Zijn vader was ondernemer, zijn moeder onderwijzeres. En eigenlijk is Haex als organisatieadviseur een beetje van beiden. Wat hij precies doet? ‘Ik help organisaties om een volgende stap te maken.’ Dat kan een concrete vraag zijn, of de abstractere behoefte om ‘beter te functioneren’. Dat doet hij door individuen te coachen, door teams te ondersteunen of door organisatievraagstukken aan te pakken. Drie varianten met een verschillende werkwijze.
Zijn opdrachten krijgt hij altijd via via. Niet zelden vraag men hem aanvankelijk alleen maar ‘om eens te komen kennismaken’.
Tijdens de intake van een individueel coachingstraject wordt eerst de coachingsvraag bepaald. Haex: ‘Ik stel basale vragen als: wat gaat goed? Wat minder? Wat geeft energie, wat niet? Met wie kun je opschieten, met wie niet? Waar wil je naartoe?’ Op een vrolijke, bijna luchtige manier vuurt hij de vragen af. En dan vraagt hij door. Hij is altijd op zoek naar wat er aan de hand is, het pijnpunt. Hoe hij dat doet, kan hij amper uitleggen. ‘Dat heeft te maken met een antenne. Ik stel vragen en kijk hoe mensen erbij zitten en of ze goed uit hun ogen kijken.’ Zoals bij een zeer talentvolle vrouw die een grote carrière zou maken bij het bedrijf. ‘Ze vertelde hoe geweldig het ging, maar haar ogen sprankelden niet. Ik zei: ik hoor wat je zegt, maar ik geloof er geen barst van. Het was mijn eerste opmerking en ze brak gelijk.’ Hij moet weten wat er echt speelt. Deze vrouw bleek heel perfectionistisch. Haex: ‘Maar op het niveau waarop ze zat, kon dat niet meer. Dan moet je niet altijd gaan voor een negen, maar leren wanneer je weg kan komen met een zesje. Daar ging de coaching vervolgens over.’ Hij zoekt altijd naar de vraag achter de vraag. ‘Het eerste wat ze op tafel leggen, is nooit het ding waar het om gaat.’ Zo ontstaan vragen als: ik kan niet met mijn algemeen directeur overweg, kan ik dat veranderen? Ik ben ambitieus en wil binnen twee jaar commercieel directeur worden, hoe doe ik dat? Of: ik voel me vaak gespannen in directievergaderingen, wat doe ik eraan?
Altijd een plan
Als het om een team gaat, organiseert hij een paar teamdagen. De precieze invulling laat hij afhangen van de vraag, het bedrijf en de mensen. Het kan van alles zijn. Hij heeft ooit een dropping georganiseerd, waarin hij de groep opdeelde in twee teams. Beide teams kregen de helft van een kaart, een portofoon en de opdracht: zo laat moeten jullie op plek x zijn. Of hij huurt een zeilboot in Amsterdam en zegt: we gaan varen, hij is de kapitein, zij de stuurman, ga je gang. Vaak wordt er ’s avonds gezamenlijk gekookt, met of zonder professionele koks. Verder werkt hij met psychologen, musici, kunstenaars of dansers samen. Wat hem maar nodig lijkt om het team in beweging te krijgen.
Doel daarvan is om patronen te doorbreken. En aan het eind van de teamdagen ligt er altijd een plan van aanpak klaar dat geïmplementeerd moet worden. Bijvoorbeeld om nieuwe markten aan te boren, een product te lanceren of wat het bedrijf anders wil bereiken. Hij is altijd doelgericht, niet voor niets komt hij uit de sales. Dus er gaan flipover, blocnotes, pennen en geeltjes mee, er wordt halverwege de dagen ergens een vergadertent of -schuur ingericht en tijd voor ingeruimd om de plannen uit te werken.
Soms is hij betrokken bij de implementatie van het plan, maar dan valt de opdracht eigenlijk al in de derde categorie van organisatievragen. Maar bijna altijd is hij bij de eindpresentatie van de resultaten aanwezig.
Organisatievragen ten slotte duren langer en kunnen uit verschillende onderdelen bestaan, waaronder ook teamontwikkeling en individuele trajecten. Het gaat om vragen als: hoe kunnen wij meer commerciële slagkracht ontwikkelen? Maken wij voldoende gebruik van de competenties van onze mensen? Doen onze salesmensen wel de juiste dingen? Vooraf ligt het traject nooit helemaal vast, want zo’n traject moet je altijd bijsturen, omdat er iets belangrijkers tussendoor kan komen of omdat zaken niet gaan zoals je vooraf hebt bedacht.
Het ligt zéker aan jou
Wat is het heftigste wat hij ooit tegen iemand zei? Haex: ‘Tegen een directeur zei ik dat hij niet functioneerde en dat het toch echt aan hem lag dat hij niets van zijn mensen gedaan kreeg.’ Een luide lach. ‘Dat was meteen mijn laatste opdracht daar.’ Over dat soort opmerkingen denkt hij niet lang na. In dit geval kwam hij er niet mee weg, maar soms lukt dat wel. Zoals tegen een directeur die hem vroeg: ‘Als mensen met mij vergaderen, durft niemand meer iets te zeggen, zou dat aan mij liggen?’ Haex antwoordde – met een brede, innemende grijns doet hij het voor – ‘Ik denk zéker dat het aan jou ligt, je bent een hufter af en toe.’ In dat geval kende hij de directeur al wat beter en was er een band. Dan komt hij verder met zo iemand. Hij is eigenlijk een soort nar van het bedrijfsleven. ‘Zo kun je mij gerust wel noemen, ja.’
Foto: Herman Wouters