Lees verder
Eric-jan Wagenmakers is hoogleraar Mathematische Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Eric-Jan Wagenmakers

‘Het enige dat ik weet, is dat ik niets weet.’ Deze uitspraak van Socrates klinkt misschien radicaal, maar de Skeptici gingen nog een stap verder: we zouden zelfs niet kunnen weten dat we niets weten. Ter ondersteuning wezen de Skeptici op de feilbaarheid van onze visuele waarneming. Als we door onze ogen al voortdurend om de tuin worden geleid, dan hoeven we het over de betrouwbaarheid van afgeleide kennis niet eens meer te hebben.

‘Wat is er groter dan de zon,’ stelt Cicero, ‘wiskundigen geven aan dat zij 19 keer zo groot is als de aarde. Hoe klein ziet zij eruit! Haar diameter lijkt me niet groter dan een voet.’ Cicero geeft ook aan dat we ons geen voorstelling kunnen maken van de enorme snelheid waarmee de zon gedurende de dag langs de hemel beweegt – een mooi voorbeeld, want inmiddels weten we dat het hier niet gaat om de snelheid van de zon, maar om de rotatiesnelheid van de aarde (op onze breedtegraad zo’n 1000 km/h).

In het filosofisch debat vielen de Skeptici graag terug op de perceptuele illusie: een rechte roeispaan lijkt gebroken wanneer die half in het water steekt. Twee millennia later zijn psychologen nog steeds gefascineerd door perceptuele illusies, en een van de beroemdste is die van dr. Franz Carl Müller-Lyer (1889)1. De meeste mensen denken (incorrect) dat de bovenste lijn langer is dan de onderste lijn, een fenomeen dat al 131 jaar intensief is onderzocht. Ondertussen weten we (echt waar?) dat de illusie groter is voor mensen uit westerse landen. Kent de westerse samenleving wellicht meer hoekige vormen, en is dat de oorzaak van de illusie? Zo gemakkelijk lijkt het toch niet. De illusie werkt ook als de pijlpunten vervangen worden door cirkels, en zelfs helemaal zonder lijnen, met enkel zes stippen – drie voor ieder pijlpunt. Daarnaast is de illusie ook gerapporteerd bij apen, papegaaien, duiven en guppy’s (maar bij honden werkt het weer niet).2 Bovendien bestaan er nog steeds rivaliserende verklaringen voor de Müller-Lyer-illusie3, en zo langzamerhand zou je beter kunnen spreken van het Müller-Lyer-mysterie.

Zelden is de moeilijkheid van een vakgebied zo treffend geïllustreerd. Twee simpele lijnen, 131 jaar intensief onderzoek, en wat we nu weten over de Müller- Lyer-illusie is dat we er nog lang niet genoeg over weten.

 

Beeld: Peter Valckx

1. Müller-Lyer, F.C. (1889). Optische Urteilstäuschungen. Archiv für Anatomie und Physiologie, Physiologische Abteilung

2. (Supplement), pp. 263-270. Vertaald in: Day, R.H. & Knuth, H. (1981). The contributions of F C Müller-Lyer. Perception, 10, 126-146. 2 Agrillo, C., Santacà, M., Pecunioso, A. & M.E. Miletto Petrazzini (2020). Everything is subjective under water surface, too: Visual illusions in fi sh. Animal Cognition, 23, 251-264.