Voor bijna alle psychotherapeuten geldt: waar ze zich in specialiseren, daar hebben ze mee te maken gehad.’ Dit is een opvallende zin uit zijn boek Narcisme (uitgegeven bij Amsterdam University Press) en Schalkwijk herhaalt de zin in het begin van het gesprek. De vraag waarom hij gefascineerd is door narcisme, mag daarom wel degelijk gesteld worden. Blijmoedig antwoordt hij: ‘Natuurlijk ook omdat ik het zelf wel ken.’ Hij doelt dan op de tweede vorm van narcisme die hij beschrijft, de waakzame variant. De eerste variant noemt hij ‘het vanzelfsprekende narcisme’. Dat is wat we doorgaans onder narcisme verstaan: iemand die overmatig fantaseert over grenzeloos succes, grenzeloze macht, genialiteit of schoonheid. Anderen zijn niet nodig, behalve als bewonderaar. Maar er is ook een andere variant: het waakzame narcisme, waarbij iemand zich erg op een ander richt en diens behoeften en verlangens aanvoelt of invult. Die vorm herkent Schalkwijk zelf. ‘Zoals ik ook in het boek schrijf let ik erg op wat mensen willen. Dat heb ik altijd gedaan en doe ik nog steeds. Ik zie alles wat er om me heen gebeurt en heb de neiging te helpen. Ik laat nooit een deur in iemands gezicht dichtvallen en als iemand de weg zoekt, schiet ik te hulp.’
Niets mis mee, zou je zeggen. ‘Het heeft inderdaad iets leuks en wordt sociaal zeer gewaardeerd,’ erkent Schalkwijk. ‘Maar het gevaar is dat je er een soort rechten aan gaat ontlenen. Dat je het niet meer doet omdat je er lol in hebt, maar dat het een functie voor je heeft. Dat je er een soort krediet mee hoopt op te bouwen, dat je het in een of andere vorm hoopt terug te krijgen. En als dat niet gebeurt, dat je dan chronischkwaad wordt. Risico is verder dat iemand vervreemd raakt van zijn eigen gevoelswereld. Zo kan hulpvaardigheid ziekelijk worden en dat zou ik narcisme noemen.’
Grootheid en kleinheid
Schalkwijk onderscheidt dus twee vormen van narcisme, maar in DSM-5 wordt alleen de vanzelfsprekende variant van narcisme genoemd. De waakzame variant wordt door therapeuten daarom ook vaak gemist.
De twee vormen van narcisme lijken heel verschillend, maar het mechanisme dat eronder ligt, is hetzelfde, benadrukt Schalkwijk. ‘Bij beide zit er een heel kwetsbaar zelfgevoel onder dat schommelt tussen grootheid en kleinheid. En in beide gevallen worden andere mensen gebruikt om het zelfgevoel te stutten.’
Bij grandioos narcisme wil de narcist zelf in de belangstelling staan, bij de waakzame variant zet hij anderen in het middelpunt. Maar in beide gevallen gaat het niet om de ander als mens, maar zijn anderen alleen nodig voor het zelfgevoel.
Een derde overeenkomst is dat de stemming, de emoties en het reguleren van emoties, staat of valt met hoe die instrumentele relaties lopen en wat dit voor gevolgen heeft voor het zelfgevoel. Als iemand met narcisme betekenisvol is in de ogen van anderen, is ‘het zelfgevoel gestut’ en het humeur goed. En dat kan dus ook misgaan. Schalkwijk beschrijft in zijn boek een patiënte die in een weekend een aantal afspraken heeft gepland. Zo zou ze naar een vriendin gaan en ze zou iemand helpen met het schilderen van een huis. Toen de een na de ander afhaakte, kieperde haar zelfgevoel om en daarvan werd ze helemaal somber (zie kader 1).
Veel mensen hebben overigens een mengvorm. Schalkwijk: ‘Grootheidsfantasieën komen ook bij de waakzame narcist voor. Het gevoel: ik kan alles, ik moet het alleen nog even gaan doen, maar dat hoeft niet, want ik kan het al. Dat leidt tot een kwetsbaar evenwicht, want ieder moment kan blijken dat het niet klopt.’
Narcisme is nooit gezond
Schalkwijk herkent zich in de waakzame narcist, loopt hij niet het risico zelf echt narcistisch te worden? Na een korte stilte, lachend: ‘Ik verwacht het niet. Ik denk dat anderen over mij zeggen: hij gaat ook genoeg zijn eigen gang. Maar de neiging zit in me en af en toe moet ik tegen mezelf zeggen: blijf in je eigen wereld. Een sterke gerichtheid op anderen en een goed invoelingsvermogen zijn voor een therapeut goede eigenschappen. In mijn werk neem ik vaak het taalgebruik van de patiënt over. Dat is prima, tot op bepaalde hoogte. Want je moet niet met iemand gaan samenval-len, je moet ook weer afstand kunnen nemen.’
Gezond narcisme bestaat niet, schrijft Schalkwijk in zijn boek. Narcisme is altijd ziekelijk, anders moeten we het geen narcisme noemen. Nu nuanceert hij: ‘Ik heb daarover discussie gehad met vakgenoten en moet toegeven: ik heb het wat kras in mijn boek gezet, zo zwart-wit is het nu ook weer niet. Maar ik vind narcisme niet gezond. De basiskenmerken zijn: gebrekkige zelfregulatie, afwijzen van wederkerigheid en een matig empathisch vermogen. En dan heb je echt ziekelijk narcisme in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en je hebt mensen met trekken van narcisme. Dat is een lichtere vorm, maar dat is nog wat anders dan gezond narcisme.’
Het idee van gezond narcisme komt uit de psychoanalyse. Volgens Schalkwijk wordt het dan verward met een gezond, of misschien wel overdreven sterk zelfgevoel en een overdreven zelfwaardering. Volgens de klassieke psychoanalyse is het narcisme een gezonde ontwikkelingsfase. Hoewel Schalkwijk psychoanalyticus is, is hij het op dit vlak niet met zijn collega-psychoanalytici eens. ‘Er is een gezonde ontwikkelingsfase waarin je door je ouders gespiegeld en bewonderd wilt worden. Als er in die fase iets misgaat, kan er narcisme ontstaan. Van de term ‘gezond narcisme’ moeten we af. We spreken toch ook niet over een gezonde borderline-trek? En iemand kan best erg autonoom zijn, maar we zeggen toch ook niet van iemand dat hij gezonde antisociale trekken heeft?’
Ontwikkelingspsycholoog aan de UvA, dr. Eddie Brummelman, is gespecialiseerd in narcisme bij kinderen, en hij legde Schalkwijk uit dat het verschil al bij kinderen te zien is. Schalkwijk: ‘Sommige kinderen hebben een wat overdreven zelfgevoel en zeggen openlijk: “Ik ben heel goed.” Tegen een ander kind kunnen ze vervolgens zeggen: “Jij bent ook goed, met jou wil ik samenwerken.” Narcistische kinderen zeggen daarentegen: “Ik ben heel goed, ik wil beter zijn dan jij, want eigenlijk kan jij niets.” Op achtjarige leeftijd kun je kinderen al dierentiëren op dit punt. Ik noem het pas narcisme als iemand niet met anderen wilt samenwerken.’
Moeilijk behandelbaar
Schalkwijk krijgt veel patiënten met narcisme in zijn praktijk. Misschien komt dat deels omdat hij erop let. ‘Er zit mogelijk een vertekening in, zoals een autismeexpert overal autisme zal zien. Dat moet je proberen te vermijden, maar het zal toch gebeuren. Daarnaast komt het omdat ik mensen langdurig in therapie heb – een keer per week met psychotherapie en met psychoanalyse vaker – en dan kun je de problematiek vol op tafel krijgen.’
Hij heeft veel ervaring met de patiëntengroep. Hoe behandelbaar is narcisme? ‘Over het algemeen zijn psychische ziekten moeilijk behandelbaar,’ begint hij. ‘Zo’n dertig procent van de mensen knapt op, zo’n veertig procent gaat het iets beter doen en zo’n dertig procent verandert niet, ongeacht de therapievorm.’ Maar geeft dan toe: ‘Narcisme is inderdaad moeilijker dan gemiddeld te behandelen. Menig therapeut begint er niet aan en veel ggz-instellingen evenmin.’
Is hij daarin uitzonderlijk? Lachend: ‘Dat moet je niet zeggen tegen iemand die over narcisme schrijft. Maar inderdaad, dat doet niet iedereen en dat zou je dus uitzonderlijk kunnen noemen. Er zijn overigens meer analytici die dit doen, gedragstherapeuten doen het veel minder.’
Schalkwijk is altijd gefascineerd geweest door narcisme en hoe hardnekkig en weerbarstig de problematiek is. ‘Patiënten willen niet dat je dichtbij komt. Ze willen wel dat hun leven anders is, maar zelf willen ze niet veranderen.’

Bij narcisme hoort dat anderen niet intiem belangrijk mogen zijn, want anderen zijn alleen belangrijk ter meerdere eer en glorie van de narcist zelf, ofwel om hem te bewonderen of om door hem geholpen te worden. Het verdragen van nabijheid en wederkerigheid is een van de grootste problemen van een narcist. Schalkwijk: ‘Daardoor maakt een narcist zijn therapeut tot een soort ingehuurde klusjesman. Samen op zoek gaan naar hoe het met hemzelf zit, wil hij niet.’
Vooral degenen die overtuigd zijn van hun eigen grootheid, iemand met het puur grandiose narcisme, daar is therapeutisch wat minder mee aan te vangen. Die melden zich alleen bij een therapeut als ze even zijn omgekiept. Zodra het weer gaat, stoppen ze met de therapie. Daarbij is er nog een reden waarom ze niet veel behandeld worden. Schalkwijk: ‘Veel narcisten lijden niet onder hun narcisme. Ze kunnen binnenkomen met somberheid of ze worden gestuurd door hun partner of werkgever, maar zelf hebben ze er vaak geen last van. Vergelijk het met kleurenblindheid. Je weet niet wat je mist, je ziet geen andere kleuren dan je ziet, dus andere kleuren mis je ook niet. Angst en depressie voelen als ik-vreemd, dan wil je anders zijn. Bij borderline kun je last krijgen van de puinhoop die je veroorzaakt. Maar met deze vorm van narcisme kun je oud worden, je bent geweldig, alleen de wereld werkt niet altijd mee.
Waakzaam narcisme is beter behandelbaar. Daaronder lijden mensen soms zelf wel, ze lijden bijvoorbeeld onder de angst om tekort te schieten hun de zorg voor anderen.’
Opeens was daar Freud
Door zich in narcisme te specialiseren, kiest hij niet voor de makkelijkste weg. Door analyticus te worden evenmin. Waarom psychoanalyse? Schalkwijk: ‘Het grappige is dat ik het nauwelijks weet. Al toen ik op de vooropleiding van het conservatorium zat, las ik boeken van Freud over massapsychologie. Ik weet niet meer hoe ik daarbij kwam, maar ik vond het gelijk interessant. Aan de Vrije Universiteit Amsterdam, waar ik psychologie ging studeren, werd psychoanalyse onderwezen en er zaten veel psychoanalytici. Dat wilde ik ook, zonder er veel van te weten.’
Schalkwijk voelt zich helemaal thuis in de psychoanalyse, althans: psychoanalyse op zijn manier. Hij legt uit: ‘De mainstream psychoanalyse in Nederland gaat uit van het driftmodel: we worden gedreven door seks en agressie. Daar geloof ik niet in en daarmee diskwalificeer ik me voor sommige collega’s als echte analyticus. Ik geloof meer in de moderne emotietheorie, ik denk dat we gedreven worden door emoties, zoals behoefte aan hechting, veiligheid en nieuwsgierigheid.’
Los daarvan sluit hij zich wel aan bij de analytici, hij gelooft in het belang van het onbewuste, van relaties in de eerste levensjaren. En hij is overtuigd van de werkzaamheid van langdurende therapie. Ook klassiek is de manier waarop hij behandelt: zijn analysanten liggend op een divan en hij zittend erachter.
Een mooi vak, vindt Schalkwijk. ‘Het is fascinerend wat je te horen krijgt over de diepste gedachten van mensen. Hoewel diepste… dat vind ik een rot-term. Het lijkt of de diepste gedachten waardevoller zijn dan de oppervlakkige, ik vind het allemaal waardevol. Het is vooral de gelaagdheid die me interesseert.’
Alsof diepe gedachten w aardevoller zijn dan de oppervlakkige, ik vind ze allemaal waardevol
Hij behandelt weinig symptoomgericht, heeft geen patiënten met fobieën, met dwang of met een eetstoornis. Tijdens de therapie gaat hij vooral in op het fantasieleven, waarmee iemand zichzelf klem kan zetten. Het gaat hem om de vastgeroeste overtuigingen die iemand amper meer als een fantasie herkent. Ook met dromen werkt hij graag, want dromen zijn een goede aanleiding om te praten. Daarbij gaat hij er niet vanuit dat symbolen een vaste betekenis hebben. Schalkwijk ‘duidt’ geen dromen, maar praat over diens beelden en associaties die iemand daarbij heeft.
En hij geeft zijn eigen associaties. ‘Je gaat samen op zoek naar welk verhaal de droom vertelt. Op bewust niveau vindt iemand iets bijvoorbeeld geen probleem, maar op grond van een droom blijkt hij razend te zijn. Dan kom je op een andere laag terecht. Niet de echte laag, niet dé waarheid, maar een andere laag. Dan gaat het om wat mensen ook nog voelen. Ook nog, dat is het. De oppervlakte is net zo goed een laag als de diepte.’
Schuld en schaamte
Naast narcisme is Schalkwijk altijd geïnteresseerd geweest in schuld en schaamte. Zoals meer psychoanalytici werkt hij ook als forensisch psycholoog. ‘Daar ben ik veel bezig met gewetensontwikkeling. Ik onderzoek jeugdige verdachten en die hebben vaak een minder goed ontwikkeld gevoel van schuld en schaamte. In mijn psychotherapiepraktijk daarentegen zie ik cliënten die juist enorm lijden onder die gevoelens van schaamte en schuld. Hoe komt het dat het bij de een zo afwezig is, terwijl de ander eronder gebukt gaat? Dat is een vraag die me fascineert.’
Schaamt hij zich zelf makkelijk? Ook die vraag mag gerust gesteld worden. ‘Ik was vroeger een heel schaamtevol kind, een verlegen jongetje. Dat kan ik nog wel hebben, maar gelukkig kan ik mezelf ook stevig neerzetten.’
Schaamte hindert erg in therapieën. Mensen kunnen ergens erg onder lijden, maar vertellen het niet, omdat het zo schaamtevol is. Wat nog wel eensgebeurt, is dat de patiënt in de laatste of voorlaatste zitting zegt: ‘Weet u wat ik u nog nooit heb verteld…’ en dan komt er een heel schaamtevol en belangrijk iets. Misbruik, schaamte over het lijf, pornoverslaving. Schalkwijk: ‘Dat schept een probleem, want je was de therapie aan het afsluiten.’
Niet voor niets neemt men in de psychodynamische hoek veel tijd voor de intake. Ook de schaamtevolle dingen moeten bij voorkeur aan bod komen. Schalkwijk: ‘En voordat mensen hun therapeut schaamtevolle dingen durven toevertrouwen, moet er eerst een band zijn ontstaan. In de moderne ggz moet je binnen een half uur een diagnose gesteld hebben. Daar ga je mee aan de slag, dus kom je aan de meer verborgen gebieden helemaal niet toe.’
Naar geweten en schaamte doet Schalkijk sinds enige tijd ook empirisch onderzoek. Hij formuleerde een nieuwe theorie over het geweten en toetste die in een onderzoek bij delinquente jongeren. Anders dan de populaire mening zijn delinquente jeugdigen niet ‘gewetenloos’, maar blijven ze achter in de ontwikkeling van bepaalde onderdelen van het geweten. Zo ervaren ze minder schaamte. Verder is hij co-promotor bij een door ZonMW gefinancierd neuropsychoanalytisch onderzoek naar de verwerking van schaamte tijdens de slaap.
Muziek en verbouwingen
Naast zijn werk maakt Schalkwijk muziek. Hij heeft aan het conservatorium orgel gestudeerd en is daarna piano gaan spelen. Muziek is niet weg te denken uit Schalkwijks leven. ‘Ik heb nog steeds muziekles. Ik vind het heerlijk om te doen, maar ik kom er vaak niet aan toe. Afgelopen zondag zat ik in een jazztrio te spelen. Ik improviseer. Het is voor mij geen uitlaatklep, het is vooral studeren. Als het niet goed klinkt, dat is vervelend. Als je ooit op een behoorlijk niveau hebt kunnen spelen, zoals ik, hoor je wat je doet. Vaak denk ik: dit is sáái. Maar als het lukt, is het zo lekker! Tja, de lat ligt hoog. Het is niet anders. Orgel speel ik daarom niet meer, ik haal mijn oude niveau niet meer.’
Naast musiceren heeft hij nog een opmerkelijke activiteit en ook dat mogen we weten. Hij doet zelf verbouwingen en knutselt aan een oude auto. ‘Als ik denk: dat kan ik niet, dan denk ik daarna: maar ik wil het wel kunnen. Dus dan pak ik het aan. Ik kan er bij wijze van spreken van wakker liggen omdat ik een muur wil uitbreken, maar vervolgens doe ik het wel.’
Er gaat wel eens wat mis, afgelopen weekend stond ik nog onder stroom
Zo heeft hij zijn eigen huis verbouwd. Hij laat de ruime zonnige keuken zien. Dit waren vroeger twee kinderkamers. Daarnaast heeft hij met zijn zoons zijn huis in Frankrijk verbouwd. Als verbouwer is hij minder streng voor zichzelf dan als muzikant of therapeut. Laconiek: ‘Er gaat wel eens wat mis, van het weekend stond ik nog onder stroom. Maar uiteindelijk lukt het wel. Lekker met mijn handen werken, dat is een andere kant van mij.’