Lees verder
Uit onderzoek blijkt keer op keer dat gelovigen lager op intelligentietests scoren dan niet-gelovigen. Maar zijn gelovigen echt minder slim of maken ze gewoon een denkfout?
Iris Dijkstra

Het is een gevoelig onderwerp, het verband tussen religiositeit en intelligentie. Toch deinzen wetenschappers er niet voor terug om er onderzoek naar te doen. En daaruit blijkt: hoe slimmer je bent, hoe kleiner de kans dat je in God gelooft. Dat is niet alleen in Nederland en de Verenigde Staten zo: onderzoek in 137 landen heeft uitgewezen dat intelligentie en religiositeit gemiddeld -.60 correleren.

Dat zou wel eens kunnen komen doordat religieuze mensen minder geneigd zijn logisch te redeneren, zeggen deze wetenschappers. Ze gaan meer op hun intuïtie af en daardoor scoren ze lager op intelligentietests. Twee Britse onderzoekers wilden weten in hoeverre dit zogenaamde religiositeitseffect een cognitieve bias betreft of echt iets zegt over iemands cognitieve capaciteiten. Uit experimenten bij ruim 63.000 proefpersonen blijkt dat er inderdaad zoiets als een religiositeitseffect bestaat: atheïsten kunnen beter logisch redeneren dan gelovigen. Ook op taken die een cognitief conflict behelzen (zoals een variant van de Stroop-test) deden ze het beter. Maar in werkgeheugen was er geen verschil, en ook op een ingewikkelde redeneertaak scoorden beide groepen hetzelfde.

De onderzoekers trekken hieruit de conclusie dat gelovigen net zo slim zijn als atheïsten, maar wel behept zijn met een cognitieve bias. Die bias heeft niets te maken met leeftijd, opleiding en land van herkomst; wel met de mate van dogmatisme. Hoe strenger in de leer, hoe slechter je op cognitieve taken presteert.

Maar dat zegt dus niets over je intelligentie. (ID)

Bron: Daws, R.E. & Hampshire, A. (2017). The negative relationship between reasoning and religiosity is underpinned by a bias for intuitive responses specifically when intuition and logic are in conflict. Frontiers in Psychology, published online 19 December 2017. DOI:10.3389/fpsyg.2017.02191