Marc Romijn heeft bij de commando’s gezeten, een eliteonderdeel van de krijgsmacht en ging daarna medicijnen studeren. Hij specialiseerde zich tot radioloog en ging werken bij een drukke praktijk in een perifeer ziekenhuis. Daar deed hij alles op het gebied van radiologie: ook mri, echo’s en ct’s. Maar het werk was vooral technisch, de werkdruk was hoog en het patiëntencontact vluchtig, het gaf hem weinig voldoening.
Van de ene op de andere dag stopte hij ermee. Hij was 45 en had er acht jaar gewerkt. ‘Ik liep op een zondag door de tuin en opeens dacht ik: morgen ga ik niet meer. Ik had eerder overwogen dat ik iets anders moest gaan doen en op dat moment is het zaadje in je hoofd al geplant. Ik heb mijn collega’s gebeld om het mee te delen. Je kunt wel gaan twijfelen en eerst eens gaan rondkijken, maar zo werkt het bij mij niet.’
Zo abrupt stoppen geeft gedoe, maar het kon wel, aldus Romijn. ‘Niemand is onmisbaar.’ Hij zorgde zelf voor een vervanger en financieel kon hij het een tijdje uitzingen.
Sabbatical
Ruim een jaar is hij er tussenuit geweest. Hij deed een professionele coachingsopleiding, en gaf les bij de Onderzeebootdienst van de Koninklijke Marine over stressmanagement. Hij bracht een lang gekoesterde wens in vervulling: maakte een 900 kilometer lange solo voettocht naar Santiago de Compostella. Dat laatste ‘niet uit spirituele overwegingen, maar omdat ik het graag wilde en er nu de kans voor had’. Zo’n wandeltocht is een soort mindfulness-oefening, zegt hij. ‘Als je loopt, geniet je van wat er is en denk je niet te ver vooruit. Gedachten komen en gaan, zonder dat je er iets mee doet.’
En toen kwam er een geschikte vacature voorbij. Bij de Maartenskliniek, een gespecialiseerde kliniek voor houding en beweging, zocht men een radioloog. Hij werd aangenomen. ‘Ik was altijd al geïnteresseerd in houding en beweging. En in zo’n gespecialiseerde omgeving kon ik intensiever met patiënten werken. Binnen de Maartenskliniek doen we veel met interventies. De radiologen behandelen een groot deel van de tijd klachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat. Verder doen we veel aan sportradiologie.’
Voor zijn radiologenwerk heeft hij niet veel mensenkennis nodig, het blijft een technisch beroep. Maar hij is inmiddels hoofd van de afdeling en daarbij zet hij zijn coachingsvaardigheden wel in. ‘Dat doet iedere leidinggevende, maar specialisten is ook een apart slag volk: hoogopgeleid, professioneel, betrokken, eigenwijs en lastig soms. Er zijn afdelingen van ziekenhuizen gesloten omdat de specialisten er met elkaar niet uitkwamen. Ik heb er geen last van, maar ik zie het wel als een uitdaging.’
Waar problemen bij een maatschap vooral over geld en werkverdeling gaan, bij de Maartenskliniek krijgt iedereen een vast salaris. ‘Hier gaat het altijd om communicatie en daar kun je als leidinggevende een belangrijke rol in spelen.’
Hij was nog niet op zoek naar een managementtaak, maar zijn leidinggevende ging weg en toen werd er naar hem gekeken. Waarom? ‘Heel precies weet ik het niet. Ik leg makkelijk contacten, ben goed met mensen; als collega’s een probleem hadden, kwamen ze vaak naar mij. Ik ben intuïtief en direct, en dat lijken mensen te waarderen.’
Naast zijn werk als radioloog startte hij een coachingspraktijk, verbonden aan het carrièrecentrum voor artsen van de KNMG. ‘Ik doe vooral loopbaancoaching bij artsen in het begin of later in hun carrière. ‘Ik help ze met het maken van keuzes, het richting geven aan hun twijfels en een eventuele heroriëntering op hun specialisatie.’
Vertrouwen
Over coachen zijn boekenkasten volgeschreven, maar Romijn is vooral van het open gesprek. ‘Ik luister, probeer een dialoog tot stand te brengen en maak gebruik van een beperkt aantal technieken. Ik neem nooit vragenlijsten af. Zo coach ik artsen en bij veteranen gaat het niet veel anders.’
In beide gevallen gaat het om mensen uit een groep waar hij zelf ook toe behoort. Dat is belangrijk, bevestigt hij. ‘Dan ben je al binnen. Een psycholoog zal vaak eerst nog moeite moeten doen om vertrouwen te winnen.’
Bij het veteranennetwerk doet hij alleen de eerste opvang. ‘We kijken wat er aan de hand is en welke vervolgstappen er gezet kunnen worden. We sturen mensen door, zelf behandelen we niet.’
Zo doet hij veel verschillende dingen en samen vormen ze een goede combinatie waar hij zichzelf in kwijt kan. Dan lachend: ‘Alles bij elkaar best druk en toch ben ik uitgerust als ik thuiskom. Het werk geeft me tegenwoordig energie.’
Daarnaast is hij verbonden aan de veteranenstichting van het Korps Commandotroepen. Hij is onderdeel van een vangnet voor uitgezonden militairen en hun familie. Binnen de commando’s heerst er een machocultuur en het is een vrijwel volledig gesloten bolwerk. Buitenstaanders komen er nauwelijks binnen. De drempel om hulp te vragen is enorm hoog, maar die wordt lager als blijkt dat hulp verleend wordt door een gelijkgestemde, een mede-commando. Romijn: ‘Als je eenmaal de groene baret hebt, maak je deel uit van de familie en dat blijf je je hele leven. Ik heb niet aan allerlei gevechtshandelingen meegedaan, maar ik heb dezelfde achtergrond en blijkbaar is dat genoeg.’
Foto: Marcel van den Bergh