Ik droomde er altijd van danseres te worden. Toen ik drie was, begon ik met dansen. Tot ongeveer mijn zestiende volksdanste ik op professioneel niveau bij het nationale kinderdansensemble van Belarus, Rovesnik. In Belarus erg populair, we speelden wedstrijden op internationaal niveau.
Eerst werd ik niet toegelaten tot dit ensemble. Na mijn geboorte functioneerden mijn longen niet goed en artsen dachten dat ik in een rolstoel zou komen. Gelukkig is dat niet gebeurd. Maar tijdens mijn auditie danste ik daardoor nog niet zo goed als de rest. Mijn vader liet de afwijzing er niet bij zitten en ging op zijn knieën. Hij bezwoer de directeur van het ensemble dat ik beter zou worden en eerst achteraan zou staan. Zo geschiedde.
‘Mijn vader liet de afwijzing er niet bij zitten, hij ging op zijn knieën’
Mijn moeder is trouwens ook in opstand gekomen tegen de artsen. Ze geloofde niet dat ik zo ziek was en is met mij het ziekenhuis uit gerend. Thuis deden we allerlei ademhalingsoefeningen en nu heb ik nergens meer last van.
Ruim dertien jaar heb ik intensief gedanst, waarvan vijf als solist. Ik danste verschillende internationale wedstrijden, werkte samen met topchoreografen en er werd muziek gecomponeerd voor mijn optredens. Een fantastisch begin van een danscarrière. En toch wilde ik stopppen.
Dat kwam vooral omdat mijn moeder een paar jaar daarvoor ernstig ziek was geworden. Ze was besmet met een mogelijk dodelijk virus en lag meer dan een jaar in het ziekenhuis. Tijdens een operatie moest ze gereanimeerd worden. We dachten dat ze binnen een paar dagen zou overlijden. Op wonderbaarlijke wijze is ze toch beter geworden, een paar dagen nadat ze een boek over psychosomatiek had gelezen. Dat was fantastisch en verbijsterend.
Vervolgens is er nog veel gebeurd. Precies weet ik het niet meer, wel dat mijn moeder besefte dat haar werk als militair had bijgedragen aan haar ziekte. Ze had altijd stress, moest vaak ’s nachts werken, had weinig tijd voor ons. Ze nam ontslag en is nu coach en psychotherapeut. Ze slikt nog steeds medicijnen, maar de ziekte is weg.
In mijn beleving is ons hele gezin daardoor veranderd. We verdiepten ons in psychische gezondheid en in hoe gedachten je welzijn kunnen beïnvloeden. Mijn moeder coachte mijn vader en leerde hem ‘nee’ zeggen op zijn werk. Als ik gestrest was, door dansen of school, hielp ze me gemotiveerd te blijven. Daardoor werd ik nieuwsgierig naar hoe mijn moeder ziek was geworden, weer beter werd en hoe dat samenhing met haar psychische gezondheid. Toen wist ik dat ik psychologie wilde studeren.
Door het ensemble had ik de smaak wat betreft reizen goed te pakken. Bovendien zijn de psychologie-opleidingen in Belarus niet zo diepgaand en staat Nederland hoog in de wereldranglijsten voor psychologie-opleidingen.
Klompen en een dorp
In Nederland was ik nog nooit geweest. Ik dacht dat er veel gefietst werd, iedereen op klompen liep, en dat Nijmegen een dorp was, haha. Op Google Maps zag het er, in vergelijking met Minsk, zo klein uit. Ik heb het hier erg naar mijn zin. Iedereen gaat informeel met elkaar om. In Belarus is het gebruikelijk elkaar met voornaam én de naam van je vader aan te spreken. Er zijn nog veel andere culturele verschillen. Nationale feestdagen, zoals Koningsdag, zouden wij groots vieren, met het leger en een vuurwerkshow. Hier gaan we de straat op met een biertje, heel verrassend.
Verder is het politieke systeem in Belarus natuurlijk zeer restrictief. Aleksandr Loekasjenko ‘won’ in 2020 de verkiezingen met slechts drie procent van de stemmen. De sancties die Europa en de VS Belarus toen oplegden, leidden er niet toe dat die politici inbonden, maar verergerden vooral de situatie voor onschuldige burgers. Een paar vrienden, die niet eens deelnamen aan protesten, raakten destijds vermist en zijn later met kneuzingen en trauma’s in gevangenissen teruggevonden.
De oorlog die nu gaande is, is een oorlog tussen politici, maar allerlei onschuldige mensen raken erbij betrokken. Belarussen kunnen geen visa meer krijgen, en in het buitenland worden we als voorstanders van Poetin gezien. Politici dreigen ons in de gevangenis te zetten als we terugkomen. Veel studenten ontvangen nu net als ik minder financiële steun van hun ouders. De Radboud Universiteit heeft, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de HAN, het collegegeld niet verlaagd en biedt geen mentale steun. Financieel gezien is het nu ook zwaarder.
Gelukkig ben ik op tijd uit Belarus gevlucht, maar goede vrienden en familie daar wonen daar nog. Ik ben ongerust en angstig over de toekomst. We kunnen enkel bidden voor een goede afloop, ook al weten we hoeveel levens de oorlog al gekost heeft.
Wat ik van het leven en studeren hier vooral geleerd heb, is dat ik goed genoeg ben zoals ik ben. En dat als ik iets wil, ik het altijd kan proberen, ook al spreek ik de taal niet.
Inmiddels ben ik getrouwd met een Nederlander, een studiegenoot. Of we hier willen blijven, weten we nog niet. Het leven is onvoorspelbaar. Ik wil na mijn master iets met management doen, of ergens ceo worden, een eigen bedrijf beginnen, zelf een project opzetten. Al die tijd ben ik ook gewoon blijven dansen, en dat blijft zo, maar wel in mijn vrije tijd.’
Beeld: 500watt