Lees verder
Blijf je psycholoog als je professioneel een metamorfose ondergaat? In deze rubriek vertellen psychologen over de opmerkelijke carrièreswitch die ze hebben gemaakt. In deze aflevering … Alex Roeka (1955): zanger
Vittorio Busato

Een wat afwijkende oom en tante deden bij Alex Roeka een fascinatie voor psychologie ontwaken. ‘Die tante was manisch-depressief en woonde in een psychiatrische inrichting in Venray. Daar zat ik op kostschool. Ik bezocht haar geregeld met mijn zus. Een fantastische vrouw, maar we zagen haar natuurlijk alleen in manische periodes. Dan richtte ze een spreekkamer in als ontvangstkamer, liet maaltijden komen van restaurants en we dineerden gedrieën aan een lange tafel, met familiebestek en muziek van Mozart op de achtergrond. Ze was van goede komaf maar in de versukkeling geraakt door de vroege dood van haar man.’

Toen Roeka zijn rijbewijs had gehaald, reed hij zijn lievelingsoom met diens Chevrolet Corvette langs kroegen in Brabant. ‘Hij was de eerste met zo’n wagen in Nederland. Die had hij op de RAI gezien en direct gekocht. Hij had alleen geen rijbewijs. Mijn oom was tandarts en alcoholist. Als niemand hem reed, kwam hij zijn landgoed niet af.’

Wijngaarden
Begin jaren zeventig van de vorige eeuw schreef Roeka zich in Nijmegen in voor psychologie. Hij werd lid van een naar wat bleek nogal conservatief dispuut. Onder invloed van muziek van de Beatles, de Stones en Bob Dylan besefte hij dat zijn studentenleven niet harmonieerde met wie hij wilde zijn. ‘Ik zat onder de Waalbrug naar schepen te kijken, en in een flits begreep ik dat weg moest. Ben ik na mijn kandidaatsexamen een jaar gaan varen en reizen.’

Bij terugkomst maakte hij zijn studie af aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, bij Henk Wijngaarden, een Rogeriaans therapeut en hoogleraar klinische psychologie. ‘Hij wakkerde het enthousiasme voor de psychologie weer bij me aan. Van Wijngaarden leerde ik me verplaatsen in anderen, zelfreflectie toe te passen, en ik ontwikkelde empathisch vermogen. Toch heb ik altijd het idee gehad dat ik “de mens” veel beter heb leren kennen door de literatuur. Door Dostojevsky bijvoorbeeld. Of Marcel Emants. Diens Een nagelaten bekentenis bevatte naar mijn gevoel ongeëvenaard veel psychologie. Dat was het soort psychologie dat ik zocht, de raadselachtigheid van de mens met zijn merkwaardige gedrag en tegenstrijdigheden.’

Zijn afstudeeronderzoek deed hij op een dementenafdeling van het ziekenhuis in Santpoort. ‘Onderwerp was of gedragstherapeutische technieken de toestand van dementerenden konden verbeteren. Aansluitend deed ik er, als mijn eerste en enige baan in de psychologie, vervolgonderzoek. Maar het was te droog voor me, te veel turven, te veel statistiek.’

Nu of nooit

Sowieso drongen de literatuur en muziek zich steeds sterker op bij Roeka. ‘Ik schreef en speelde altijd wel gitaar, maar het stelde allemaal nog niet veel voor. Toen mijn interesse voor de psychologie afnam, raakte ik wat buiten de maatschappij. Ik dreef af door de hasj, de mensen met wie ik omging, het ’s nachts leven. Ik kon me niet verzoenen met de banaliteit van het leven. Ja, ik zat op het randje.’

Wonderlijk genoeg schreef hij in die periode het lied ‘Late Ochtend’ – zijn eerste Nederlandstalige lied van een inmiddels omvangrijk en zeer eigen oeuvre met meerdere bekroonde liedjes en cd’s. ‘Dat lied is een beschrijving van een ochtend die volgde op een nacht waarin ik de liefde had bedreven met een onbekende vrouw. Ik ontwaakte in een lege kamer met slechts een gitaar. Ik begon te spelen en vanzelf volgden de zinnen: “Wat is dit voor een kale kamer hier/ Wat is er gebeurd dat ik hier ben.” In één keer had ik het te pakken.’

Een zeer productieve periode volgde, in korte tijd schreef Roeka vijftig liedjes. ‘Psychologisch onverklaarbaar! Nee, ik was niet manisch, wel gedreven, passioneel. Het was nu of nooit, anders was ik verloren. Ik heb een demo gemaakt die ik begin jaren negentig naar Jacques Klöters stuurde. Hij begon mijn liedjes als eerste op de radio te draaien en bracht me in contact met een platenmaatschappij.’

Brel

Spijt van zijn studie psychologie heeft Roeka nooit gehad. ‘Ik blijf geïnteresseerd in wat mensen drijft, waarom ze zijn zoals ze zijn, waarom er gebeurt wat er gebeurt. Nee, niet de eenvoudigste vragen.’

Wat hij leerde van zijn studie – zich verplaatsen in anderen, zelfkennis – komt indirect wel terug in zijn liedjes, denkt Roeka. ‘Psychologie blijft een soort aanjager. Door de psychologie durf ik in te zien wat voor armzalige personen wij zijn. Ik schrijf niet in clichés, het schrijven heeft me een identiteit gegeven. Met die liedjes probeer ik uiteindelijk een autobiografie neer te zetten. Of een psychobiografie, zo je wilt.’

Zijn teksten, gezongen met licht Brabants accent, zijn rauw, kwetsbaar, schurend, intiem. Zijn performance is ingetogen en daardoor misschien wel des te intenser. ‘Dat hoor ik wel vaker. Maar ik vind mezelf geen performer. Ik heb niets van de expressie van mijn held Jacques Brel. Hoe hij met zijn handen zijn liedjes acteert!’

Bewust zingt hij in zijn moedertaal, in het Engels kan hij zich niet met een vergelijkbare subtiliteit en nuance uitdrukken. De verregaande verengelsing aan de universiteiten ziet Roeka dan ook enigszins met lede ogen aan. ‘Voor de onderlinge wetenschappelijke communicatie is Engels prima. Maar met alleen Engels aan de universiteit dreigt wel een verarming van de taal. Kun je jezelf dan nog goed genoeg uitdrukken? Kun je in het Engels net zo empathisch zijn? Hoe armoediger je woordenschat, hoe armoediger je denken. Maar goed, Jacques Brel zong ook soms in het Nederlands, niet zijn moedertaal, in de vertalingen van Ernst van Altena. En dat zijn de mooiste Nederlandstalige songs die er zijn.’