In de zomer leek het even de goede kant op te gaan, maar veel eerder dan verwacht nam het aantal coronabesmettingen weer toe. Mensen zijn het moe om afstand te houden, er waren mensen die ‘niet meer meededen’, maar inmiddels is het coronavirus weer opgevlamd. We leven in exreem onzekere tijden. Hoe gaan we daarmee om? Wat kan de overheid doen om ons gedrag bij te sturen? Een gesprek met Frenk Harreveld, hoogleraar Gedragsbeïnvloeding aan de Universiteit van Amsterdam over onzekerheid en hoe we daarmee omgaan.
Is deze tijd niet heel inspirerend voor een onderzoeker van onzekerheid?
‘Ik ben op geen enkele manier gelukkig met een pandemie. Maar op een bepaalde manier ben ik wel blij dat de huidige crisis het belang van de gedragswetenschap benadrukt. De crisis is evenzeer een gedragswetenschappelijk probleem als een virologisch of epidemiologisch vraagstuk. Zolang er geen medicijn of vaccin is, is ons gedrag onze bescherming. Daarom zijn de inzichten uit de gedragswetenschappen van groot belang.’
Maar ik bedoel: Is dit voor een onderzoeker niet hét moment om een experiment op te zetten?
’Het meeste onderzoek naar de huidige pandemie heeft geen betrekking op onzekerheid. Iedereen is onzeker, er is geen controlegroep denkbaar. We onderzoeken wel hoe we kunnen helpen het gedrag een betere kant op te sturen. En wat kunnen we zeggen over het vertrouwen in overheden als ze gedragsaanbevelingen communiceren? Los daarvan heb ik wel ideeën over wat onzekerheid doet met mensen in de huidige context en wat voor negatieve en soms positieve consequenties dat heeft.’
Om met dat laatste te beginnen: Hoe beïnvloedt de onzekerheid ons leven?
‘In tijden van onzekerheid kun je direct proberen controle te herwinnen. Een vriend van mij heeft een slechte gezondheid. Hij bleef van maart tot eind september binnen, liet al zijn boodschappen bezorgen. Zo had hij controle. Pas in september kwam hij voor het eerst naar buiten. Inmiddels blijft hij weer binnen. Als we niet direct controle kunnen uitoefenen, gaan we op zoek naar een ander houvast. Dat kan door orde en structuur aan te brengen in de dag, maar ook door geloof in sterke anderen, zoals een God, een sterke leider of een sterke overheid. Tijdens deze pandemie moet de overheid goed communiceren om mensen het vertrouwen te bieden waar ze zo’n behoefte aan hebben.’
Hoe doe je dat, goed communiceren?
‘We hebben behoefte aan kundigheid. Als een autoriteit onzekerheid communiceert, wordt hij gezien als integer, maar niet als kundig, terwijl daar juist zo’n behoefte aan is. Dit is onderzocht bij artsen en hoe ze met hun patiënten communiceren. Bij pandemieën is het nog niet onderzocht, maar ik denk dat het een basaal proces is. Op grond van wat we weten over vertrouwen, kun je voorspellen dat als het beleid minder eenduidig wordt, je niet meer die zekerheid biedt waar mensen zo’n behoefte aan hebben. De eerste fase van de pandemie was akelig, maar wel lekker duidelijk als het gaat om wat er van je verwacht wordt: blijf binnen! Dat biedt meer dat houvast dan die complexe set aan maatregelen die we later kregen.’
In het geval van artsen weten we dat ze open en eerlijk moeten zijn, ze moeten alle informatie geven en ook vertellen wat ze niet weten, dat is niet lekker duidelijk…
‘Je moet geen zekerheid communiceren als je die niet hebt. Als je zegt iets zeker te weten en later blijkt dat dit niet het geval is, heb je een probleem. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Dat hebben we bij het mondkapjesbeleid gezien: in eerste instantie heeft men zekerheid geboden: mondkapjes hebben geen zin. Nu moet men erop terugkomen – men adviseert dringend ze toch te dragen – is dat lastig. Bied dus zekerheid waar mogelijk en wees transparant waarover je niet zeker bent. In onzekere tijden hebben mensen veel behoefte aan orde, structuur en voorspelbaarheid.’
Hoe hebben Rutte en het RIVM het gedaan?
‘Vooral de persconferenties in het begin vond ik goed en de presentaties van Van Dissel in de Tweede Kamer waren bijna dataporno, voor een wetenschapper is dat geweldig. Maar zodra het beleid ingewikkelder wordt en de regels onduidelijker, wordt de communicatie ook ingewikkelder.’
Het ligt toch niet alleen aan de ingewikkelde regels/ U bracht het mondkapjesbeleid al ter sprake. Maar ook de regel dat mensen in de bus niet naast elkaar mochten zitten, maar in het vliegtuig ineens wel… En het ventilatiesysteem in verpleegtehuizen dat aanvankelijk geen rol speelde, maar later wel…
‘Ik weet onvoldoende van deze cases af om daar uitspraken over te kunnen doen. Dat wil ik niet eens weten, om eerlijk te zijn. Maar in algemene zin moet je consistent en helder communiceren. Aan de andere kant hoort veranderende communicatie door voortschrijdend inzicht bij de wetenschap.’
Toch leek het er in dit geval op dat men niet eerlijk was over de overwegingen om tot een bepaald beleid te komen…
‘Nogmaals: daar kan ik niets over zeggen omdat ik de cases niet ken. Ik weet niet of er achter de schermen andere kennis was of niet. Ik weet alleen dat je in communicatie over zoiets als de pandemie zo transparant mogelijk moet zijn, anders verlies je het vertrouwen. Vertrouwen heeft drie componenten: als eerste competentie: kan de ander over de informatie beschikken waar die behoefte aan heeft? Daarnaast is welwillendheid van belang: is de overheid gemotiveerd om jou te beschermen? En de derde component is integriteit. Vooral die laatste staat op het spel als je niet eerlijk bent.’
En de casus Grapperhaus? Er kwamen foto’s naar buiten van zijn bruiloft waarop de 1,5-meter maatregel geschonden werd. Hoe geloofwaardig was hij daarna nog? En wat is het effect van zo’n affaire op de neiging van mensen om de regels te volgen
‘Tja, je hoeft geen psycholoog te zijn om te begrijpen dat een minister die in woorden het belang van regels propageert, dat niet vertaalt in zijn eigen gedrag, dit niet bevorderlijk is voor het vertrouwen in die minister. Ik weet niet of het ook negatieve gevolgen heeft voor het waargenomen belang van die regels.’
Je zei al dat mensen behoefte hebben aan zekerheid, verklaart dat de vele complottheorieën die rondgaan?
‘Absoluut. Voor onderzoek hebben we mensen in een situatie gebracht waarin ze twijfel ervoeren over een onderwerp. Daarna legden we een scenario voor die ze al dan niet konden toeschrijven aan een complot tegen henzelf. Als mensen al twijfel ervoeren, waren ze meer geneigd in het complot te geloven. Collega’s in de VS hebben iets vergelijkbaars gedaan, alleen lieten ze proefpersonen geen twijfel, maar controlegebrek ervaren. Zij vonden een vergelijkbaar effect. Ik kan me dus heel goed voorstellen dat onzekerheid tot meer geloof in complottheorieën leidt. Dat is ook goed te verklaren, omdat complottheorieën ook orde, structuur en houvast bieden, net als religie, allerlei ideologieën, en niet te vergeten het wetenschappelijk wereldbeeld.’
Jullie doen onderzoek naar ambivalentie in attitude, zoals bij roken en drinken…
‘Ambivalentie in persoonlijke gedragskeuzes, maar ook bij meer maatschappelijke onderwerpen als kernenergie en het coronabeleid. Daarom is orde en structuur aanbrengen in je dag van belang. Als je de hele dag noodgedwongen thuis zit, moet je proberen de dag een duidelijke indeling te geven, zodat je dingen doet waar je wel controle over hebt. Maak op vaste momenten een wandeling, drink koffie of thee met elkaar. Want als de dag zich als een eindeloze woestijn voor je uitstrekt, versterkt dat je gevoel van onzekerheid. Overigens zijn er ook paralellen tussen het volgen van de coronamaatregelen en dat roken en drinken, want in al die gevallen gaat het om een conflict tussen kortetermijnbehoeftebevrediging en langetermijndoelen, zoals gezondheid. Gezond gedrag vertonen is vaak lastig vol te houden, juist door dat conflict.’
Het verklaart misschien ook dat je het risico bagatelliseert als je iets perse wilt? Je wilt naar een feestje, dan denk je: Het zal wel meevallen met die pandemie…
‘Dat doen mensen voortdurend, dat raakt aan cognitieve dissonantie: bepaalde gedragingen rechtpraten, waarvan je ook wel weet dat het niet helemaal klopt. Maar je kunt jezelf niet altijd uit de ambivalentie praten. En dan moet je anders omgaan met je onzekerheid. Met onderzoekers van het RIVM doe ik onderzoek naar risicoperceptie. Dat moet nog worden gepubliceerd, maar we weten dat er vaak een discrepantie is tussen objectieve risico’s – het aantal ongelukken dat plaatsvindt en de ernst ervan – en hoe mensen de risico’s beleven. Veel mensen zijn bang voor vliegtuigen, maar niet voor keukentrapjes. Maar als je naar het aantal – zelfs dodelijke – ongelukken kijkt, dan zijn keukentrapjes veel gevaarlijker. Dat komt onder meer omdat we controlegebrek heel erg vinden. En in een vliegtuig heb je geen controle. Mensen hebben de neiging om hun controle te overschatten. Zo denken de meeste mensen dat de kans dat ze een ongeluk krijgen, kleiner is als ze zelf achter het stuur zitten. Maar als iedereen dat denkt, dan klopt dat natuurlijk niet.’
We verwachten van jongeren dat ze zich gedragen om een virus in te dammen dat vooral gevaarlijk is voor anderen dan henzelf. Kunnen we dat wel van hen vragen?
‘Daar heb ik verschillende associaties bij. Om te beginnen is het virus ook voor jongeren niet ongevaarlijk. Een van mijn promovendi is gezond en sporter, maar die is er heel erg en heel lang ziek van geworden. Aan de andere kant wordt er een beroep gedaan op de solidariteit van jongeren met ouderen. En het is inderdaad zo dat het virus bij hen op grotere psychologische afstand staat. Dat maakt het lastig. Het is te vergelijken met klimaatverandering waar ik veel onderzoek naar heb gedaan. Als mensen met elkaar aan de keukentafel zitten, vinden ze het klimaat heel belangrijk. Maar als mensen boodschappen doen, moet het snel, goedkoop en gemakkelijk. Dat maakt het moeilijker om een duurzame keuze te maken, want je moet er langer over nadenken en het is duurder, terwijl je nog niet veel van de klimaatverandering merkt. Om dezelfde reden kan het voor jongeren lastiger zijn om zich aan de maatregelen te houden. Het gaat vooral over opa en oma, maar hoe vaak zie je die? Dan houd je gewoon afstand en kan je nu naar een feestje. Er wordt trouwens een beroep gedaan op de solidariteit van jongeren, terwijl je je kunt afvragen of dat wederzijds is. Want hoe solidair zijn de babyboomers met de jonge generatie? Jongeren kunnen geen huis kopen, moeten lenen voor hun studie en beginnen hun leven met hoge schulden.’
En jongeren hebben meer last van de lockdown…
‘Ja, hun sociale leven lijdt er meer onder. Ik zit hier met mijn vrouw en kinderen in een naar Amsterdamse begrippen vrij groot huis, ik hoef er niet zo nodig uit om iedere avond mijn vrienden te zien. Niet voor niets hebben jongeren in deze tijd meer last van depressieve klachten en eenzaamheid. Dat is overigens niet helemaal toe te schrijven aan het feit dat hun leven meer beknot wordt door de maatregelen. We hebben ook coping en resilience – veerkracht – gemeten en daaruit blijkt dat jongeren minder gebruik maken van verschillende copingtrategieën en dat ze minder veerkracht hebben.’
Is dat omdat ze deze vaardigeheden nog niet geleerd hebben of heeft het te maken met de generatie?
‘Geen idee.’ Lachend: ‘Daar kan ik wel mijn persoonlijke mening over geven, maar daar zit niemand op te wachten.’
Jullie deden geen onderzoek naar onzekerheid tijdens de coronacrisis, welk onderzoek is er wel gedaan?
‘Ik ben betrokken bij een studie naar social distancing in het smart distance lab, dat het journaal heeft gehaald. We zijn de data nog aan het analyseren. We hebben vooraf vragenlijsten afgenomen waarin we de risicoperceptie en relevante attitudes hebben gemeten. We wilden daar vooral onderzoeken of bepaalde maatregelen tijdens een evenement een positieve invloed hebben op het afstand houden. Mensen kregen een zender om hun nek zodat we de afstand konden meten die ze tot elkaar hielden. Zo konden we kwantificeren hoe vaak er sprake was van een overtreding. We pasten op verschillende timeslots verschillende interventies toe. Een dagdeel was er eenrichtingsverkeer, een ander dagdeel niet. Tijdens een timeslot lieten we iedereen een mondkapje dragen, tijdens een ander timeslot niet. Ook hebben we de zender gedurende een timeslot laten trillen als mensen te dichtbij te komen, bij een ander timeslot niet. Het is nog te vroeg om te weten wat eruit komt. Nee, ik kan ook geen tipje van de sluier geven. Wat ik wel wil benadrukken is dat het belangrijk is om naar echt gedrag te kijken.’
Is er nog ander onderzoek leuk om te vermelden?
‘We doen ook onderzoek naar perceptie. Sinds april hebben we een groot panel van ongeveer 6500 Nederlanders gedurende een aantal maanden gevolgd. We vroegen hen onder andere naar ‘risico-perceptie’, ‘waargenomen sociale norm’, ‘vertrouwen in de overheid’, ‘waargenomen eigen gezondheid’ en ‘de mening over de gedragsregels’. We maken van al die percepties en meningen een netwerk volgens de complexe-systeembenadering van Denny Borsboom. Veel attitudemodellen voorspellen bepaalde relaties, maar onze complexe-systemenbenadering is agnostisch: we kijken alleen hoe variabelen met elkaar samenhangen en welke clusters er worden gevormd. Als we een knoop ‘nalevingsgedrag’ hebben, dan zien we dat dit samenhangt met de ‘sociale norm’ van mensen, maar ook met ‘vertrouwen in de overheid’. Een ander cluster vormt ‘waargenomen gezondheid’, ‘psychosomatische klachten’ en ‘eenzaamheid’. Dat heeft te maken met emoties en zorgen die mensen hebben, zoals angst voor het virus. En dat tweede cluster staat relatief los van het nalevings-cluster.’
Er zit geen 5G-Knoop in?
‘Nee, maar wel vertrouwen in de wetenschap. In ander onderzoek worden wel samenzweringstheorieën meegenomen. Ook hierbij is het te vroeg om te zeggen wat eruit komt. We hopen dat het de krant haalt, maar dat hangt onder meer af van de resultaten.’
Dank voor het gesprek.
‘Wacht, er is nog een onderzoek wat leuk is om te noemen. We nemen wel aan dat onzekerheid vervelend is en dat is ook zo. Maar het is ook slecht voor de gezondheid, het leidt tot een lager niveau van lichamelijk en geestelijk welzijn. We weten nog niet hoe stevig deze data zijn, maar er is onderzoek gedaan in een bejaardentehuis. Doorgaans is de mate van controle die bewoners over hun leven hebben gering. In een experiment gaven we een deel van de bewoners meer controle . Zo kregen ze een plant om te verzorgen en ze kregen meer invloed op wanneer ze wat te eten kregen. Mensen voelden zich niet alleen beter, maar tijdens de looptijd van het onderzoek overleden er ook minder mensen in vergelijking met de controlegroep. Er is nog geen replicatie van gedaan, maar het zou verklaren waarom we zoveel doen om weer controle te krijgen over ons leven als die ons is afgenomen.’
Beeld: Peter Valckx