Waarom ik het forensische werk ben ingegaan? Ik herken mezelf niet in de doelgroep. Ik had ook antropologie willen studeren, mensen met wie ik niet veel gemeenschappelijk heb, wekken mijn interesse.
Als ik een ervaring moet kiezen die voor mijn carrière belangrijk is geweest, denk ik als eerste aan het vak schematherapie dat ik volgde binnen mijn master Forensic Psychology aan Maastricht University. Schematherapie is een therapeutische behandelmethode voor moeilijk behandelbare persoonlijkheidsstoornissen. De therapie gaat in op disfunctionele patronen die mensen zich in hun jeugd hebben eigengemaakt, waardoor ze telkens weer in problemen komen. Vanaf 1990 ontwikkelde Jerey Young de therapie voor patiënten met persoonlijkheidsproblemen, zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis. Maar ook in de forensische setting lijkt de therapie te werken.
Boze tbs’er
Wij kregen het vak van David Bernstein, die nog in de VS is opgeleid door Young zelf en Truus Kersten, die in een tbskliniek werkt. Vooral één opleidingsdag is me bijgebleven, waarin Kersten een voorbeeld gaf uit haar eigen praktijk. Het ging om een man die veel delicten had begaan en vaak agressief was. Op een dag ging hij helemaal uit zijn bol en werd ingesloten. Zelfs de beveiligers durfden zijn cel even niet meer te betreden.
De tbs-patiënt zag zijn vader letterlijk kleiner worden
Diezelfde week had Kersten een afspraak, waarin ze met de man terugging naar dat moment van de woede-uitbarsting. Kersten wilde weten wat de aanleiding was geweest. Binnen schematherapie wordt gewerkt met imaginatieoefeningen, dus ze speelden de situatie na en zo kwamen ze erachter dat de bewaker de patiënt zo belerend had toegesproken als diens vader dat in zijn jeugd had gedaan. Vervolgens speelden ze zo’n moment uit de jeugd na, waarin de man als kleine jongen te laat thuiskwam. De vader werd razend. Kersten vroeg door: “Wat gebeurde er? Wat voelde je?” Vervolgens vroeg ze toestemming om de imaginaire ruimte te betreden om het op te nemen voor het jongetje. Zo stapte zij het verhaal binnen en sprak de vader aan op zijn gedrag. De tbs-patiënt vertelde dat hij zijn vader letterlijk kleiner zag worden. Daarna vroeg ze – nog steeds binnen de imaginatieoefening – waar hij vervolgens behoefte aan had. Hij wilde buiten samen een ijsje gaan eten. Dat hebben ze vervolgens – nog steeds in verbeelding – gedaan. Het was een helende ervaring voor de man, hij kreeg de erkenning dat zijn vader hem zo niet had mogen behandelen en er was aandacht voor zijn behoeftes.
Wat mij vooral trof, was dat iemand die zo agressief kan worden dat begeleiders zich geen raad met hem wisten, tegelijkertijd kwetsbaar kan zijn en aandacht en liefde van zijn ouders heeft gemist. En dat je als therapeut uiteindelijk naar de pijn uit de jeugd toe kan gaan om die samen met de cliënt te helen.
Ik had al voor forensische psychologie gekozen, maar hierdoor wist ik dat ik therapie wilde geven. Ik realiseerde me dat het tijd zou kosten om zo’n omslag te maken, maar dat had ik ervoor over.
Opgesloten op de wc
Inmiddels heb ik zelf ervaringen opgedaan die aan het verhaal doen denken. Zo gaf ik forensische ambulante systeemtherapie bij de Waag, een centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg. Ik behandelde onder anderen een alleenstaande Marokkaanse moeder met haar veertienjarige zoon die heel agressief kon worden. In het begin van de therapie belde ze me een keer op toen ze zichzelf in de wc had opgesloten, terwijl haar zoon aan de andere kant van de deur met een mes stond te dreigen. Ik kwam een paar keer per week bij hun thuis en was vooral in gesprek met de moeder over hoe ze wat meer grip kon krijgen op haar kind. Aanvankelijk vond zij dat lastig, maar na verloop van tijd begon ze mijn adviezen te accepteren.
We spraken over waar de agressie vandaan kwam; de jongen bleek positieve aandacht van zijn moeder te willen en hij had grenzen nodig – hoewel hij dat laatste niet letterlijk zei. De moeder was soms superstreng, maar kon zich ook opeens heel flexibel opstellen. Ze werd voorspelbaarder, consequenter en gaf hem meer positieve aandacht op rustige momenten. Ze gingen vaker samen leuke dingen doen, onder andere een ijsje eten. Gedurende de behandeling zag je de agressie verminderen en hun band beter worden.
Ze hadden al een lang traject achter de rug voor ze bij mij kwamen, pas nu lukte het echt voortgang te boeken. Waarom weet ik niet precies. Misschien waren ze ontvankelijker voor hulp. Maar ook waren er eerder veel wisselingen van therapeuten geweest. Ik bleef langere tijd aan hen verbonden en was zo in staat een relatie op te bouwen. Het heeft gewerkt.
Ik ben de moeder later weer tegengekomen. Er waren nog steeds ups en downs, maar het ging een stuk beter. Zelfs haar broers, die aanvankelijk veel kritiek op haar hadden, waren inmiddels trots op haar en namen sommige adviezen van haar over in de omgang met hun eigen kinderen. Zulke ervaringen maken het werk extra bevredigend.’
Beeld: Peter Valckx