Lees verder
‘Ik zag echt niet aankomen dat ik de publicatieprijs van De Psycholoog zou winnen. “Weet je het zeker?” vroeg ik toen ik gebeld werd met het nieuws. Pas toen ik de eerste drukproef onder ogen kreeg, kon ik het echt bevatten. Het was een beetje vergelijkbaar met mijn eerste publicatie als aio, in het vakblad Clinical Psycological Science, over de vatbaarheid voor pseudoherinneringen na het maken van oogbewegingen zoals in EMDR.
Jeroen van Goor

Na die eerste officiële publicatie was ik trots. Er kwamen meteen veel reacties op. Op congressen werd ik erop aangesproken, dan gaat dat gevoel wel leven. Het is ook ongeveer wat ik voor me zag toen ik begon als aio: de wisselwerking tussen wetenschap en clinici en het idee dat ik kan bijdragen aan verbetering van de praktijk.

Ik wist al jong dat ik met mensen wilde werken. Tijdens mijn middelbare school liep ik stage bij een klinisch psycholoog. Toen wist ik al zeker: psychologie wordt het. Zo gezegd zo gedaan, als ik zo’n doel in mijn hoofd heb zorg ik ook dat ik het haal. Ik ben de bachelor gaan doen in Maastricht, waar ik oorspronkelijk ook vandaan kom.

In mijn eerste jaar was ik van plan het klinische veld in te gaan. Pas in het tweede jaar, toen we een groot onderzoekspracticum over de ontwikkeling van pseudoherinneringen mochten uitvoeren, werd mijn interesse voor onderzoek gewekt en ging ik kijken wat voor opties er waren. Vooral leuk vond ik het formuleren van een vraagstelling, een antwoord zoeken en dan ontdekken dat daarachter nog meer vragen opdoemen.

‘Als ik een doel in mijn hoofd heb, zorg ik ook dat ik het haal’

Na de bachelor koos ik de master rechtspsychologie. Ik had ook de forensische kant op kunnen gaan, het behandelen van daders, wat ik aanvankelijk van plan was, maar het sprak me toch meer aan om bezig te zijn met de hele procedure rondom een rechtszaak. Zowel dader, slachtoffer, rechter als advocaten. ­

De kloof dichten

Nu doe ik als aio onderzoek naar een mogelijk geheugeneffect van onder andere EMDR. We weten dat EMDR effectief is in de behandeling van EMDR, maar hebben eigenlijk geen idee wat er dan precies met het geheugen gebeurt. Mijn onderzoek richt zich voornamelijk op de vatbaarheid voor pseudoherinneringen, een gebeurtenis die iemand niet zelf heeft meegemaakt, maar zich toch herinnert.

Mijn onderzoek heeft veel klinische relevantie en ik probeer ook vaak naar congressen in binnen- en buitenland te gaan die echt bedoeld zijn voor clinici, om er daar over te vertellen. Hopelijk kan ik zo helpen de kloof te dichten tussen wetenschap en praktijk, want de inzichten uit mijn onderzoek moeten uiteindelijk terecht komen bij de mensen die ermee moeten werken.

We doen vooral experimentele studies in het lab. Zoals onderzoek naar het verschil tussen suggestieve en spontane pseudoherinneringen. Bij onderzoek naar spontane pseudoherinneringen zien proefpersonen woordenlijsten waarbij de woorden met elkaar geassocieerd zijn, maar ook met een woord dat niet gepresenteerd wordt. Zo worden bijvoorbeeld de woorden “bloed, politie, pistool” gepresenteerd, maar het woord “moord” niet. We zien dan dat proefpersonen die oogbewegingen hebben gemaakt, vaker het overkoepelende woord foutief herinneren.

Het is voor behandelaars belangrijk te beseffen dat zo’n pseudoherinnering een mogelijke bijwerking kan zijn van EMDR. In de medische wereld is het heel normaal om een bijsluiter te maken met mogelijke bijwerkingen. Maar bij psychologische interventies ontbreekt die bijsluiter, zowel voor de patiënt als voor de therapeut. Het is wel belangrijk die bijwerkingen in kaart te brengen, want er is nog altijd een deel van de patiënten dat geen baat blijkt te hebben bij psychotherapie, zoals ik ook schrijf in mijn bekroonde artikel. Voor therapeuten is het ook belangrijk daar bewust van te zijn en je eigen expertise hoog te houden en je te blijven ontwikkelen daarin.

Een echte planner

Nu zit ik aan het eind van mijn derde jaar als aio, mijn aanstelling duurt nog een jaar. Ik wil graag verder met onderzoek naar bijwerkingen van psychotherapie. Binnen mijn vakgroep vindt het idee in ieder geval al weerklank, dus dat is heel fijn. Therapeuten daarentegen vatten input vanuit de wetenschap soms al snel op als (persoonlijke) kritiek, merk ik. Daarom probeer ik goed te communiceren naar het klinische veld. Want feedback vanuit de wetenschap is helemaal niet als kritiek bedoeld, het doel is om de (uitkomst van de) behandeling te optimaliseren, om samen te kijken wat we nog kunnen verbeteren. Ik wil de dialoog aangaan, en vaker met wetenschappers en clinici om de tafel gaan zitten.

Mijn werk als aio bestaat uit onderzoek en onderwijs. Er zijn periodes dat ik in de avonduren of in de weekenden nog aan het werk ben, maar over het algemeen ben ik echt een planner en lukt het vrij goed om alles passend te krijgen. In mijn eerste jaar was ik nog wel zoekende naar mijn positie binnen de universiteit en wat er precies van me verwacht werd. Nu vind ik het vooral belangrijk om voor mezelf mijn grenzen goed te stellen.

Dat gaat me goed af, ik kom zeker toe aan een eigen leven en mijn hobby’s. Ik reis veel met mijn vriend en bak graag taarten, wat mijn collega’s dan weer heel fijn vinden natuurlijk. Zeker twee keer per maand probeer ik een mooie creatie te maken. Mijn publicatie in De Psycholoog is natuurlijk ook een geschikte aanleiding voor een traktatie!’

 

Beeld: Philip Driessen