In 2009 ging de tweejarige postacademische opleiding tot schoolpsycholoog van start. Om de ontwikkeling daarvan kracht bij te zetten, organiseerde het RINO in nauwe samenwerking met het NIP en de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) op 15 maart in Amsterdam het eerste landelijke congres voor schoolpsychologen. Marjan Adema en Wilma Koeslag waren aandachtig toeschouwer.
Op 15 maart jl. vond het eerste congres voor schoolpsychologen plaats. Deze dag wordt aan elkaar gepraat door de dagvoorzitter Kim Coppes (actrice, trainer en gespreksleider). Zij houdt alle toehoorders, 350 in totaal, flink bij de les door enthousiast en interactief met de microfoon in de hand door de zaal te stappen. Al fladderend weet zij erachter te komen dat maar één procent van de deelnemers man is, dat er vijftien zwangere vrouwen aanwezig zijn, en dat je er om vijf uur ’s ochtends uit moet als je in Zeeland woont en op tijd in Amsterdam wilt zijn. Zelf zijn we, vanuit Groningen, om kwart voor zes opgestaan, dus we mogen niet klagen.
Sharon Kruisdijk, schoolpsycholoog bij Educare en Maupertuus, bijt het spits af. Een schoolpsycholoog zou volgens haar ten doel moeten hebben wetenschappelijke inzichten te vertalen naar beleid en vervolgens naar de praktijk. Daarnaast geeft zij een algemeen beeld van de taken en de mogelijkheden van een schoolpsycholoog. Die moet goed op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen.
De hedendaagse leerling heeft bijvoorbeeld veel mediawijsheid of zou die moeten hebben. Kruisdijk bespreekt aan de hand van een interessant voorbeeld – Flipping the Classroom – hoe mediawijsheid mogelijkheden biedt om onderwijs te geven. Het fenomeen, dat is komen overwaaien uit de VS, bestaat eruit dat de leerlingen via het internet instructie thuis krijgen, terwijl het huiswerk onder begeleiding van de docent op school wordt gemaakt; huiswerk wordt zo schoolwerk. Wellicht iets voor de toekomst? Het antwoord zou van de schoolpsycholoog kunnen komen.
Heldere doelen
De volgende spreker, Noëlle Pameijer, als schoolpsycholoog verbonden aan het samenwerkingsverband Annie M.G. Schmidt te Hilversum, is een zwaargewicht op het gebied van Handelingsgericht Werken (HGW) en Opbrengstgericht Werken (OGW). Zij is van mening dat HGW en OGW samen moeten gaan om het kind zo goed mogelijk te kunnen begeleiden.
Even kort door de bocht: OGW gaat over kwaliteit van het onderwijs en succesvol leren. HGW is breder en draait ook om de kenmerken van leerlingen, ouders en de omgeving. Uit onderzoek blijkt dat als ouders betrokken zijn, het kind een hoger welbevinden heeft op school, tot betere leerprestaties komt en minder gedragsproblemen heeft.
Pameijer hamert op systematisch werken en waarschuwt voor zomaar wat informatie uitwisselen over leerlingen in bijvoorbeeld een leerlingbespreking. Het is belangrijk om heldere doelen te formuleren, in samenwerking met ouders en leerling. De lezing komt als een storm van informatie over je heen, boeiend en gelardeerd met herkenbare voorbeelden. Jammer dat Pameijer niet meer spreektijd heeft, want er valt veel van haar te leren.
Illusie van controle
Arjan Clijsen, als senior-adviseur verbonden aan de KPC Groep in Den Bosch, vertelt in een workshop over het werken met groepsplannen in het voortgezet onderwijs (VO). In het onderwijs wordt nog veel met individuele handelingsplannen gewerkt, maar in de praktijk blijkt dit een wassen neus; docenten kunnen de veelheid aan plannen domweg niet uitvoeren in de klas. ‘Groepsplannen’ zouden een oplossing kunnen bieden. Groepen worden geanalyseerd en geclusterd; zo ontstaan er subgroepen, bij voorkeur niet meer dan drie, met specifieke onderwijsbehoeften en doelen.
We raken ietwat teleurgesteld, ook groepsplannen vraagt volgens ons immers om een onevenredige tijdsinvestering. Het vergt veel tijd om te analyseren, doelen te stellen en te evalueren. En het is maar de vraag of het onderwijs hier beter van wordt. Misschien kan diezelfde tijd ook effectiever besteed worden. Het is een afspiegeling van de huidige tijdsgeest, die van meten is weten, maar wellicht hebben we te maken met een illusie van controle.
Schoolondersteuningsprofiel
Het ‘schoolondersteuningsprofiel’ wordt als begrip in de wet vastgelegd. Dat profi el houdt kortweg in dat de school omschrijft welke voorzieningen er getroffen worden voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Dit is nodig met de komst van passend onderwijs.
Joy Bijleveld, werkzaam als beleidsadviseur en gedragswetenschapper bij het Samenwerkingsverband VO Amsterdam, laat ons aan de hand van een checklist zien hoe je een dergelijk profi el kunt optuigen. Door als school duidelijk voor ogen te hebben wat je wel en niet kunt bieden aan zorg voor je scholieren, worden de criteria van de intake verhelderd. Een school mag binnenkort geen zorgleerlingen meer weigeren, als zij de benodigde zorg hebben opgenomen in het ondersteuningsprofi el. De school van aanmelding is dan verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte onderwijsplek. Het maken van beleid over het profiel of daar actief over meedenken zou tot de taken van de schoolpsycholoog kunnen behoren.
Tijdens deze wat droge lezing is er veel ruimte voor het uitwisselen van gedachten, waardoor de inhoud meer kleur krijgt.
Intuïtie
In zijn bijdrage stelt Kees van der Wolf, onderzoeker en adviseur bij Van der Wolf & Van Beukering onderwijsadviseurs, dat men tegenwoordig in het onderwijs in een soort van rationele dwangbuis wordt gestopt, namelijk die van opbrengstgericht werken, afrekenen, targets, et cetera. Dit alles onder de noemer van evidence-beest, een term gemunt door Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Het onderwijs is gericht op maximale efficiëntie door vooral formalisering en standaardisering. Van der Wolf laat echter zien dat veel gedrag in de onderwijssituatie zich niet laat standaardiseren. Lesgeven is namelijk ‘weten’ wat je moet doen onder zich niet herhalende omstandigheden. Kortom, het meeste gedrag van de docent is intuïtief bepaald, ofwel knowing in action.
Het hedendaagse taalgebruik in het onderwijs doet hem vaak de wenkbrauwen fronsen. We spreken over zorgleerlingen, risicoleerlingen, maar in wezen is hier sprake van een tautologie; iedere leerling loopt risico en heeft zorg nodig. Ook het pathologiseren van leerlingen middels diagnoses leidt volgens hem tot wegname van plichten bij leerlingen en geeft ze vooral privileges. Van der Wolf vindt dat pedagogiek juist moet gaan over de vraag hoe je kinderen in een bepaalde situatie moet leren omgaan met hun tekorten; daar leren ze immers van.
Als je in het onderwijs zit, ontkom je niet aan de eisen van de onderwijsinspectie zoals opbrengsten, passend onderwijs en groepsplannen. Ook op dit congres is dit zeer voelbaar. Van der Wolf steekt op bescheiden wijze toch een beetje de draak met de te ver doorgeschoten controledrang van politiek en onderwijsinspectie – en dit komt dan weer overeen met onze intuïtie.
Meldplicht versus meldcode
In een informatieve lezing neemt coördinator Anja Dijkhuis van de afdeling Voorlichting en Training van het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling in Amsterdam de deelnemers mee in de regels omtrent de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze meldcode wordt per 1 juli 2013 bij wet verplicht voor het onderwijs. De meldcode moet onderscheiden worden van de meldplicht. De meldcode bestaat uit een stappenplan dat gebruikt kan worden als er vermoedens zijn van mishandeling. De meldplicht behelst de plicht van de professional om bij vermoeden van geweld melding te doen bij andere instanties.
Onder de deelnemers komt de discussie op gang over de meldcode in relatie tot de beroepscode. Wanneer moet er wel en wanneer geen melding plaatsvinden als er een vermoeden is van geweld of kindermishandeling? En moeten de ouders daarbij geïnformeerd worden? De beslissing blijft uiteindelijk bij de inschatting van de professional. Een app (‘Meldcode VWS’) met daarin een stappenplan dat doorlopen zou moeten worden bij vermoedens van mishandeling, biedt een duidelijk overzicht voor schoolpsychologen. In de pauzes zijn er enkele wetenschappelijke posters te bekijken. De onderwerpen variëren van dyslexie tot pestgedrag. De posterwinnares Maaike Zeguers, promovenda aan de Universiteit van Amsterdam, krijgt haar prijs uitgereikt door Marieke van Dam, directeur van het RINO. Het congres eindigt met een forum. Enkele sprekers en deelnemers uit de zaal geven reacties op een aantal stellingen.
Politiek
Het eerste psychologencongres kan als zeer geslaagd worden beschouwd. De lezingen en workshops zijn inhoudelijk sterk en veelal rechtstreeks te verbinden met de praktijk. Het is een swingend congres met enthousiaste sprekers en toehoorders van wie de identiteit als schoolpsycholoog of schoolorthopedagoog zeker verstevigd zal zijn.
Wat ons betreft mag in een volgend congres, dat reeds aangekondigd staat voor 14 maart 2014, ook aan de orde komen hoe schoolpsychologen invloed kunnen uitoefenen op politiek beleid. Langs die weg zou de rol van de onderwijsinspectie eens kritisch onder de loep genomen kunnen worden, om tot een duidelijk standpunt te komen. Nog mooier zou het zijn als de politiek adviezen vanuit het standpunt van schoolpsychologen serieus neemt, maar dat zal om een stevige lobby vragen.
Nog genoeg te doen dus.
Over de auteurs
Marjan Adema is gz-psycholoog en werkzaam op de Ubbo Emmius Scholengemeenschap te Stadskanaal.
Wilma Koeslag studeert ontwikkelingspychologie en is stagiare.
E-mail: madema@ubboemmius.nl en wilmakoeslag@gmail.com.