Lees verder
Kinderen die ooit een hersenscan hebben ondergaan, weten meer van het brein dan andere kinderen. Een groep Fransen heeft dit nu officieel vastgesteld.
Else de Jonge

Wat heb je nodig om te kunnen dromen? Je ogen, je hersenen, je gedachten? En wat heb je nodig om te kunnen zien? Alleen je ogen, of nog meer? Geen gemakkelijke vragen, zeker niet voor kinderen. Om te kijken wat jonge kinderen weten over het functioneren van het brein, onderwierp een groep Franse onderzoekers 74 achtjarigen aan een experiment. De helft had twee jaar eerder meegedaan aan een onderzoek waarbij een MRI-scan van hen gemaakt was. De (gematchte) andere helft had geen enkele MRI-ervaring.

Alle kinderen kregen individueel zes tekeningen te zien van het meisje Julie die in de weer was met haar katten. Julie zag haar katten, riep haar katten, ze las het woord ‘katten’ op een schoolbord, telde haar katten, droomde van haar katten en fantaseerde over haar katten. De vraag was welke lichaamsdelen Julie bij elk van deze acties nodig zou hebben: haar handen, ogen, gedachten/geest (‘mind’), mond, hersenen (‘brain’) en/of haar hart?

De MRI-groep bleek een beter begrip te hebben van de link tussen hersenen en gedachten dan de controlegroep. Dat gold vooral voor de mentale functies (dromen en fantaseren). De mri-kinderen hadden beter in de gaten dat bij zulke mentale functies zowel je hersenen als je gedachten een rol spelen. Voor de controlegroep lag dit anders. Zij hadden – ook bij de andere dingen die Julie deed – minder goed door dat er zonder brein geen gedachten zijn.

De vraag is wat we met deze resultaten moeten. Natuurlijk kun je niet hele schoolklassen aan een mri onderwerpen. Zo ver gaan de onderzoekers ook niet. Wel stellen ze een brain-education-program voor dat de weg zou moeten vinden naar het klaslokaal van het jonge kind. (EdJ)

Rossi, S. et al. (2015). When I met my brain: Participating in a neuroimaging study influences children’s naïve mind–brain conceptions. Trends in Neuroscience and Education. http://dx.doi.org/10.1016/j.tine.2015.07.001i