Els van der Ven werkte in Canada bij een kliniek gespecialiseerd in behandelingen aan mensen met een eerste psychose. Het viel haar op dat onder de cliënten veel jonge mensen een Afro-Caraïbische achtergrond hadden. Toen ze daarop vakliteratuur indook, ontdekte ze dat dit in Groot-Brittannië een bekend gegeven was: migranten uit de Caraïben lopen een veel hoger risico op het ontwikkelen van een psychose dan Britten zonder migratieachtergrond.
Voor haar promotie aan de Maastricht University sloot ze aan bij een groot internationaal onderzoek dat dit fenomeen in verschillende landen onderzocht. Dit gegeven – mensen met een migratieachtergrond hebben een grotere kans op een psychose – is in verschillende landen aangetoond, maar het gaat vaak om verschillende groepen. In Nederland gaat het bijvoorbeeld vooral om mensen met een Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse migratieachtergrond. In het onderzoek keken Van der Ven en collega’s ook naar Spanje, Italië en Frankrijk en zagen een consistent patroon: het risico op een psychose voor migranten is overal hoger.
Bovendien ontdekte ze dat op plekken waar het risico op psychose voor mensen zonder migratieachtergrond hoger is, hij nog extra verhoogd is voor mensen mét een migratieachtergrond.
New York
Na haar promotie kreeg ze een Rubiconbeurs om een postdoc te doen aan Columbia University in de VS. ‘Ik wilde kijken naar verschillen op basis van etnische achtergrond en huidskleur in New York,’ vertelt Van der Ven. Het viel haar op dat de verschillen tussen zwarte Amerikanen, Latino’s en witte Amerikanen erg groot waren. Van der Ven: ‘Veel mensen met psychische problemen die tot een minderheidsgroep behoren leven in de marges van de maatschappij en vergeleken met witte Amerikanen zit een veel hoger percentage in de gevangenis.’
Op veel vlakken lopen de Amerikanen achter, maar op andere vlakken lopen ze voor, aldus Van der Ven. ‘Zo was er aan de Columbia University veel aandacht voor structureel racisme, in Nederland onderschatten we dat probleem vaak. Ook het programma waaraan ik meewerkte om mensen uit New York met een psychose te helpen, is erg goed. Alleen werd lang niet iedereen geholpen.’
Kleine stress
In de VS kreeg Van der Ven het idee voor haar Veni-onderzoek. ‘Ik wilde de onderliggende mechanismen onderzoeken, om nieuwe aanknopingspunten voor behandeling te vinden.’
Haar uitgangsidee was dat wie chronisch wordt blootgesteld aan kleine stressoren, steeds sterker gaat reageren op nieuwe stressoren. ‘Dat heet stresssensitisatie,’ legt de onderzoekster uit. ‘Dit mechanisme kan effect hebben op iemands sociale cognitie en op de hoeveelheid cognitieve denkfouten. Sociale cognitie wil zeggen: hoe geven we betekenis aan de sociale wereld om ons heen. Denkfouten kunnen bijvoorbeeld zijn: als er iemand achter je loopt, dat je denkt dat je wordt gevolgd. Ik ga onderzoeken of stresssensitisatie ervoor zorgt dat de sociale cognitie verandert en het aantal denkfouten toeneemt en dat dit leidt tot psychotische symptomen.’
Psychotische ervaringen heb je in allerlei gradaties
Voor dit deel van het onderzoek gaat ze gebruikmaken van een grote Europese studie, de EU-GEI studie (Het European Network of National Schizophrenia Networks Studying Gene-Environment Interactions.) Van der Ven: ‘We hebben een cohort geworven van mensen met een psychose en mensen uit de algemene bevolking. We geven hen een uitgebreide testbatterij en kijken of etnische verschillen in psychose-risico gemedieerd worden door sociale cognitie.’
Causaal
Dat is het eerste deel van haar onderzoek. Maar hiermee zijn niet goed causale verbanden te leggen. Daarom stelde ze een tweede onderzoek voor, waarvoor ze zelf jongeren zonder psychose gaat werven. Van der Ven: ‘Ik wil hen blootstellen aan een stressor en kijken of er sprake is van een verhoogde stresssensitisatie. De taak die ik ga gebruiken is een balovergooi- taak op de computer. De eerste keren krijgt iemand de bal toegeworpen, daarna wordt hij buitengesloten.
Ik wil kijken of jongeren met een migratieachtergrond anders op deze taak reageren dan jongeren zonder migratieachtergrond. Het zou kunnen dat ze er sterker op reageren, maar het kan ook zijn dat ze juist te weinig reactie geven, omdat ze vaker worden buitengesloten.’ In dit tweede deel wil ze nagaan of jongeren zonder psychose toch al signalen laten zien van een sterkere reactie op stress. En ook of ze meer psychotische fenomenen rapporteren. Dus niet dat de jongeren een psychotische stoornis hebben ontwikkeld, maar wel dat ze lichte psychotische ervaringen hebben. Van der Ven: ‘Dit kunnen ervaringen zijn zoals lichte achterdocht of een stem horen zonder dat er iemand is. Of bijvoorbeeld dat je in een restaurant het gevoel hebt dat mensen op je letten. En of dat sterker is bij jongeren met een migratieachtergrond. We gaan er namelijk vanuit dat psychose zich op een continuüm bevindt. Het is niet een kwestie van ziek of gezond zijn, psychotische ervaringen heb je in allerlei gradaties.’