Om het sociale dilemma tussen samenwerking en zelfredzaamheid in kaart te brengen, lieten onderzoekers mensen in groepjes van vier een spel spelen. De spelers werden geconfronteerd met een gemeenschappelijk probleem en konden kiezen voor een collectieve of een individuele oplossing. Aan de collectieve oplossing hing iedere ronde hetzelfde prijskaartje (180 munten), terwijl de kosten voor een individuele oplossing varieerden (45, 55, 65 of 75 munten of onbetaalbaar). In de helft van de groepjes kregen alle spelers aan het begin van iedere spelronde 90 munten, in de andere helft ontvingen twee spelers ieder 120 munten en twee spelers ieder 60 munten.
In de asymmetrische groepen, de groepen dus waarin het geld niet gelijk verdeeld was, ontstond een zichzelf versterkende dynamiek. Wanneer rijke groepsleden de bijdrage van arme groepsleden aan de collectieve oplossingen te laag vonden, gingen ze arme spelers in daaropvolgende rondes straffen. Ze kozen dan voor een privé-oplossing als arme groepsleden die – bij een prijs van 65 of 75 munten – niet konden betalen. Hierdoor werden de verschillen in welvaart in asymmetrische groepen steeds groter. In symmetrische groepen ontstonden geen verschillen in welvaart, en slaagden de groepsleden er steeds beter in een groepsoplossing te creëren wanneer een individuele oplossing relatief duur of niet voorhanden was.
Op basis van dit experiment concluderen de onderzoekers dat collectieve voorzieningen in gevaar komen als rijke mensen hun eigen scholen en privéklinieken kunnen betalen.
Bron: Gross, J. et al. (2020). Self-reliance crowds out group cooperation and increases wealth inequality. Nature Communications, doi.org/10.1038/ s41467-020-18896-6
Beeld: pogonici/shutterstock.com