgaans genoeg voorbeelden zijn waarmee complotdenkers gaten in ‘het verhaal’ van de overheid kunnen schieten. ‘Het dragen van een mondkapje was bijvoorbeeld in Nederland aanvankelijk nergens verplicht. Want volgens Jaap van Dissel (directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het rivm, red.) was nooit wetenschappelijk aangetoond dat ze daadwerkelijk beschermden tegen het overbrengen van virussen. Maar in Duitsland was het wel verplicht, en daar baseerden ze hun beslissing óók op de wetenschap. Dat verschil is niet op een simpele manier uit te leggen en dat maakt het ingewikkeld een weerwoord klaar te hebben als een complotdenker hiermee aan komt zetten.’
‘Complotdenkers zijn ook heel vasthoudend’, vult Van Prooijen aan. ‘Het onderwerp is heel belangrijk voor ze, haast zoals een religie. Dat maakt ook dat de niet-complotdenker er op een gegeven moment klaar mee is en geneigd is banden te verbreken.’
Hoe zorg je dat zo’n gesprek wel goed verloopt en je de band kunt behouden of kan wederopbouwen? Allereerst doe je er goed aan de complotaanhanger of degene met extreme gedachten geen ‘wappie’ te noemen. Of ‘dom’. Daarmee bied je iemand geen uitweg meer, daarover zijn alle genoemde experts het wel eens. Misschien dat je zelfs beter wegblijft bij het woord ‘complot’, meent Van Prooijen. ‘Ook dat kan weleens verkeerd vallen, weet ik uit ervaring.’
‘Verdiep je in het desbetreffende complot, bijvoorbeeld via een website waar factchecks worden gedaan’
Vertrouwensband
Wat je verder moet doen, hangt af van hoe de band op dat moment is en wat je wilt bereiken. ‘Als je al een vertrouwensband hebt, en je wilt die band graag behouden, is het niet verstandig het onderwerp te mijden,’ zegt Van Prooijen. ‘Probeer het gesprek respectvol te voeren, niet vanuit een hogere morele positie en laat de ander in zijn of haar waarde. Bedenk dat iemand vooral door emoties gedreven wordt, minder door rationeel nadenken. Dan kun je allereerst vragen gaan stellen om erachter te komen hoe iemands wereldbeeld in elkaar steekt en het daar verder over hebben.’ Daarna kun je volgens Van Prooijen zeggen wat je er zelf van vindt en ook een inhoudelijk gesprek voeren.
Sieckelinck vertelt wat je kunt doen als je graag nader tot de ander wilt komen en er nog geen vertrouwensband is of als die band wankelt. Volgens hem is het zaak zoveel mogelijk weg te blijven van de inhoudelijke discussie, maar je goed te verdiepen en je proberen te verplaatsen in de emoties van de ander. ‘Onderdruk de neiging uit te leggen wat jij allemaal weet. Stel vooral vragen, daarmee kun je iemand goed aan het denken zetten, en luister naar de ander. Wat maakt dat hij staat waar die staat? Waarom is dat nu zo’n belangrijk thema voor diegene? Hoe wordt zij door het onderwerp geraakt? En wat levert het diegene op zich te verdiepen in die extreme opvattingen?’
Maar wat doe je als iemand dan vervolgens direct met allerlei beweringen komt waarvan jij je afvraagt of ze wel kloppen? Sieckelinck: ‘Probeer je eigen oordeel en de neiging die beweringen te weerleggen dan even op te schorten. Zoek eerst uit waar de bewering vandaan komt. Voelt iemand zich oneerlijk behandeld? Komt het voort uit nare ervaringen? Met een beetje geluk leer je dan hoe die extreme opvattingen of het geloof in complotten samenhangen met bijvoorbeeld de thuissituatie, iemands gezondheid, wat er speelt op het werk…’ Misschien kun je dan een beetje begrijpen waarom iemand zo anders tegen zaken aankijkt, aldus Sieckelinck. ‘Zo blijf je bovendien weg van de meningenstrijd – waardoor je alleen maar verder van elkaar weg zou drijven – maar je bouwt een vertrouwensband op. Dat is uiteindelijk nodig om het over die extreme opvattingen of de complottheorie te hebben. Eerst moet je laten zien dat je oprecht geïnteresseerd bent. Ook kan het helpen samen iets te ondernemen waardoor de relatie weer sterker wordt.‘
De volgende stap is dan volgens Sieckelinck te onderzoeken waar jullie het wel over eens zijn. ‘Misschien is sporten voor jullie beiden heel belangrijk, en baalden jullie toen dat tijdens de coronacrisis niet altijd kon. Of misschien begrijp je dat het voor de ander heel vervelend is dat hij niet meer kon werken. Dat je je kunt voorstellen hoe iemand zich voelt, zorgt voor verbinding. Daarmee heb je al meer bereikt dan iemand steeds maar proberen te overtuigen.’
Nog weer later kun je volgens Sieckelinck iemands gedrag bespreken. Staat diegene erbij stil wat de gevolgen zijn, van je niet laten vaccineren bijvoorbeeld? Weet diegene dat dat gevaarlijk is voor zichzelf of voor anderen? Sieckelinck: ‘Laat tegelijk zien dat je betrokken bent bij het pad dat iemand volgt, en dat je je mede verantwoordelijk voelt daarover na te denken. En voor alle duidelijkheid: iedereen heeft grenzen. Dus je kunt altijd aangeven, bijvoorbeeld als iemand over geweld gebruiken begint, dat je het heel erg afkeurt wat diegene zegt, en dat je je veel zorgen maakt. Als je zorgen dan niet worden weggenomen kun je er altijd nog professionele hulp bij halen.’
Verder is het volgens Sieckelinck niet altijd verstandig naar krantenartikelen, wetenschappelijke artikelen of instituten en websites te verwijzen die je zelf blindelings vertrouwt. ‘Dat kan averechts werken omdat complotdenkers of mensen die er een extreme mening op nahouden die instituten juist niet vertrouwen. Die bronnen zijn te veel in diskrediet gebracht door bepaalde gemeenschappen.’
Zwaan denkt dat je het beste op zoek kunt gaan naar overeenkomsten in werkelijkheden. ‘Misschien kun je samen uitzoeken waar jullie overeenkomsten op gestoeld zijn, en ook waar de verschillen vandaan komen. Het is denk ik verder de kunst om niet neerbuigend te zijn, maar ook niet te toegeeflijk. Je moet samen uitzoeken hoe het zit. Eventueel kun je vragen naar hoe iemand verder in het leven omgaat met onzekerheden, want je kúnt nu eenmaal niet alles begrijpen of zeker weten in het leven.’
Of en wanneer je jouw eigen mening of visie deelt, daarover verschillen de experts dus van mening. Volgens Van Prooijen moet je altijd laten weten wat jij denkt. ‘Laat de ander eerst uitpraten, maar durf ook aan te geven als je het ergens niet mee eens bent. Vraag er gewoon naar: ik heb jou net serieus genomen, is het oké als ik nu vertel hoe ik erover denk? Eerlijkheid hoort bij wederzijds respect.’
Verder is het volgens Van Prooijen goed te benoemen waar iemand volgens jou fout zit en om te ‘debunken’. ‘Stel dat iemand denkt dat vaccins autisme veroorzaken, leg dan uit dat dat wetenschappelijke paper inmiddels achterhaald is. Maar dat je dus wel begrijpt waarom iemand dat denkt. Het kan ook heel nuttig zijn je te verdiepen in het desbetreffende complot. Bijvoorbeeld via factcheckwebsites.’
Oké, maar wat als iemand de wetenschap of de mensen die de factchecks uitvoeren niet vertrouwt? Of ziet als ‘ook maar een mening’? Van Prooijen: ‘Ik heb niet gezegd dat het makkelijk zou zijn! Je moet niet verwachten dat je in één gesprek iemand compleet van mening kan laten veranderen. Iemand is zelf in een konijnenhol gevallen, dus hij of zij moet er zelf uitkomen. Het enige wat jij kunt doen, is een lampje aandoen zodat iemand de uitgang ziet. En voor een goed gesprek moet die ander jou ook serieus nemen.’
Sieckelinck kijkt er net anders tegenaan en zegt dat het niet altijd verstandig is je eigen mening of kijk op de wereld te delen. Bijvoorbeeld als de vertrouwensband beschadigd is, of als er te weinig overeenkomsten zijn in jullie kijk op de wereld. De aandacht gaat dan niet naar waar de ander zich echt zorgen over maakt. ‘Daarmee bereik je iemand niet, de ander kan er niets mee.’
Oordeel opschorten
Wie een discussie met een complotdenker of iemand met een extreme mening dus wil mijden, moet een dialoog aangaan. Wijlen David Bohm (1917-1992), filosoof en natuurkundige, schreef daar in zijn boek On Dialogue al over. Volgens hem is de essentie van een dialoog te ervaren wat anderen denken, zonder daarover een oordeel te vellen. Ook Bohm stelt dat dit niet gemakkelijk is omdat iedereen sterk de neiging heeft zijn of haar eigen visie te verdedigen en het dus oneens te zijn met mensen met andere gedachten. En we vinden het moeilijk onszelf kritisch te bekijken. Natuurlijk kun je er volgens hem ook voor kiezen de discussie aan te gaan, maar dan zal het resultaat zijn dat een van de deelnemers wint, niet dat je de ander beter begrijpt of dichter bij elkaar bent gekomen. Ook als je iemand dus wilt helpen uit het konijnenhol te komen, kun je een discussie beter mijden.
Om een goede dialoog te voeren, moet je je eigen oordeel opschorten, bepleit Bohm. Je hoeft je oordeel niet te onderdrukken – je mag best boos zijn of iemand een beetje gek vinden – maar je moet zorgen dat je het niet tot uiting brengt.
Sieckelinck vult aan: ‘Je kunt echt ver komen met het opschorten van je eigen oordeel. Bovendien betekent dat niet dat jij je hele kijk op de wereld, wat jij als waar aanneemt, overboord moet gooien tijdens zo’n gesprek.’ Het gaat er volgens Sieckelinck om dat als je dichter bij iemand wilt komen die ergens helemaal anders tegenaan kijkt, de aandacht bij je gesprekspartner moet zijn, niet bij jezelf. ‘En als iemand dan uiteindelijk jouw grenzen overgaat, zijn er hele respectvolle manieren om dat aan te geven. Je kunt rustig zeggen dat iemand een grens overgaat en dat je je daar niet prettig bij voelt. Als jullie tot dusver een redelijk goed gesprek hadden samen, komt dat ook binnen bij de ander. Dan is de kans groter dat hij of zij daar serieus iets mee gaat doen.’
Illustratie: Chiara Arkesteijn
Heeft gereageerd op:
Dit artikel volgt dezelfde lijn als het artikel van Geertje Kindermans: Vaccineren tegen fake news, daarvoor geef ik ook dezelfde reactie:
In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuws en nepnieuws en tussen dat er geen complotten gaande zijn en wel. Er wordt vanuit gegaan dat het ware nieuws van de msm komt en dat er geen complot gaande is. En de mensen die daar anders over denken, dat daar dan psychologisch iets mis mee is. Er volgen dan wat psychologische visies die dit bekrachtigen.
Hoe komen we tot waarheid lijkt mij de vraag. De waarheid kan zich toch zowel in de msm bevinden als ook in het alternatieve veld? Er kunnen toch ook complotten zijn? Dan zou het toch goed zijn om ook psychologisch te kijken naar de mensen die automatisch de informatie van de msm als waar aanvaarden? En ook dient dan toch ook psychologisch gekeken te worden naar de mensen die elk complot op voorhand ontkennen; de complot ontkenners?
Ik zou graag in een volgende NIP blad ‘Psycholoog’ de psychologie beschreven willen zien van de msm ‘volgers’ en de ‘complot ontkenners’. Want al de psychologische processen die beschreven zijn in dit artikel kan men ook toepassen op hen. Van belang is niet alleen de psychologische processen te bestuderen waarom iemand nu wel een visie als waar aanneemt of een complot voor waar aanneemt of deze per definitie ontkent, maar dat de visies op waarheid onderzocht worden met een open blik.
Neem de grondlegger van de psychoanalyse: Sigmund Freud. Hij kwam in zijn praktijk zoveel patiënten tegen die leden onder de gevolgen van seksueel misbruik. Hij kon dit niet geloven en hij bedacht vervolgens psychoanalytische theorieën, waarmee hij de traumatische ervaringen van zijn patiënten dus ontkende! Wat is het in de mens die het kwaad niet aankan en dan iets anders gaat bedenken?
Waarom zouden we in de Coronacrisis tijd alleen maar het eenzijdige verhaal van het virus geloven, dat we alleen daardoor ziek worden en dat we alleen de ziekte kunnen voorkomen door maatregelen en een vaccin te nemen? Waarom worden er zo weinig psychologische, leefstijl factoren meegenomen in de visie die ook een rol spelen of je wel of niet ziek kan worden? Waarom wordt de factor van de ongezonde werking van elektromagnetische stralingen niet serieus genomen of verder onderzocht?
En wij dienen te geloven dat het vaccin veilig en effectief is, terwijl deze nog in een experimentele fase zit van het onderzoek en dat er op dit moment 70.000 mensen aan het vaccin overleden zijn en er 11 miljoen mensen lijden aan de bijwerkingen. Dus alles wat de msm verteld heeft is de waarheid? Vanuit de psychologie weten we toch dat angst negatief inwerkt op ons immuunsysteem?
En dan wat voor een maatschappij zijn wij gaan leven? Psychologische gezien is de overheid toch een strenge ouder gaan spelen en het volk dient als een kind, deze autoriteit te geloven en te volgen, zonder zelf na te denken? In deze ‘Psycholoog’ staat terecht een artikel over de negatieve gevolgen van de maatregelen. En dan wie leidt dit alles eigenlijk? De regeringen? Wat is de rol van het W.E.F. (Het world economic forum). Vele politieke leiders ook in Nederland zijn lid van deze groep. Wat zijn hun plannen? Zij willen een ‘Great reset’. Zij willen van de wereld een technocratie maken, dat alles is te lezen op hun website en in de boeken zoals: De 4de revolutie en Covid 19 and the great reset. Dat betekent te gaan leven in een controle samenleving. Willen wij op China gaan lijken en gaan leven met het ‘social credit system’? Zien we ook de gevaren van het transhumanisme? Dat we als mens een halve robot kunnen worden? Is dat wat we willen?
Laten we dit alles gaan onderzoeken op waarheid en wat wij goed vinden, i.p.v. op voorhand visies af te wijzen. Dat is toch de opdracht van wetenschap alles te onderzoeken? Juist door de psychologie kunnen we ons bewust worden hoe emoties de weg naar waarheid kunnen belemmeren. Laten we dus de psychologie gebruiken om de waarheid te vinden en niet om vanuit emotie en vooroordelen het onderzoek te stoppen. Als we de plannen van het W.E.F. ‘the great reset’ serieus nemen, des te beter kunnen we met elkaar een beter plan voor de toekomst uitdenken en uitvoeren.