Universeel preventieve maatregelen zijn gericht op alle leden van een gemeenschap. Een lespakket om depressieve klachten te voorkomen zal dus schoolbreed worden ingezet. Sommige leerlingen zullen bij de start van de interventie al milde klachten of zelfs een depressieve stoornis hebben. Wanneer een standaardonderzoek vervolgens een positief effect aantoont, komt dat doordat het lespakket de depressieve klachten van deze groep leerlingen significant heeft verminderd. Vanuit klinisch oogpunt is dat een relevant effect.
Over het zuiver preventieve effect van de interventie weten we dan echter nog niks, betoogt Pim Cuijpers. Een standaard preventieonderzoek gooit namelijk scores van deelnemers zonder en met klachten op één hoop. Alleen door deelnemers zonder klachten uit de interventiegroep te vergelijken met deelnemers zonder klachten uit de experimentele groep, wordt duidelijk of er sprake is van een werkelijk preventief effect. In dat geval zal namelijk een groter percentage deelnemers uit de interventiegroep bij de nametingen klachtenvrij blijven. Bij selectieve preventie gericht op risicogroepen is het nog moeilijker om een zuiver preventief effect bloot te leggen, omdat mensen zonder klachten hiervoor minder gemotiveerd zijn. Zo zitten in een kopp-groep vooral kinderen die last van hun thuissituatie ondervinden.
Op dit moment weten we dus meestal wel of preventieve interventies bestaande klachten kunnen verminderen, maar niet of ze nieuwe klachten kunnen voorkomen. Voor preventieonderzoekers is er derhalve werk aan de winkel.
Bron: Cuijpers, P. (2022). Why primary prevention often is no prevention at all. European Neuropsychopharmacology, doi 10.1016/ j.euroneuro.2022.01.004
Beeld: GBALLGIGGSPHOTO/shutterstock.com