Lees verder
Patiënten met psychische problemen moeten indien mogelijk in de eerstelijnszorg behandeld worden in plaats van in de gespecialiseerde zorg, zo vindt de Nederlandse overheid. Want: toegankelijk voor patiënten, minder stigma, en relatief goedkoop. Uit onderzoek van het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) blijkt dat de zorgverleners in huisartsenpraktijken de laatste jaren inderdaad steeds meer zorg leveren aan patiënten met psychische problemen. Tessa Magnée en collega’s gaan in op wat deze ontwikkeling betekent voor  psychologen.
Derek de Beurs, Francois Schellevis, Peter Verhaak, Tessa Magnée

Versterking huisartsenzorg voor psychische klachten

Om de geestelijke gezondheidszorg betaalbaar te houden, stimuleert de overheid al sinds het begin van deze eeuw de behandeling van patiënten met psychische problemen in de eerstelijn, in de verwachting dat het aantal patiënten dat gespecialiseerde zorg krijgt hierdoor afneemt (Meijer & Verhaak, 2004; Trimbos-instituut, 2014). Sinds 2008 kunnen patiënten met psychische klachten in de eerstelijnszorg kortdurend behandeld worden door een gz-psycholoog (Verhaak et al., 2013), die vaak werkzaam is in een gezondheidscentrum (Hansen et al., 2010).

In 2014 werd de ggz hervormd: de basis-ggz werd ingevoerd. Een belangrijk onderdeel van de basis-ggz was een nieuw verwijsmodel voor patiënten met psychische problemen (Bakker & Jansen, 2013; zie figuur 11). Volgens de regels van het verwijsmodel mogen huisartsen alleen nog patiënten met een psychiatrische stoornis volgens DSM-criteria (APA, 2000) verwijzen. Alle andere patiënten met psychische problemen zouden binnen de huisartsenpraktijk behandeld moeten worden. Patiënten met een stoornis en relatief eenvoudige problematiek kunnen worden verwezen naar de generalistische basis-ggz (voor de hervorming: eerstelijnspsychologen) voor kortdurende behandeling. Patiënten met complexe problematiek of een hoog risico op bijvoorbeeld suïcide, zelfverwaarlozing of geweld kan de huisarts naar de gespecialiseerde ggz (blijven) verwijzen.

Huisartsen zouden naar verwachting steeds meer mensen met psychische problemen moeten behandelen als gevolg van het overheidsbeleid

Huisartsen zouden naar verwachting steeds meer mensen met psychische problemen moeten behandelen als gevolg van het overheidsbeleid. Daarom werd in 2008 een nieuwe functie geïntroduceerd: de praktijkondersteuner huisarts ggz (POH-GGZ)2. De  POH-GGZ is een professional met ggz-expertise, die de problematiek van patiënten met psychische problemen in kaart brengt en/of kortdurend begeleidt binnen de huisartsenpraktijk. Huisartsenkrijgen een financiële vergoeding voor het in dienst nemen van een  POH-GGZ en voor hun consulten. De  POH-GGZ is meestal opgeleid als sociaal psychiatrisch verpleegkundige (51%), psycholoog (38%) of maatschappelijk werker (14%; Landelijke Huisartsen Vereniging, 2017).

Omdat het recente overheidsbeleid naar verwachting een grote impact zou hebben, werd de huisartsenzorg voor psychische problemen gevolgd in een promotieonderzoek (Magnée, 2017). Het doel van dit promotieonderzoek was het monitoren van de huisartsenzorg voor patiënten met psychische problemen tussen 2010 en 2015. In dit artikel zullen we op basis van dit proefschrift nader ingaan op het potentieel aan patiënten zonder psychiatrische stoornis dat richting de huisartsenpraktijk zou kunnen verschuiven, hoeveel patiënten met psychische problemen door huisartsen en POH’s-GGZ zijn behandeld, en in hoeverre huisartsen in staat waren het nieuwe verwijsmodel voor patiënten met psychische problemen op te volgen. Ook zal worden ingegaan op de implicaties voor de zorg.

De POH-GGZ is meestal opgeleid als sociaal psychiatrisch verpleegkundige, psycholoog of maatschappelijk werker

Aanpak

We maakten gebruik van DBC- gegevens en registraties van eerstelijnspsychologen om vast te stellen hoeveel patiënten in de ggz voorafgaand aan de invoering van de basis-ggz geen psychiatrische stoornis hadden. Zo konden we in kaart brengen hoe groot het potentieel voor een verschuiving richting de huisartsenpraktijk was (Magnée et al., 2017a). Verder maakten we gebruik van NIVEL Zorgregistraties om vast te stellen hoeveel patiënten door huisartsen en POH’S-GGZ voor psychische problemen werden behandeld tussen 2010 en 2014 (Magnée et al., 2016). Ten slotte onderzochten we via een case study, uit 2014, in een gezondheidscentrum in hoeverre huisartsen in staat waren het nieuwe verwijsmodel voor patiënten met psychische problemen op te volgen (Magnée et al., 2018). De toegepaste onderzoeksmethodes zijn uitgebreid beschreven in het proefschrift (Magnée, 2017).

Potentieel voor verschuiving

Er was in 2012, voorafgaand aan de invoering van de basis-ggz, potentieel voor een verschuiving van patiënten met psychische problemen vanuit de ggz richting de huisartsenpraktijk. Een deel van de patiënten onder behandeling bij eerstelijnspsychologen en in de gespecialiseerde ggz had namelijk geen diagnose van een psychiatrische stoornis volgens de DSM-IV criteria (APA, 2000), 21% resp. 33% (Magnée et al., 2017a). De zorg voor een deel van deze patiënten zou naar verwachting na de invoering van de basis-ggz, wanneer huisartsen het nieuwe verwijsmodel zouden opvolgen, verschuiven richting de huisartsenpraktijk.

Toename huisartsenzorg voor psychologische klachten

Tussen 2010 en 2015 nam het aantal huisartsenpraktijken met minimaal één POH-GGZ in dienst sterk toe; van ongeveer 20% tot bijna 90%. Zowel huisartsen als POH’s-GGZ zagen tussen 2010 en 2014 steeds meer patiënten met psychische problemen (Magnée et al., 2016). Bij huisartsen steeg het aantal patiënten met psychische problemen in deze periode met ongeveer 15%. Ook bij huisartsen zonder POH-GGZ was dit het geval. Bijna twee keer zoveel patiënten hadden in 2014 na een bezoek aan de huisarts minimaal één gesprek bij een POH-GGZ dan in 2010. Ongeveer één op de vijf patiënten van de huisarts kwam in 2014 bij een POH-GGZ terecht.

Verder steeg het gemiddelde aantal consulten per patiënt per jaar licht tussen 2010 en 2014. In 2014 hadden huisartsen gemiddeld 2,5 consult met een patiënt met psychische problemen, meestal korte consulten. De POH-GGZ zag in dat jaar patiënten gemiddeld 3,5 keer, meestal tijdens langeconsulten. In vergelijking met de huisarts zagen POH’s-GGZ meer vrouwen en meer volwassen patiënten. Mannen, kinderen, en patiënten boven de 65 jaar kwamen minder vaak bij de POH-GGZ. POH’s-GGZ behandelden vooral patiënten met depressieve klachten, stress, angstklachten of relatieproblemen. Minder vaak krijgen zij bijvoorbeeld patiënten met slaapproblemen op consult, vermoedelijk omdat de huisarts daarbij medicatie voorschrijft (Magnée et al., 2016).

Huisartsen kunnen het verwijsmodel opvolgen

Huisartsen werkzaam in een goed voorbereid gezondheidscentrum waren goed in staat het nieuwe verwijsmodel in 2014 op te volgen; bij 87% van de patiënten met psychische problemen (Magnée et al., 2018). De huisartsen wezen ongeveer driekwart van de patiënten toe aan behandeling binnen de huisartsenpraktijk (44% bij de POH-GGZ en 30% bij de huisarts), 19% aan de generalistische basis-ggz en 6% aan de gespecialiseerde ggz.

Belangrijkere rol huisartsenpraktijk

Dit onderzoek laat zien dat de huisartsenpraktijk een steeds belangrijkere rol speelt in de geestelijke gezondheidszorg. Patiënten met psychische problemen worden steeds vaker in de huisartsenpraktijk behandeld. Dit zou een preventieve werking kunnen hebben en de kosten van de ggz kunnen beheersen, en het verbetert mogelijk de kwaliteit van zorg. De introductie van de POH-GGZ lijkt in ieder geval aan een zorgvraag te voldoen. De recente ontwikkelingen hebben gevolgen voor psychologen werkzaam in alle echelons van de ggz: huisartsenzorg, generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz.

Patiënten met psychische problemen worden steeds vaker in de huisartsenpraktijk behandeld

De psycholoog als POH-GGZ

Ruim een derde van alle POH’s-GGZ werkzaam in Nederland is psycholoog (LHV, 2017). De functie is voor (basis)psychologen een mogelijkheid om klinische werkervaring op te doen, misschien terwijl zij wachten op één van de schaarse plaatsen voor de gz-opleiding. Dit houdt mogelijk een risico in voor de continuïteit van de zorg.

Het werkzaam zijn in de huisartsenpraktijk vraagt om een eigen insteek die in de opleiding psychologie momenteel ontbreekt. In de opleiding tot psycholoog draait het om herkennen van psychopathologie, terwijl men binnen de huisartsenpraktijk juist uitgaat van een generalistische, persoons- en klachtgerichte aanpak (NHG/LHV, 2015). Het lijkt daarom verstandig voor psychologen die als POH-GGZ aan de slag gaan om de aanvullende éénjarige POH-GGZ opleiding te volgen waarin deze aanpak en de ‘huisartsencultuur’ aan bod komen. Zorgverzekeraars stellen de POH-GGZ opleiding steeds vaker als een functievereiste.

Overigens is er ook binnen de psychologie toenemende aandacht voor een persoonsgerichte visie (Delespaul, 2016; Van Os, 2014), die in plaats komt van de focus op diagnoses en de DSM. Extra opvallend is het daarom dat in het nieuwe verwijsmodel juist het vaststellen van een (vermoedelijke) psychiatrische stoornis centraal staat. Psychologen werkzaam als POH-GGZ zouden terughoudend moeten zijn met het (over)diagnosticeren van psychiatrische stoornissen, zeker nu het maatschappelijk gezien steeds geaccepteerder lijkt te worden om professionele hulp te zoeken bij alledaagse psychische problemen, zoals rouw of ‘gezonde’ stress.

Volgens de visie van de beroepsverenigingen van de huisartsen (LHV/NHG, 2015) zou de POH-GGZ verlengde huisartsenzorg moeten leveren. Dit betekent dat de POH-GGZ , onder verantwoordelijkheid van de huisarts, min of meer dezelfde zorg levert als de huisarts zelf. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) waken ervoor dat er te gespecialiseerde ggz in de huisartsenpraktijk wordt geleverd. Vanuit de gemeente ontstaat er momenteel druk op de POH-GGZ om meer maatschappelijk werk te verrichten, maar ook dit zou niet direct binnen de (verlengde) huisartsenzorg passen. De discussie over de ontwikkeling en afbakening van de POH-GGZ functie zal de komende tijd verder gevoerd worden.

Wat verder van belang is voor POH’s-GGZ is dat de functie nog relatief nieuw en onbekend is. Om goed samen te kunnen werken met andere zorgverleners uit de ggz is het noodzakelijk dat anderen op de hoogte zijn van wat de functie van de POH-GGZ inhoudt. Regelmatig overleg is daarom belangrijk, zeker omdat er veel variatie bestaat in de beroepsuitoefening tussen POH’s-GGZ met variërende opleiding en werkervaring.

Er is sinds kort sprake van (nog) een nieuwe ggz-functie in de huisartsenpraktijk: de POH-GGZ – Jeugd. Ook in deze functie kunnen psychologen werkzaam zijn, zeker als zij een achtergrond hebben in de ontwikkelingspsychologie. De functie is ontstaan in 2015, toen de gemeente met de invoering van de Jeugdwet verantwoordelijk werd voor de ggz voor patiënten jonger dan 18 jaar. De reguliere POH-GGZ heeft niet altijd kennis van en ervaring met jonge patiënten met psychische problematiek. Daarom wordt de POH-GGZ Jeugd in steeds meer gemeentes ingezet. Deze zorgverlener heeft dezelfde taken als de reguliere POH-GGZ , alleen dan voor patiënten jonger dan achttien jaar. Uit onderzoek blijkt dat de inzet van de POH-GGZ Jeugd als een verrijking van het zorgaanbod wordt gezien door zowel patiënten als zorgverleners in de huisartsenpraktijk en mogelijk het aantal verwijzingen kan verlagen (Van Dijk et al., 2013; Magnée & Verhaak, 2015). Na een eerste evaluatie van de Jeugdwet (Friele et al., 2018) concludeert men dat er veel in werking is gezet, maar dat de echte veranderingen in de zorg nog moeten plaatsvinden. De POH-GGZ (Jeugd) kan mogelijk in de toekomst fungeren als een spil tussen de huisarts, het wijkteam en de gemeente.

Psychologen werkzaam in de huisartsenpraktijk krijgen verder te maken met een hoge werkdruk. De wachtlijsten voor behandeling in de ggz (LHV, 2017; NZa, 2018) zetten POH’s-GGZ waarschijnlijk onder druk, omdat zij geacht worden verwezen patiënten te begeleiden tot de (vervolg) behandeling daadwerkelijk start. Daarmee lijken er nu ook al wachttijden te ontstaan voor behandeling bij de POH-GGZ , terwijl de huisartsenzorg juist laagdrempelig en goed toegankelijk zou moeten zijn voor patiënten (Magnée et al., 2017b).

Tenslotte hebben POH’s-GGZ nog geen eigen beroepscode. De meeste psychologen werkzaam als POH-GGZ wordt waarschijnlijk geadviseerd om de Beroepscode voor Psychologen (NIP, 2015) op te volgen. Onduidelijk is nog in hoeverre deze toepasbaar is in de huisartsenpraktijk, en of deze afwijkt van de beroepscode van andere professionals werkzaam als POH-GGZ . Een complexe ethische situatie die met name veel voorkomt in de huisartsenpraktijk is bijvoorbeeld de gelijktijdige behandeling van familieleden of bekenden.

Psychologen in de generalistische basis GGz

De invoering van de basis-ggz en de toename van de psychische zorg in de huisartsenpraktijk hebben gevolgen voor de gz-psychologen die werkzaam zijn in de generalistische basis-ggz. Volgens de laatste cijfers steeg het totale aantal patiënten dat tussen 2012 en 2015 onder behandeling was in deze setting licht (KPMG, 2017). Dit kan verklaard worden doordat huisartsen op basis van het nieuwe verwijsmodel waarschijnlijk meer patiënten naar de generalistische basis-ggz verwijzen dan naar de gespecialiseerde ggz. Mogelijk is daarmee ook de ernst van de problematiek van patiënten onder behandeling in de generalistische basis-ggz toegenomen, omdat alleen de patiënten met de meest complexe problematiek nog gespecialiseerde zorg krijgen. Bovendien worden de patiënten met de lichtste psychische klachten nu door de POH-GGZ in de huisartsenpraktijk behandeld.

De overheid stimuleert al sinds het begin van deze eeuw de behandeling van patiënten met psychische problemen in de eerstelijn

Verder krijgen psychologen in de generalistische basis-ggz vaker te maken met patiënten die al een intake en kortdurende behandeling bij de POH-GGZ achter de rug hebben en bij onvoldoende eºect van de behandeling alsnog zijn verwezen. Dit kan als gevolg hebben dat patiënten gemotiveerder zijn voor een vervolgbehandeling. Maar het kan ook voorkomen dat patiënten juist geen motivatie meer hebben, of dat sommige zaken (zoals de intake) tweemaal gedaan moeten worden.

Psychologen in de gespecialiseerde GGz

Psychologen werkzaam in de gespecialiseerde ggz zien mogelijk een afname van het aantal patiënten dat door de huisarts naar hen verwezen wordt, nu er meer patiënten met psychische problemen in de huisartsenpraktijk en de generalistische basis-ggz behandeld worden. De overheid heeft de laatste jaren bezuinigd op de gespecialiseerde zorg. Het totale aantal patiënten onder behandeling in de gespecialiseerde ggz daalde van 1,1 miljoen naar 0,9 miljoen tussen 2012 en 2015 (KPMG, 2017). In dezelfde periode hadden huisartsen echter de ervaring dat het steeds lastiger werd om patiënten met psychische problemen te verwijzen naar de gespecialiseerde ggz (LHV, 2017). Zeker bij patiënten met complexe problematiek, zoals een psychose, is het belangrijk dat tijdige (na) zorg beschikbaar is. De wachttijden voor de ggz overschrijden al langere tijd de Treeknormen (maximaal vier weken tussen aanmelding en intake en maximaal tien weken tussen aanmelding en start van de behandeling). Verbetering lijkt, ondanks recente inspanningen, nog niet direct in zicht (NZa, 2018). Het is dus nog maar de vraag of er sinds de invoering van de basis-ggz daadwerkelijk substitutie vanuit gespecialiseerde zorg naar eerstelijnszorg heeft plaats gevonden, of dat er slechts sprake is van tijdelijke uitstel van behandeling.

Specialisten worden geacht sinds de invoering van de basis-ggz (uit)behandelde patiënten met stabiele, chronische ernstige psychiatrische problematiek terug te verwijzen naar de huisartsenpraktijk, waar zij gemonitord kunnen worden door de huisarts of de POH-GGZ . Volgens huisartsen is er onvoldoende communicatie wanneer een terugverwijzing uit de gespecialiseerde ggz plaatsvindt (LHV, 2017). Op dit soort momenten ontglippen deze patiënten aan de aandacht van zorgverleners. Mogelijk speelt dit een rol in de toename van het aantal ‘verwarde personen’ op straat, waarvan de politie de laatste jaren regelmatig melding krijgt.

Vanaf 2018 wordt het eenvoudiger om patiënten bij wie de behandeling in de generalistische basis-ggz onvoldoende effect heeft gehad door te verwijzen naar de gespecialiseerde ggz. Hier is dan geen toestemming van de huisarts meer voor nodig. Ook hierbij is het belangrijk dat er voldoende informatieoverdracht tussen zorgverleners plaatsvindt.

Samenwerking

De samenwerking tussen huisartsenpraktijk, ggz en gemeenten was een aantal decennia geleden al een verbeterpunt (De Ridder & Visser, 1987), en is dat nog steeds. Ggz-professionals hebben met de komst van de POH-GGZ in ieder geval een direct aanspreekpunt in de huisartsenpraktijk. Behandeling in de huisartsenpraktijk en behandeling in de ggz moeten voldoende op elkaar afgestemd worden. Het is van belang bij het vervolg van de behandeling na een traject bij de POH-GGZ goed uit te vragen wat de ervaringen van de patiënt zijn, zodat de zorgverlener kan inhaken op wat al eerder gedaan is in de behandeling. Ook een informatieve verwijsbrief vanuit de huisartsenpraktijk kan hierbij helpen. Om de samenwerking vorm te geven kan gebruik gemaakt worden van de Landelijke Samenwerkingsafspraken (Netwerk Kwaliteitsontwikkeling ggz, 2016). Verder zijn de nieuwe Kwaliteitsstandaarden ggz functie- en setting-overstijgend. Het opvolgen van deze richtlijnen kan de kwaliteit van zorg verhogen en ervoor zorgen dat de behandeling in verschillende echelons onderling zo goed mogelijk is afgestemd.

Vervolgonderzoek

De gevolgen van de invoering van de basis-ggz op de lange termijn zijn nog onduidelijk. Het aantal patiënten met psychische problemen onder behandeling in de huisartsenpraktijk leek in 2016 te stabiliseren (Verhaak et al., 2017). Onbekend is nog wat de uiteindelijke gevolgen van het nieuwe verwijsmodel en de komst van de POH-GGZ zijn voor het aantal patiënten onder behandeling in de gehele ggz.

De wachtlijsten voor de ggz roepen de vraag op of er daadwerkelijk substitutie van zorg plaats heeft gevonden. Er is daarom meer onderzoek nodig naar de (kosten) effectiviteit van de behandeling door POH’s-GGz. Er kan bijvoorbeeld onderzocht worden in hoeverre het aantal verwijzingen van patiënten met psychische problemen door huisartsen de laatste jaren zijn veranderd. Het aantal patiënten onder behandeling in de gehele ggz moet blijvend worden gemonitord.

De wachtlijsten voor de ggz roepen de vraag op of er daadwerkelijk substitutie van zorg plaats heeft gevonden

De functie van POH-GGZ is nog niet uitgekristalliseerd. De invulling van de functie verschilt tussen professionals met variërende opleiding en werkervaring. Zo zal een psycholoog eerder gebruik maken van technieken uit de cognitieve gedragstherapie, terwijl een maatschappelijk werker zich sneller zal richten op zelfzorg en psychosociale problematiek. Onderzoek kan uitwijzen welke vaardigheden de POH-GGZ (vooral) nodig heeft om zo goed mogelijke zorg te leveren in de huisartsenpraktijk.

De overheid stimuleert het gebruik van e-mental health in de huisartsenpraktijk. E-mental health vergroot mogelijk de effectiviteit van de behandeling van de POH-GGZ . De POH-GGZ is over het algemeen positief over e-mental health en ziet de meerwaarde ervan, maar biedt het in de praktijk nog maar aan een beperkte groep patiënten aan (Smeets et al., 2017; Wouters et al., 2017). Het lijkt zinvol om verder onderzoek te doen naar succesvolle implementatie van e-mental health in de huisartsenpraktijk.

Besluit

Recent overheidsbeleid heeft ertoe geleid dat de huisartsenpraktijk een belangrijkere rol speelt in de ggz. Huisartsenpraktijken leveren steeds meer zorg aan patiënten met psychische problemen. Dit heeft gevolgen voor de beroepsuitoefening van psychologen werkzaam in alle echelons van de ggz. Psychologen kunnen zelf in de huisartsenpraktijk aan de slag als POH-GGZ , een generalistische functie die nog in ontwikkeling is. Psychologen in de generalistische basis-ggz zien mogelijk minder patiënten met milde klachten, en krijgen vaker te maken met patiënten die al een intake of korte behandeling bij de POH-GGZ hebben gehad. Psychologen in de gespecialiseerde ggz zien mogelijk een afname van het aantal patiënten dat naar hen verwezen wordt, al is het gezien de huidige wachttijden nog de vraag of er tot dusver daadwerkelijk substitutie van zorg heeft plaatsgevonden. Goede samenwerking tussen professionals werkzaam binnen en buiten de huisartsenpraktijk blijft cruciaal.

Referenties

  1. Gebaseerd op het advies over het verwijzen van patiënten met psychische problemen van bureau HHM (Bakker & Jansen, 2013)
  2. Meer informatie over de POH-GGZ is te vinden in het functie- en competentieprofiel (LHV, 2014).

Literatuur

  • American Psychological Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: American Psychiatric Association.
  • Bakker P. & Jansen P. (2013). Generalistische Basis GGZ: Verwijsmodel en productbeschrijvingen. Enschede: Bureau HHM.
  • Delespaul, P., Milo, M., Schalken, F., Boevink, W. & van Os J. (2016). Goede GGZ! Nieuwe concepten, aangepaste taal en betere organisatie. Leusden: Diagnosis Uitgevers.
  • De Ridder, D. & Visser, J. (1987). Tussen de lijnen: de relatie tussen eerstelijn en geestelijke gezondheidszorg onderzocht. Utrecht: Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid/Nederlands Instituut voor onderzoek van de eerstelijnsgezondheidszorg.
  • Friele, R.D., Bruning, M.R., Bastiaanssen, I.L.W., Boer, R. de, Bucx, A.J.E.H. et al.. (2018). Eerste evaluatie Jeugdwet: na de transitie nu de transformatie. Den Haag: ZonMw.
  • Hansen, J, van Greuningen, M. & Batenburg, RS. (2010). Monitor multidisciplinaire samenwerking binnen de eerste lijn: achtergronden en resultaten van een trend- en verdiepingsstudie. Utrecht: NIVEL.
  • KPMG (2017). Monitor generalistische basis GGZ. Verslagperiode: 2011-2015. Utrecht: KPMG.
  • Landelijke Huisartsen Vereniging. (2014). Functie- en competentieprofiel POH-GGZ. Utrecht: LHV.
  • Landelijke Huisartsen Vereniging. (2017). LHV-peiling GGZ 2017. Beschikbaar via: https://www.lhv.nl/actueel/nieuws/huisartsen-problemen-de-ggz-groter-dan-ooit. Geraadpleegd: 29 januari 2018.
  • Magnée, T., de Beurs, D.P., de Bakker, D.H. & Verhaak, P.F. (2016). Consultations in general practices with and without mental health nurses: an observational study from 2010 to 2014. BMJ Open, (7), e011579.
  • Magnée, T. (2017). Mental health care in general practice in the context of a system reform. Groningen University: Groningen.
  • Magnée, T., de Beurs, D.P., Boxem, R., de Bakker, D.H. & Verhaak, P.F. (2017a). Potential for substitution of mental health care towards family practices: an observational study. BMC Family Practice, 18(1), 10.
  • Magnée, T., de Beurs, D., & Verhaak, P. (2017b). Wachttijden voor de poh-ggz. Huisarts en Wetenschap, 60(5), 205.
  • Magnée, T., de Beurs, D.P., Kok, T. & Verhaak, P.F. (2018). Exploring the feasibility of new Dutch mental health policy within a large primary health care center. Family Practice, 35(2), 186-192.
  • Magnée, T. & Verhaak, P.F. (2015). Evaluatie pilot ‘Huisarts in de praktijk van de jeugdzorg’. Utrecht: NIVEL.
  • Meijer S.V. & Verhaak P.F.M. (2014). De eerstelijns GGZ in beweging. Utrecht: NIVEL.
  • Nederlands Huisartsen Genootschap/Landelijke Huisartsen Vereniging. (2015). NHG/LHV Standpunt: Geestelijke gezondheidszorg in de huisartsenzorg. Utrecht: NHG/LHV.
  • Nederlandse Zorgautoriteit. (2011). Advies Basis GGZ. Utrecht: NZa.
  • Nederlandse Zorgautoriteit. (2018). Wachttijden in de GGZ: voortgangsrapportage. Utrecht: NZa.
  • Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ (2016). Landelijke samenwerkingsafspraken tussen huisarts, generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Utrecht: Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ.
  • Nederlands Instituut van Psychologen (2015). Beroepscode voor Psychologen. Utrecht: NIP. NIVEL Zorgregistraties. Beschikbaar via: www.nivel.nl/NZR/zorgregistraties-eerstelijn. Geraadpleegd: 29 januari 2018.
  • Smeets O. & Zijlstra-Vlasveld M. (2017). Implementatie ‘Blended e-(mental) health in de huisartsenpraktijk’: resultaten en lessons learned van de implementatie van blended Kleurjeleven in de huisartsenzorg. Utrecht: Trimbos-instituut.
  • Trimbos-instituut (2014). Versterking van de GGZ in de huisartsenpraktijk: terugblik, stand van zaken en vooruitblik. Utrecht: Trimbos-instituut.
  • Van Dijk, M., Verhaak, P. & Zwaanswijk, M. (2013). Evaluatie van een geïntegreerd eerstelijns zorgaanbod voor kinderen met psychosociale problemen. NIVEL: Utrecht.
  • Van Os J. (2014). De DSM-5 voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe GGZ. Leusden: Diagnosis Uitgevers.
  • Verhaak, P.F.M., Kamsma, H. & van der Niet, A. (2013). Mental health treatment provided by primary care psychologists in the Netherlands. Psychiatric Services, 64(1), 94-97.
  • Verhaak, P.F.M., Nielen, M. & de Beurs, D. (2017). Factsheet 1: Hulpvraag – aanbod vanwege psychische en sociale problematiek in de huisartspraktijk 2011 – 2016. NIVEL: Utrecht.
  • Wouters, M., Swinkels, I., Sinnige, J., de Jong, J., van Lettow, B. et al. (2017). Kies bewust voor eHealth: eHealth-monitor 2017. Den Haag/Utrecht: Nictiz/NIVEL.