Lees verder
Lieke Bezemer, is happyologist, arbeids- en organisatiepsycholoog NIP, auteur Werkgeluk werkt! en partner bij Werkgeluk Instituut Nederland
Geertje Kindermans

Een tijd geleden werkte ik bij een onderwijsinstelling waar ik met een team alle sociaal-communicatieve trainingen verzorgde. Het werk vond ik wel leuk, maar toch voelde ik me er niet helemaal goed bij. Ik wist alleen niet precies waar dat aan lag. Ik wilde de kerstvakantie gebruiken om eens goed na te denken over hoe ik verder wilde met mijn werkende leven. Zover kwam het niet, want ik werd in een turbulente maalstroom gezogen. Er was ziekte en sterfte in de familie. En meer nog: aanvankelijk dacht ik dat ik zwanger was, maar er bleek een tumor in mijn buik te zitten. De basis werd onder mijn voeten weggeslagen. Van mijn voorgenomen reflectie tijdens kerst kwam het niet meer.

Ondanks dat alles zwaar was, merkte ik dat ik in staat was om lichtpuntjes te blijven zien. Ik realiseerde me iedere dag opnieuw dat ik de keuze had hoe ik verder wilde die dag. Ik kon in mijn bed blijven liggen en de deken over mijn hoofd trekken. Maar vaak koos ik ervoor toch op te staan, met mijn gezin te ontbijten, ook al was ik misselijk en kreeg ik geen hap door mijn keel. Zo bleef ik in ieder geval onderdeel van het gezin. En soms gebeurde er iets speciaals. Als ik beneden op de bank lag, kwam mijn dochter naar me toe met een mooie tekening of ze legde een dekentje over me heen. Ik was daar dankbaar voor.

­Verder kunnen

Toen ik in het voorjaar klaar was met de behandelingen, moest ik verder. Ik kon niet terug naar mijn oude functie, dat hoor je wel vaker als je er langere tijd uit bent geweest. Ik ging me oriënteren op wat ik dan echt wilde in het leven en waar ik gelukkig van zou worden. Ondertussen bouwde ik mijn energie op in een tijdelijke functie bij mijn werkgever.

Langzaam werd me duidelijk dat ik voor mezelf wilde beginnen. Ik wilde bovendien graag iets doen met wat ik de afgelopen periode geleerd had: we kunnen de regie over ons eigen leven nemen. Ik ben me in werkgeluk gaan verdiepen.

In 2013 begon ik voor mezelf en nam ik de eerste drie jaar de tijd om mijn bedrijf op poten te zetten. Ik ontwikkelde als eerste een programma dat ik happy working life noemde. Het ging erover om te streven naar een leven met meer plezier en minder stress, waarin je zelf aan het roer van je eigen leven gaat staat. Ik voelde dat ik hier mijn eigen talenten in kwijt kon. Het programma bestond uit een online training, waarin je een aantal modules kon volgen over hoe mensen leren en hoe gedragsverandering in elkaar zit. Het was een combinatie van theorie, praktijk en reflectie op het geleerde. Ook werden mensen gecoacht en we hielden groepssessies. Medewerkers van een aantal organisaties volgden het programma. Het werd een succes: het plezier en geluk van mensen steeg met vijfentwintig tot dertig procent. Daar wilde ik verder mee.

Ik verdiepte me in werkgeluk, las er veel over en interviewde mensen in organisaties erover. Op grond daarvan ontwikkelde ik een model voor werkgeluk, het Klaver 4-model. De modellen die ik al kende, bleven voor mijn gevoel wat aan de oppervlakte. In de meeste modellen komen een aantal onderdelen terug die met werkgeluk te maken hebben. Bijvoorbeeld dat iemand zijn talenten wil gebruiken, dat hij sociale relaties wil onderhouden, en ook autonomie is meestal van belang in die modellen. Maar ik miste een vierde onderdeel: dat we zinvolwerk willen doen. We willen het gevoel hebben dat we van toegevoegde waarde zijn. Ik schreef een boek over werkgeluk en het model dat ik heb ontwikkeld. 

‘Ik wil werkgeluk graag kunnen meten’

Meten

Daarna deed ik ook onderzoek naar werkgeluk. Ik wil dat graag kunnen meten. Veel bedrijven doen medewerker- tevredenheidsonderzoeken, maar dan gaat het vooral over of de arbeidsvoorwaarden oké zijn. Werkgeluk gaat dieper en ligt op het zingevingsniveau. Ik ontwikkelde samen met de Fontys Hogescholen een werkgelukvragenlijst.

Terwijl ik mijn model over werkgeluk ontwikkelde, begreep ik steeds beter waarom ik bij mijn oude werkgever niet tot mijn recht kwam. Ik miste autonomie en kon niet al mijn talenten kwijt. De relaties waren oké, maar niet zo compenserend om al het andere goed te maken. Inmiddels weet ik dat als een van de vier onderdelen van werkgeluk, dus een van de klaverbladeren, niet klopt, het nog wel gaat. Maar heb je bij twee bladeren een probleem, dan zal het op de lange termijn niet goedkomen en word je niet gelukkig in je huidige baan.

Dus eigenlijk weet ik nu precies waarom het eerder niet goed met mij ging op mijn oude baan. Ik heb inmiddels voor mezelf ook een oplossing gevonden, ik zit nu helemaal op mijn plek. Dat is wat ik voor anderen ook wil bereiken.’

Beeld: Merel van Dooren