Enkele jaren geleden had ik gezegd: een symposium over neuropsychoanalyse, dat is meer iets voor psychiaters en neuropsychologen, niet voor een psychoanalyticus zoals ik. Nu ligt dat anders. Denkend over emoties en psychoanalyse ‘moest’ ik me wel gaan verdiepen in emoties en hersenen, en werd mijn belangstelling voor het brein gewekt via het werk van Antonio Damasio en Allan Schore. Toen ik daarna ook nog betrokken werd in wetenschappelijk onderzoek over hersenen, slaap en schaamte, was het duidelijk: hier wil ik heen.
En zo bevond ik me op 27 september 2013 in De Rode Hoed in een bont gezelschap van psychoanalytici, psychoanalytisch psychotherapeuten, klinisch psychologen, onderzoekers en studenten om te luisteren naar gerenommeerde, internationaal bekende sprekers. Op voorhand was ik licht bevreesd: zou ik iets gaan begrijpen van de geheimtaal van afkortingen als hp a-as, vmpfc en iofc?
Subjectieve ervaring
Al de eerste dia van de dag appelleerde aan die vrees: wat is in ’s hemelsnaam nvnpsa? Dit bleek echter niet de aanduiding van een of ander hersengebied, maar de afkorting voor Nederlandse Vereniging voor Neuropsychoanalyse, die met dit symposium haar bestaan introduceerde. Voorzitter Marcel Schmeets schetste de vanzelfsprekendheid van het samengaan van neurowetenschappen en psychoanalyse: de neurowetenschapper kan gedetailleerd in het brein naar de werking van de psyche kijken, waarvan de psychoanalyticus de werking in de spreekkamer bestudeert. Voor de hand liggende discussies over de scheiding van lichaam en geest of over de vrije wil werden gelukkig niet gevoerd, omdat het uitgangspunt gelijktijdigheid en gelijkwaardigheid is: het brein is het lichamelijk substraat van onze psyche en beide zijn aspecten van hetzelfde (dual aspect monism). Neuropsychoanalyse probeert de menselijke geest te begrijpen, vooral het aspect van de subjectieve ervaring. Ook een andere valkuil werd door de meeste sprekers zorgvuldig vermeden: resultaten van neurowetenschappelijk onderzoek aanhalen om het vermeende gelijk van de psychoanalytische theorie aan te tonen, al dan niet om de genialiteit van Freud te benadrukken, die het allemaal rond begin 1900 al heeft gezegd. Dergelijk exercities zijn immers dodelijk voor creatief en wetenschappelijk denken. Neuropsychoanalyse is relatief onbekend en de organisatie speelde daar goed op in door lezingen aan te bieden met het karakter van ‘inleiding in de neuropsychoanalyse’.
Dromen
In de openingslezing maakte Mark Solms, psychoanalyticus en neurowetenschapper, aan de hand van het onderwerp ‘dromen’, duidelijk op welk gebied de neuropsychoanalyse zich begeeft. Een herinnerde droom is een subjectieve ervaring van een arousal-toestand en activiteit in specifieke hersendelen. Psychoanalytici nemen aan dat de droom de slaap beschermt: als we ’s nachts slapen valt de bewuste controle over onze innerlijke wensen en behoeften weg, en zouden we geneigd zijn ernaar te handelen en dat moet niet gebeuren. Tegelijkertijd stelt ze ons in staat op een verborgen, afgeleide manier onze wensen, behoeften en motieven te verwerken, zonder dat er gehandeld wordt. Dan vindt er toch driftbevrediging plaats.
Neurowetenschappelijk droomonderzoek laat zien dat, anders dan lang werd aangenomen, er geen éénop- één relatie bestaat tussen dromen en rem-slaap, al is er wel een correlatie. Recent onderzoek laat bovendien zien dat voor het optreden van dromen een hoog activiteitsniveau van het dopaminesysteem essentieel is: dit systeem wordt geassocieerd met gemotiveerd, emotioneel positief geladen zoeken-en-exploreren. Zo lijkt de hypothese bevestigd dat dromen inderdaad de slaap beschermt en dat dromen verbonden is met een motivationeel substraat in de hersenen. Dit maakt het begrijpelijk dat onze dromen, naast verwerken van dagresten, inderdaad een subjectieve betekenis hebben in de zin dat ze ook uitingen zijn van onze emoties. Helaas horen daar ook nachtmerries bij, want jammer genoeg hebben we ook emoties die we liever kwijt dan rijk zouden zijn. Maar dit laatste kwam bij Solms niet aan de orde.
Daarbij aansluitend betoogde de vermaarde dieronderzoeker Jaak Panksepp dat neurowetenschappelijk onderzoek bij dieren inzichtelijk maakt hoe emotionele systemen bij mensen werken. In zijn werk staan systemen van basisemoties centraal zoals zoeken/interesse, woede, angst, lust, zorg, paniek en spel. Deze bevinden zich in de hersenen onder het neo-corticale niveau. Panksepp ging vooral in op het straf-beloningsaspect van de basisemoties en op bewust/onbewust. De leek vermoedt dat bewustzijn vooral verbonden is met de neocortex, als een evolutionair laat verworven fenomeen dat de mens onderscheidt van het dier. Maar, anders dan lang werd verondersteld, lijkt bewustzijn in de vorm van gerichte aandacht en activatie van emotionele systemen zich juist in de evolutionair lagere hersengebieden te bevinden: bewustzijn komt vanuit meer primitieve systemen die geactiveerd worden als het kern-zelf aangesproken wordt. Neurobiologisch en neurochemisch onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat ernstige depressie samenhangt met een tekort aan dopamine én falen van het hierboven genoemde zoeksysteem, waardoor op belevingsniveau enthousiasme, spel en creativiteit verloren gaan.
Epigenetica
De stap naar deep brain stimulation bij zeer ernstige, niet anders te genezen depressies, is dan niet ver. Weer een ander deelgebied van de neuropsychoanalyse is het terrein van de epigenetica: de wetenschap over de interactie tussen genen en omgeving.
Psychiater en kinderanalyticus Marcel Schmeets stelde dat het nature-nurture-debat tegenwoordig ver achter ons ligt. Epigenetisch onderzoek laat zien dat er niet alleen een pre-natale, maar ook een post-natale programmering van de genen plaatsvindt door een steeds terugkerende interactie met de moeder en belangrijke anderen. In de epigenetica vinden nog spectaculaire ontwikkelingen plaats, die duidelijk maken hoe wederkerig de beïnvloeding van genetische aanleg en omgeving kan zijn. Zelfs het dna kan nog veranderen, zoals onderzoek naar genen van identieke tweelingen laat zien: hoewel ze bij de geboorte al niet volstrekt identiek zijn, neemt het verschil in genetisch materiaal met het stijgen van de leeftijd verder toe.
Dit alles leidt niet alleen tot de conclusie dat we veilig mogen aannemen dat mankerende en onvoorspelbare, grillige zorg in de eerste levensjaren samenhangt met psychische stoornissen, maar ook dat veranderingen die met een therapie worden bereikt wel eens neer zouden kunnen slaan in verandering in de hersenen. Plasticiteit is het kernwoord hierbij.
Prionen en proteïnen
Hoe zat het ondertussen met het breinjargon dat ik vooraf vreesde? Dat wisselde. Ik kon wel inzien dat het spectaculair is te ontdekken dat prionen wel degelijk invloed hebben op proteïnen, en dat veranderingen vervolgens via de al bekende wederkerige werking tussen rna en dna, kunnen leiden tot verandering van het dna. Maar wat rna en prionen zijn en wat proteïnen doen: ik zou het niet weten. Sommige animaties van breinactiviteit waren van een National Geographicachtige schoonheid en fascinerend. Maar de grote lijnen volgen, dat lukt prima.
Zo ook bij Margaret Zellners presentatie ‘De dynamische netwerken in psychodynamische hersenen’, waarin de gelaagdheid van hersensystemen besproken werd. Op het laagste, primaire niveau worden basale, driftmatige emoties verwerkt, zoals Panksepp dat beschreef. Dit primaire proces staat in wederkerige interactie met een proces op secundair niveau: vanuit de basale ganglia vindt terugkoppeling naar het primaire proces plaats in de vorm van controle, terwijl op een derde, neocorticaal niveau vooral cognitief geleerde verwerking plaatsvindt. Zellner poneerde dat het primaire niveau, het gebied van de driftmatige emoties, voor te stellen is als wat in het structurele model het ‘id’ wordt genoemd. Maar, dan is dit id veel meer bewust dan in de klassieke psychoanalytische theorie wordt aangenomen. De hogere processen, waarvan het tweede niveau het Ik (ego) en het derde niveau meer het boven-Ik (superego) zou vertegenwoordigen, zouden, anders dan gedacht, juist veel onbewuster verlopen. Interessant, hoe vanuit hersenonderzoek hypotheses naar voren komen die rechtstreeks de psychoanalytische theorie treffen.
Alleen in de lezing van therapieonderzoeker en psychotherapeut Patrick Luyten kwam het klinische werk expliciet aan bod. Hij ging onder andere in op de implicatie van de neurobiologische inzichten op de behandeling van patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis (bpd). Zo ziet Luyten de kenmerkende emotiedisregulatie met impulsiviteit, aantrekking/afstoting als interactioneel. Bij mensen met een veilige gehechtheid worden sociale interacties en mentaliseren gefaciliteerd door een verhoogd niveau van oxytocine (het hormoon dat is verbonden met het beloningssysteem en met het vertrouwen in wat je kunt weten en wat niet). Bij een bpd met onveilige, gepreoccupeerde gehechtheid blijkt oxytocine het tegenovergestelde effect te hebben: wantrouwen neemt toe en mentaliseren neemt af.
Tot besluit
Neurowetenschappelijk onderzoek onderbouwt zo de klinische ervaring dat in de eerste behandelingsfase met gepreoccupeerd gehechte patiënten een te gratificerende werkrelatie of een te inzichtgevende aanpak de onveiligheid vergroot. Het een-op-een-contact van een psychotherapie dat is gericht op exploratie roept angst op en deze angst leidt tot secundaire pogingen om door hyperactivering van de hechting deze angst te structureren.
Ik kan me voorstellen dat neuropsychoanalytische kennis waardevol is voor de theorie en techniek van psychoanalyse, voor het begrijpen van psychiatrische beelden, de inzet van medicatie en het begrijpen van neurologische stoornissen. Ze is een unieke combinatie van natuurwetenschappelijk onderzoek met fenomenologisch luisteren. Voor mij, als relatieve buitenstaander, waren de lezingen inhoudelijk van hoog niveau; de ervaren sprekers wisten mij te overtuigen. Een erg boeiende dag.
Inmiddels is bekend dat de nvnpsa is gevraagd in de zomer van 2015 het jaarlijkse internationale neuropsychoanalysecongres te organiseren. Wie op de hoogte wil blijven, melde zich (website NVNPSA)!
De auteur dankt Nelleke Nicolai voor het meedenken over dit verslag.