De familie Honing is met recht een muzikale familie te noemen. Vader en moeder zijn pianist, vader werd daarnaast geluidstechnicus en maakte muziekopnames, broers Bill en Yuri musiceren en voor hij hoogleraar Muziekcognitie werd, was Henkjan ook muzikant.
Toch aarzelt Henkjan bij de constatering dat hij uit een muzikale familie komt. ‘Ja, nee, nou ja… een muzikale familie in de zin dat muziek heel belangrijk is, zo niet het belangrijkste… maar mijn ouders vonden muziek zo belangrijk, dat ze benadrukten dat je het professioneel vooral niet moest proberen na te streven. De lat ligt zo hoog, het is bijna onmogelijk om dat niveau te halen.’
Takers en feeders
Beide broers lijken die opvatting te hebben geïnternaliseerd. Henkjan heeft zich op een ander terrein begeven, hij verkocht zijn instrumenten en ging met behulp van computers componeren en daarna ging hij de wetenschap in (zie kader ‘Wisselende gereedschapskist’). Yuri is juist doorgegaan in de muziek en zegt: ‘Ik had en heb de gewoonte om me uitsluitend te meten met het allerbeste. Dat zit in de familie.’
Henkjan schiet in de lach. ‘Dat is overigens niet aan te raden.’
Yuri, ook lachend: ‘Het compliceert je leven aanzienlijk, ook je liefdesleven. Maar het is toch veruit het verstandigste, want je moet de middencategorie in veel opzichten mijden als de pest.’
Waarom?
Yuri: ‘Aan de onderkant zit het comfort, de portier. Aan de bovenkant de creativiteit. In het midden bevindt zich de apenheul: mensen die paniekerig proberen niet naar onderen te vallen of die hard bezig zijn naar boven te komen ten koste van alles en iedereen.’
In muziek heb je takers en feeders, vervolgt Yuri. ‘Takers nemen de traditie tot zich en houden die in stand. Feeders zijn de mensen die de traditie tot zich nemen, een omzetten in iets wat er nog niet was en daarmee het veld voeden.’
Dat hij de top zou kunnen halen, wist Yuri toen hij ooit een maat op topniveau speelde. ‘En als je dat een maat kunt, dan moet het ook 32 maten lukken,’ zegt hij. (Zie kader Eén perfecte maat.)
Henkjan schrijft in zijn populairwetenschappelijke boek Iedereen is muzikaal (2012): dat een indrukwekkende luisterervaring op jonge leeftijd meestal garant staat voor een succesvolle muzikale ontwikkeling op latere leeftijd. Als je het aan musici vraagt, heeft iedereen wel zo’n verhaal. Voor Yuri was dit het moment dat hij, vijf jaar oud, zijn moeder de Engelse Suites van Bach hoorde spelen. ‘Ik zat op de wc en moest enorm huilen. En ik wist: als het me zoveel doet, moet ik er misschien iets mee gaan doen.’
Allebei zijn ze intensief bezig met muziek, zij het op verschillende manieren. Hoe inspireren ze elkaar?
Lachend en als één man: ‘Niet!’
Henkjan: ‘We schelen zes jaar, dat is een kritisch verschil als je jong bent. Hij was het jonge broertje, we speelden niet met elkaar, onze levens liepen altijd uiteen. Toen ik muziek maakte, was hij te jong, hij kon niks, dus deed hij niet mee. De muziek is heel bindend geweest, maar isoleerde ook. We hebben elkaar pas zo’n tien jaar geleden beter leren kennen.’
Yuri: ‘Ik weet een beetje van zijn onderzoek, hij weet een beetje wat ik doe, we treffen elkaar een keer per maand tijdens een diner. Dan hebben we het over van alles, niet zozeer over ons werk.’
Henkjan: ‘Mijn onderwerp van onderzoek: de fundamenten van het luisteren, dat is voor een muzikant of musicoloog triviaal… ze hebben wel iets anders om over na te denken.’
Geen concurrenten
Beiden werken ze op topniveau, maar ze concurreren zo min mogelijk met elkaar.
Henkjan: ‘Er zijn collega-wetenschappers die meer de uitvoering van muziek, het muziek maken, proberen te begrijpen. Ik heb dat ook even gedaan, maar dat vond ik te dichtbij. Kunst en wetenschap, als die twee te veel in elkaars buurt komen, word ik daar nerveus van. Je moet ze vooral uit elkaar houden, want het zijn verschillende dingen.’
Yuri: ‘Het zijn andere lagen die bovenkomen. Ik heb heel hard gewerkt aan het conservatorium, vervolgens heb ik alles wat is wist uit het raam geflikkerd en dan begin je weer helemaal opnieuw. En dan werk je op een instinctieve laag. Je gebruikt je kennis wel, maar je houdt die iets onder de radar. Het instinct ligt bij mij hoger in de hiërarchie dan de muziektheorie. Die ken ik wel, maar ik kan die theorie ook goed loslaten.’
‘Dit is het klassieke verschil tussen kunst en wetenschap,’ vult Henkjan aan. ‘Als er iemand wil promoveren die ook graag muziek maakt, dan wordt dat meestal een grote teleurstelling. De inspiratiebron van een muzikant zit heel ver van het wetenschappelijke werk af. Onderzoek moet vooral te repliceren zijn… Alles wat voor de wetenschap geldt, geldt niet voor de kunst.’
Een onderzoek moet je nogmaals precies zo uitvoeren. Om mooie muziek te herhalen, is een ander proces nodig, zegt Yuri. Hoe de beste momenten bij concerten ontstaan, daar kan Yuri zijn vinger niet precies op leggen. ‘Ik weet dat het gebeurt, ik weet ook hoe ik de kans kan vergroten dat het gebeurt, maar ik kan het niet afdwingen.’
Maar hoe doet hij dat? ‘Dat doe ik door muziekconstructies te bedenken, door de juiste musici erbij te vinden… Vergelijk het met een slot van een kluis: je moet alle pinnetjes op de juiste positie zien te krijgen, en als dat eenmaal gebeurt, zakt het slot en gaat de kluis open. Dat is voor mij het moment dat de hemel opengaat, ik kan het niet eens in woorden vatten, maar dan word ik gelukkig. Het is kortdurend. Het is te vergelijken met hardlopen en klaarkomen.’
‘Dat is de dopamine die vrijkomt in de hersenen,’ vult Henkjan aan. ‘Dat gevoel duurt enkele minuten op zijn hoogst. Uit Canadees onderzoek bleek dat het beloningssysteem dat actief wordt bij eten en seks, ook actief is bij het je verheugen op een mooie muziekpassage. Onderzoek van Salimpoor & Zatorre (2011) liet zien dat zo’n tien seconden voordat het rillingopwekkende muziekfragment voorbij komt, er dopamine wordt aangemaakt.
Het een of het ander
Als je de ambitie hebt om een instrument te bespelen, moet je geen muziek gaan bestuderen en andersom, daarover zijn beide broers eensgezind. Want muziek bestuderen en muziek maken, dat heeft niets met elkaar te maken.
‘Het is het een óf het ander,’ zegt Yuri. ‘Maar wiskundige aanleg helpt je wel bij je muziekstudie…’
Henkjan: ‘Een hoog iq helpt je een goede musicus te worden, zo blijkt uit onderzoek. Je moet veel onthouden, schema’s uit je hoofd leren. spanningsbogen kennen. Maar muziek maken… het is iets heel anders dan wetenschap bedrijven.’
Literatuur
- Honing, H., (2012). Iedereen is muzikaal. Amsterdam: Nieuw Amsterdam.
- Salimpoor, V., Benovoy, M., Larcher, K., Dagher, A. & Zatorre, R.J. (2011). Anatomically Distinct Dopamine Release during Anticipation and Experience of Peak Emotion to Music. Nature Neuroscience.
- Honing, H., (1991).Music and the representation of structure: from issues to micro worlds. Unpublished doctoral dissertation, CityUniversity, London. Winkler et al. (2009). http://www.pnas.org/content/106/7/2468?tab=author-info
- Winkler, I., Háden, G., Ladinig, O., Sziller, I. & Honing, H. (in press). Newborn infants detect the beat in music. Proceedings of the National Academy of Sciences. DOI: 10.1073/pnas.0809035106
- Honing, H., Merchant, H., Háden, G.P., Prado, L. & Bartolo, R. (2012). Rhesus monkeys (Macaca mulatta) detect rhythmic groups in music, but not the beat. PLoS ONE, 7(12): e51369. doi:10.1371/journal.pone.0051369