Lees verder
Het gaat in de praktijk nog zo vaak mis met (schriftelijke) verklaringen die door een behandelaar op verzoek van een cliënt worden opgesteld, dat Shirin Slabbers aanleiding zag om in dit artikel te beschrijven wat wel en wat niet mag. Kennis op dit gebied kan een klacht voorkomen. ‘ In ieder geval moet u als behandelaar geen waardeoordeel over uw eigen cliënt (of een derde) geven.’
Shirin Slabbers

Verenigingstuchtrecht

De leden van het NIP vallen onder het verenigingstuchtrecht. Het NIP kent twee tuchtrechtelijke instanties: het College van Toezicht en het College van Beroep.1 Deze twee tuchtcolleges toetsen gedragingen van psychologen, naar aanleiding van een klacht, aan de Beroepscode van het NIP. De lichtste disciplinaire maatregel is een waarschuwing (daarna komt de berisping). De zwaarste een ontzetting uit het NIP lidmaatschap en/of doorhaling van de inschrijving in een NIP-register. 2
Gz-psychologen vallen daarnaast onder het BIG-tuchtrecht. Dit is een door de overheid geregelde (wettelijke) vorm van tuchtrecht. De tuchtnormen in de Wet BIG zijn meer open dan de normen in de Beroepscode. In de wet staat dat een BIG geregistreerde is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van: 1. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van (a) degene, met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen, (b) degene die, in nood verkerende, bijstand met betrekking tot zijn gezondheidstoestand behoeft en (c) hun naaste betrekkingen èn 2. enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Deze twee BIG-normen worden onder meer ingevuld door regelgeving, gedragsregels en richtlijnen. Voor gz-psychologen wordt de vraag of er tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld regelmatig beantwoord met gebruikmaking van de Beroepscode van het NIP. De tuchtcolleges zijn echter niet gebonden aan de Beroepscode. Zij mogen een eigen mening vormen.
Klagers hoeven overigens niet te kiezen tussen het tuchtrecht van het NIP en het BIG-tuchtrecht. Zij kunnen bij beide instanties een klacht indienen, mits de psycholoog onder dat tuchtrecht valt. Het NIP tuchtcollege is bevoegd een klacht niet in behandeling te nemen als een BIG-tuchtrechter de klacht heeft behandeld, maar mag dat dus wel. Daarnaast kan een cliënt soms ook een klacht indienen bij een geschilleninstantie (in de zin van de WKKGZ) en bij een andere beroepsvereniging. Om een (gegronde) klacht te voorkomen, is het dus goed om de regels te kennen en te volgen. „

Een geneeskundige verklaring

Een geneeskundige verklaring is een verklaring die is opgesteld ten behoeve van een cliënt die onder behandeling van de medische beroepsbeoefenaar staat of stond, die een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel over de cliënt en diens gezondheidstoestand bevat en een ander belang dient dan behandeling of begeleiding. De aanduiding ‘geneeskundige’ en ‘medische’ is enigszins verwarrend. Het gaat hier namelijk niet alleen om verklaringen van artsen, maar om verklaringen van alle beroepsbeoefenaren die onder het tuchtrecht vallen. Het is dus een term die ook van toepassing is op psychologen.

Het wordt over het algemeen afgeraden om een geneeskundige verklaring af te geven. De reden daarvoor is dat het bij zo’n verklaring vaak gaat om een belang van de cliënt dat buiten de deskundigheid en verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar ligt en een ander doel dient dan de behandeling of begeleiding. Het geven van een waardeoordeel dat dat andere doel dient, moet dan ook gebeuren door een onafhankelijke deskundige. Niet door een behandelaar dus. Deze regels strekken er niet alleen toe rolverwarring en belangenconflicten te voorkomen. Zij zijn er ook om te voorkomen dat een behandelaar een oordeel over zijn cliënt geeft waaraan in het maatschappelijke verkeer een op zijn professionaliteit berustend gezag wordt toegekend, terwijl de neutraliteit en objectiviteit van dat oordeel als gevolg van de behandelrelatie onvoldoende zijn gewaarborgd. Hierdoor kunnen de belangen van derden worden geraakt.

De Beroepscode van het NIP verbiedt niet expliciet het afgeven van geneeskundige verklaringen. Wel wordt bepaald (in artikel 51) dat psychologen zich bij voorkeur niet een positie begeven waarin zij gelijktijdig of opeenvolgend verschillende professionele rollen vervullen ten opzichte van een of meer betrokkenen. Ook bepaalt de Beroepscode (in artikel 52) dat leden geen professionele en niet professionele rollen mogen vermengen die elkaar zodanig kunnen beïnvloeden dat zij niet meer in staat kunnen worden geacht een professionele afstand tot de betrokkene(n) te bewaren of waardoor de belangen van de betrokkene(n) worden geschaad. Deze artikelen worden door de tuchtcolleges van het NIP gebruikt om het afgeven van verklaringen (in bepaalde zaken) niet goed te keuren.3

Rapportage

Het begrip ‘rapportage’ in de Beroepscode van het NIP is anders dan het begrip ‘rapportage’ in het BIG-tuchtrecht. In het BIG-tuchtrecht is de bedoeling van een rapport juist wel dat er uitspraken worden gedaan, waardeoordelen worden gegeven, door een niet behandelende beroepsbeoefenaar. Denk aan een Pro Justitiarapportage. Zodra het gaat om een verklaring van een behandelaar, wordt het (in het BIG-tuchtrecht) niet meer een rapport genoemd, maar een (geneeskundige) verklaring. Onder het begrip ‘rapportage’ van de Beroepscode vallen daarentegen zowel (geneeskundige) verklaringen (van een behandelaar) als rapporten, als resultaat van een onderzoek waarin een (waarde) oordeel wordt gegeven door een onafhankelijke psycholoog (niet zijnde een behandelaar dus). Bij de beoordeling van de vraag of een (onderzoek)rapport voldoet aan de daaraan te stellen eisen, worden (in het NIP-tuchtrecht èn het BIG-tuchtrecht) de volgende criteria in aanmerking genomen: 1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust; 2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden; 3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen; 4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen en 5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.4 5 Deze criteria worden bijvoorbeeld gebruikt als u als (onafhankelijke) deskundige door de rechtbank bent benoemd om te adviseren over de omgangsregeling voor kinderen. Zij worden niet gebruikt voor (geneeskundige) verklaringen (van behandelaren). U doet er dus goed aan dit onderscheid goed voor ogen te hebben.

Voorbeeld waardeoordeelNIP

In de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) van 9 januari 20186 klaagde de vrouw, die met haar man in een echtscheidingsprocedure was verwikkeld, de gz-psycholoog aan omdat hij op verzoek van de advocaat van de man in een brief had geschreven:

‘Naar aanleiding van uw schrijven van 8 maart 2016, ontvangt u hierbij met toestemming van [de man] informatie over uw vraag of betrokkene in staat is voor de kinderen (…) te zorgen. (…) Betrokkene is in staat gebleken voor zijn kinderen te zorgen en tijdig hulp te vragen op drukke gezinsmomenten door de inzet van zijn moeder en zus. (…) In de psychologische behandeling en ook tijdens een huisbezoek, heb ik hem gezien als een liefdevolle zorgzame vader. Welke zich inzet om klachten effectief te hanteren. Daarbij wil ik benadrukken dat er geen reden is tot zorg voor situaties van agressie naar zijn vrouw of kinderen. Betrokkene heeft momenten van geïrriteerdheid of prikkelbaarheid effectief leren hanteren. Het is voor betrokkene en zijn kinderen van belang dat er in de huidige situatie structuur en goede afspraken komen over de verdeling van de zorgtaken en het verblijf van de kinderen. Zodat er rust komt in de huidige situatie en het welzijn van de kinderen en betrokkene niet onnodig wordt verstoord.’

Omdat dit een waardeoordeel over de man bevat (onder meer: ‘liefdevolle zorgzame vader’ en voor de kinderen is het van belang dat er goede afspraken komen) dat niet een behandeldoel dient en de gz-psycholoog redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de verklaring door de man in de echtscheidingsprocedure zou worden gebruikt, heeft de psycholoog tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De vrouw wordt klachtgerechtigd geacht omdat haar belangen door deze verklaring (kunnen) worden geschaad (hoewel dus de verklaring niets over haar zegt). Hier komt bij dat het NIP-tuchtcollege de gz-psycholoog aanrekent dat zij geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de thuissituatie, de oordelen niet berusten op eigen observaties van de omgang van de man met zijn kinderen en zij niet met de kinderen en de vrouw heeft gesproken. Het Centraal Tuchtcollege stelt: ‘Het opstellen en afgeven van een dergelijke verklaring dient dan ook uitsluitend overgelaten te worden aan een onafhankelijke deskundige.’

De gz-psycholoog krijgt een berisping.

Een gz-psycholoog werd in een uitspraak van 11 april 2017 van het Regionaal Tuchtcollege te groningen7 op de vingers getikt omdat hij (onder meer) aan de (echtscheidings) mediator had geschreven: ‘Mijn cliënte is een optimistische, levenslustige en krachtige vrouw, die momenteel op vrijwel alle gebieden/in al haar rollen, goed tot zeer goed functioneert.’ Weer een waardeoordeel.

Feitelijkheden

In de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te Zwolle van 7 november 20178 klaagde de vader erover dat de gz-psycholoog in een brief aan de advocaat van de moeder een schriftelijke verklaring had afgelegd over het welbevinden van de kinderen en zich negatief had uitgelaten over de vader, zonder de kinderen en de vader te hebben gesproken. De psycholoog had (onder meer) het volgende geschreven:

‘Met […], de moeder van de kinderen […], had ik een eerste gesprek gehad zoals gebruikelijk om wat meer informatie over de kinderen te krijgen en om af te stemmen: ik vind het nl erg belangrijk dat kinderen weten waarom ze naar de praktijk komen. In dat gesprek bleek dat de kinderen het uitstekend maakten. De informatie die moeder van school had was ook prima. Wel vertelde moeder, hetgeen ook in het rapport van Bureau Jeugdzorg stond, dat beide kinderen – althans voorlopig – geen contact met vader wilden. Ze hadden, zo was mijn indruk, behoefte aan rust en een nieuwe veilige haven. Moeder gaf aan dat de omgangsregeling sinds de scheiding niet verliep zoals was afgesproken tussen de ouders. Ze hoopte met professionele hulp tot een goede oplossing te komen. Moeder wilde graag dat het contact met vader en de kinderen zo normaal mogelijk zou verlopen. Ze deed erg geforceerde pogingen om dit bij de kinderen voor elkaar te krijgen en ik heb haar erop gewezen dat als de kinderen aangaven nu voorlopig geen contact te willen, dat het dan beter was dat zowel vader als moeder dit zouden respecteren, zodat de kinderen vanuit een rustige basis als vanzelf het contact weer op zouden kunnen gaan nemen. Forceren heeft immers meestal alleen maar een averechtse uitwerking. Meer heb ik de kinderen noch de ouders kunnen bieden omdat vader zijn toestemming introk. Meer informatie kan ik u niet geven daar ik de kinderen dus niet mocht ontvangen.”

Het RTG toetst of de psycholoog zich heeft beperkt tot de cliënt en feitelijkheden. Het college oordeelt dat dat niet het geval is omdat zij zich uit heeft gelaten over het welbevinden van de kinderen en haar visie op het nut van een behandeling geeft. Hoewel de gz-psycholoog zich niet expliciet negatief uitlaat over klager, lijkt de onevenwichtigheid door alleen met de moeder te hebben gesproken, in het nadeel van de vader te hebben gewerkt. Er is sprake van een eenzijdige, subjectieve informatieverstrekking, aldus het tuchtcollege. Gelet op het feit dat een en ander in 2009 heeft plaatsgevonden en toen het bewustzijn binnen de beroepsgroep met betrekking tot de professionele verantwoordelijkheid minder was, beperkt het college de maatregel tot een waarschuwing.

In een andere tuchtzaak ging het om een brief waarin de gz-psycholoog had geschreven: ‘Door de rust die cliënte sindsdien in de opvang heeft gehad, weg van het huiselijk geweld, zijn de depressieve klachten verminderd zonder hulp van de medicatie.’

Ten onrechte heeft verweerder de suggestie gewekt dat het huiselijk geweld vaststond. De psycholoog had geen contact met de klager gehad om een en ander te verifiëren.

Oordeel over een andere partij

Zowel in het NIP-tuchtrecht als in het BIG-tuchtrecht volgt een maatregel als een psycholoog een uitlating doet over iemand, met wie niet is gesproken. In een zaak uit 2017 had de vader een klacht ingediend bij het College van Toezicht van het NIP omdat de psycholoog in brieven aan de moeder onder meer het volgende had geschreven: ‘Samengevat komt het neer op psychische mishandeling, en betreft het ongezonde grenzen (grensoverschrijdend gedrag van vader).’10

Het college benadrukt dat bij het uitbrengen van een dergelijke rapportage de psycholoog de bepalingen van de Beroepscode in acht moet nemen, zoals artikel 96. In dat artikel is bepaald dat een psycholoog bij het uitbrengen van een rapportage geen oordelen of adviezen geeft met betrekking tot een ander dan zijn cliënt. Indien het voor het doel van de rapportage noodzakelijk is over een ander dan de cliënt gegevens te verstrekken beperkt de psycholoog zich zo mogelijk tot die gegevens die hij uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen. Voor het verstrekken van dergelijke gegevens is gerichte toestemming van betrokkene noodzakelijk. Indien de psycholoog gegevens over een ander dan de cliënt vermeldt die hij niet uit eigen waarneming of onderzoek heeft verkregen, dan is hij daarin uiterst terughoudend en geeft hij steeds de bron en relevantie van de gegevens aan.

Het college heeft geconstateerd dat verweerster zich in haar rapportage niet heeft beperkt tot het weergeven van informatie over de behandeling van haar cliënte, maar dat zij in het rapport ook uitspraken over klager heeft gedaan en dat zij een advies heeft gegeven over de omgang tussen klager en de kinderen. De psycholoog heeft daarmee miskend dat zij zich bij het uitbrengen van een rapportage als de onderhavige diende te houden aan artikel 96. In de zaak van het RTG te Groningen (11 april 2017)11 had de gz-psycholoog aan de (echtscheiding) mediator geschreven:

‘Zij is echter door haar ex ernstig mishandeld en getraumatiseerd. Ten gevolge hiervan voldoet zij momenteel ook aan de criteria voor een posttraumatische stress stoornis (PTSS). Ik heb haar geadviseerd om hiervoor een behandeling met EMDR te zoeken en recent is zij hiervoor geïndiceerd geacht. De behandeling start volgende week in F.

Ondanks haar overigens zeer stabiele optreden en voorkomen, kan mijn cliënte gemakkelijk zeer heftig emotioneel aroused raken wanneer de mishandeling/ haar ex ter sprake komt. Deze arousal gaat gepaard met herbelevingen en sterke verschijnselen van lichamelijk en psychisch onwelbevinden.

Ik wil u er dan ook met klem op wijzen dat eventuele heftig emotionele reacties van mijn cliënte tijdens de mediation, niet wijzen op haar persoonlijkheid of functioneren in het algemeen, maar gerelateerd zijn aan de confrontatie met haar ex/dader. Dergelijke reacties vertoont mijn cliënte momenteel niet in haar overige rol functioneren; en ook in het verleden is zij niet bekend met dergelijke reacties. Desgewenst kunnen belangrijke anderen uit haar sociale netwerk hiervan getuigen.’

Het tuchtcollege toetst hier aan artikel 96 van de Beroepscode van het NIP en oordeelt dat de gz-psycholoog zich daaraan niet heeft gehouden. Hij heeft zich alleen maar gebaseerd op uitlatingen van zijn cliënte. Het wordt ook hier de psycholoog zwaar aangerekend dat hij zich niet bewust is geweest van de uit het tuchtrecht en de beroepscode voorvloeiende verplichtingen. Hij krijgt een berisping.

Zorgen om kinderen

In mijn praktijk komt het regelmatig voor dat een verklaring door een beroepsbeoefenaar is afgegeven omdat hij zich zorgen maakt om de kinderen. Het is vaste jurisprudentie dat dit niet een rechtens te respecteren belang is. Met andere woorden; ook als u zich als psycholoog ernstig zorgen maakt om kinderen, moet u zich houden aan de regels voor het afgeven van verklaringen. Het afgeven van een verklaring is dus geen goede manier om iets te doen met die zorgen.

In een zaak voor het RTG te Den Haag uit 201612, had de gz-psycholoog een verklaring aan de advocaat van de moeder gegeven waarin het volgende stond:

‘Op uw verzoek leg ik hier schriftelijk vast wat ik al telefonisch aan u verklaard heb. [De moeder] heeft onlangs aangifte gedaan van strafbare feiten begaan door [klager] tegen hun kinderen, [namen van de kinderen]. Hoewel sommigen vraagtekens stellen bij wat zij heeft verteld, heb ik geen reden om te twijfelen aan het feit dat zij deze dingen van haar kinderen heeft gehoord. Ik ken [de moeder] vanuit de twee behandelingen van haar dochter [naam dochter] en de ouderbegeleiding van haar zelf enige tijd geleden, die ik in 2014 heb afgesloten. [De moeder] mag dan soms wat verstrooid zijn vanwege een aandachtstoornis, maar zoals ik haar heb leren kennen heeft zij in essentie een betrouwbaar beeld van de realiteit, heeft zij een normaal stabiele persoonlijkheid en beschikt zij over gezond verstand en een gezond gevoel. Verondersteld, dat datgene wat zij vertelt inderdaad waar is – een mogelijkheid waarvan ik de kans niet gering acht – is hier sprake van een mate en soort van geweld, die buitengewoon schadelijk is voor deze kinderen. Vanuit mijn professie en kennis van wat goed en wat schadelijk is voor kinderen in ontwikkeling, gecombineerd met wat mij ter ore is gekomen van de kant van de moeder, voel ik mij verplicht te wijzen op de aanzienlijke risico’s, verbonden aan de situatie dat de vader weer in contact komt met de kinderen voordat grondig onderzoek is gedaan naar de feiten waarvan hij verdacht wordt en voordat een gerechtelijke uitspraak gedaan is hierover.’

Het tuchtcollege oordeelt dat de psycholoog een oordeel heeft gegeven over een ander dan zijn cliënt, die hij bovendien niet had gesproken. Als hij zich in een conflict van plichten had bevonden en meende iets te moeten doen ter bescherming van de kinderen, dan stonden er andere wegen open dan zich met een verklaring met deze inhoud op basis van eenzijdige informatie in een juridische strijd tussen de ouders te mengen, aldus het college.

Mijn toevoeging is: overweeg dan een melding te doen bij Veilig Thuis. U dient dan wel het stappenplan van de meldcode te volgen. Dat betekent onder meer dat u in de regel zowel in gesprek moet gaan met de ene ouder als met de andere ouder. Dat dit lastig is, begrijpt iedereen. Dat het gemakkelijker is om een verklaring af te geven ten behoeve van één van de ouders, ook. Maar als u dat doet, dan bent u in een procedure zelf de dupe van die goede bedoelingen. Mijn advies is dus ook bij zorgen omtrent kinderen geen verklaring af te geven.

De maatregel

Het NIP-tuchtrecht bestraft een psycholoog in de regel met een berisping als een verklaring is afgegeven die in strijd is met de Beroepscode.13 Soms wordt met een waarschuwing volstaan, met name als er niet meer dingen fout zijn gegaan.14 De strafmaat op overtreding van de regels voor het BIG-tuchtrecht is niet helemaal te volgen. Hiervoor zijn uitspraken weergegeven die met name tot een berisping hebben geleid. Het verschil tussen een waarschuwing en een berisping is zeer groot. Een berisping wordt namelijk in het BIG-register genoteerd (voor vijf jaar) en dat register is voor iedereen toegankelijk. Een (BIG) berisping wordt daarnaast regelmatig (met naam en toenaam) gepubliceerd in een lokale krant.

In de uitspraak van het CTG van 22 maart 2015 werd de gz-psycholoog, die een verklaring had opgesteld op verzoek van de zoon van de klaagster (zijn moeder), die in een gerechtelijke procedure met haar was gewikkeld omdat hij een omgangsregeling wilde met zijn jongere broer, ‘slechts’ bestraft met een waarschuwing. In de verklaring stond (onder meer) het volgende:

‘Aangezien hij al een lange tijd bij ons bekend is, kunnen wij u met stelligheid het volgende mededelen. Naast het feit dat het om humanitaire redenen vanzelfsprekend zou moeten zijn dat hij omgang met zijn broer kan hebben, is dit voor [de cliënt] van cruciaal belang juist vanwege de genoemde verliezen en breuken in zijn leven. Het zal zijn ontwikkeling onnodig verder negatief beïnvloeden indien hij noodgedwongen ook het contact met zijn broer moet missen. Het ligt overigens in de lijn van de verwachting dat dit in sterkere mate ook voor zijn jongere broer geldt. [De cliënt] is een zeer consciëntieuze en bedachtzame jongeman met een rustig temperament die in problemen is geraakt door herhaaldelijke kwetsuren tijdens zijn ontwikkeling tot jongvolwassene. Gedurende de periode dat [de cliënt] in behandeling is binnen ons centrum is er geen enkele vorm van impulsiviteit en/of onverantwoordelijk, chaotisch gedrag en/of gebrek aan realiteitszin geconstateerd. [De cliënt] gebruikt geen verdovende middelen, is nooit in overtreding geweest en kan goedomgaan met autoriteiten. In die zin zou hij een goed voorbeeld voor zijn jongere broer kunnen zijn. Het is [de cliënts] vurige wens om het contact met zijn jongere broer te herstellen. Hij zal er naar verwachting alles aan doen om dit contact op een prettige manier vorm te geven. Daarnaast hebben wij [de cliënt] als een open en coöperatieve cliënt leren kennen die – indien hij problemen ervaart – dit op openhartige en constructieve wijze tijdens de behandeling bespreekt. Dit kan worden gezien als een beschermende factor.’

Wat er mis is met deze verklaring is dat de psycholoog ook uitspraken doet over een derde (namelijk de jongere broer van zijn cliënt) en niet aangeeft waarop hij baseert dat zijn cliënt geen verdovende middelen gebruikt etc. Hij is waarschijnlijk afgegaan op mededelingen van zijn cliënt zonder die nader te toetsen. Dat wordt de psycholoog aangerekend. Er wordt niet gemotiveerd door de rechters waarom het dit keer tot een waarschuwing leidt.

Ook de psychotherapeut die in een verklaring over zijn cliënt een waardeoordeel had gegeven over haar rol als moeder ontving een waarschuwing. De volgende overweging werd hieraan door het tuchtcollege gewijd:

‘Nu de klacht deels gegrond is, dient het college te overwegen welke maatregel dient te worden opgelegd. De ernst van het verwijt dat verweerder moet worden gemaakt, rechtvaardigt in beginsel de maatregel van berisping. Verweerder heeft evenwel in zijn verweerschrift en met name ook bij gelegenheid van het mondelinge vooronderzoek en ter zitting nadrukkelijk spijt betuigd van zijn handelen en voorts gemotiveerd aangegeven dat en in hoeverre in de organisatie waarbinnen hij werkzaam is, de werkwijze is aangepast, zodat herhaling niet meer aan de orde kan zijn. Het college zal daarom volstaan met een waarschuwing.’15

De waarschuwing is eerder uitzondering dan regel. Ook al toont een verweerder inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen en verklaart hij dat hij nooit meer zo’n verklaring zal afgeven, dan nog wordt over het algemeen geoordeeld dat het tuchtrechtelijk verwijt dat kan worden gemaakt van dien aard is dat de maatregel van berisping gerechtvaardigd is.16

Aanbevelingen

Voordat u een schriftelijke verklaring op verzoek van een cliënt afgeeft, doet u er goed aan om de regels daarover (nog eens) te bestuderen. Dat kan een tuchtrechtelijke maatregel voorkomen. Het komt zelden voor dat de cliënt zelf over de verklaring klaagt. In de regel doet dat een derde die daarvan (naar zijn mening) nadeel ondervindt. En die derde is klachtgerechtigd in het tuchtrecht.

In ieder geval moet u als behandelaar geen waardeoordeel over uw eigen cliënt (of een derde) geven. U mag feiten weergeven, maar als de bron uw eigen cliënt is, zet daar dan duidelijk bij dat u dit heeft vernomen van de cliënt (“volgens cliënt…”, “cliënt vertelde mij…”) en dat u niet aan waarheidsvinding heeft gedaan. Bij uitspraken over een ander dan de cliënt dient u artikel 96 van de Beroepscode van het NIP te volgen.17 Verklaar in ieder geval niet zo maar wat uw cliënt graag wil dat u verklaart.

Zwijgen leren we pas in de loop van ons leven; spreken leren wij al eerder.18

Referenties

  1. Bij het College van Toezicht kan worden geklaagd over leden en buitengewone leden van het NIP èn over diegenen die zijn ingeschreven in een van de NIP-registers, maar geen lid zijn van het NIP.
  2. De uitspraken worden geanonimiseerd gepubliceerd op de website van het NIP.
  3. De KNMG richtlijn Omgaan met medische gegevens is volgens vaste (BIG) tuchtrechtelijke jurisprudentie, voor wat betreft de regels over geneeskundige verklaringen, de belichaming van de regels die gelden voor alle BIG ingeschreven beroepsbeoefenaren. Mijns inziens zou het goed zijn die regels ook op te nemen in de Beroepscode van het NIP zodat daarover bij psychologen geen misverstand kan bestaan, te meer omdat ook de tuchtcolleges van het NIP deze regels aanhouden. Er wordt daarmee dan ook in de Beroepscode een duidelijk onderscheid gemaakt tussen verklaringen en rapporten.
  4. Het tuchtcollege toetst ten volle of het onderzoek uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.
  5. Zie bijvoorbeeld CvT 17/21 van het NIP d.d. 13 december 2017 en RTG Amsterdam d.d. 30 oktober 2017, ECLI:NL:TGZRAMS: 2017:118.
  6. CTG d.d. 9 januari 2018, ECLI:NL:TGZCTG: 2018:3.
  7. RTG Groningen d.d. 11 april 2017, ECLI:NL:TGZRGRO:2017:9. 8
  8. RTG Zwolle d.d. 7 november 2017, ECLI:NL:TGZRZWO:2017:175.
  9. CTG 22 maart 2016, ECLI:NL:2016:149.
  10. CvT 17/21 van het NIP d.d. 13 december 2017, psynip.nl.
  11. RTG Groningen d.d. 11 april 2017, ECLI:NL:TGZRGRO:2017:9.
  12. RTG Den Haag d.d. 6 december 2016, ECLI:NL:TGZSGR:2016:125.
  13. Zie bijvoorbeeld CvT 17/20 van het NIP d.d. 13 december 2017.
  14. Zie bijvoorbeeld CvT 17/12 van het NIP d.d. 11 oktober 2017.
  15. RTG Eindhoven d.d. 15 mei 2017, ECLI:NL: TGZREIN:2017:53.
  16. Zie bijvoorbeeld CTG d.d. 22 maart 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:149.
  17. Ik geef in overweging bij een volgende versie van de Beroepscode een onderscheid te maken tussen verklaringen en rapporten.
  18. LaoTse, een Chinees filosoof.