Dn de loop der tijd zijn psychologie en filosofie behoorlijk ver uit elkaar gegroeid. Jacques Soonius houdt als een soort relatietherapeut een vurig pleidooi voor hernieuwde toenadering. De praktijk van de psychologie is beladen met waarden: filosofen kunnen ons helpen daar duidelijker mee om te gaan. Toch hebben de meeste wijsgeren een handicap: ze zijn over het algemeen te sterk gericht op cognitie. Van psychologen zouden ze kunnen leren hoe belangrijk emoties zijn. Zelf is Soonius (geboren in 1951) afgestudeerd als psycholoog met als keuzevak filosofie. Hij werkte als behandelaar, docent en trainer. Zijn Taal der waarden is te lezen als het uitvoerige betoog van een gepensioneerde die zijn levenswijsheden aan een jongere generatie overdraagt.
Hoe onderzoekt een filosoof waarden? De bekendste filosofische methode komt neer op het lezen van geschriften van befaamde voorgangers (Plato, Aristoteles, Kant, et cetera). Verder kan een filosoof gebruikmaken van de socratische methode: telkens maar weer vragen stellen over de consequenties van iemands opvattingen. Vragenlijsten van psychologen sluiten daarop aan, al zijn deze bij voorkeur gestandaardiseerd. En natuurlijk kunnen psychologen experimenten uitvoeren om na te gaan hoe gevoelig gedragingen zijn voor verandering van omstandigheden.
Het boek van Soonius is te lezen als het collegedictaat van een docent die ons inleidt in twee vakgebieden. Wat betreft de psychologie krijgen enkele klassieke experimenten, zoals dat van Stanley Milgram over gehoorzaamheid, veel aandacht. Soonius behandelt ook het ontwikkelingsperspectief. Hij vindt het jammer dat onderzoek van Lawrence Kohlberg (1927-1987) naar morele ontwikkeling van kinderen zo weinig weerklank heeft gevonden. Soonius vat de kritiek op Kohlberg samen, en hij doet een voorstel diens theorie met een extra ontwikkelingsfase aan te vullen. Eigenlijk is de auteur telkens bezig iedereen aan te moedigen een stap verder te gaan. Onderzoekers naar waarden zouden bijvoorbeeld veel meer aandacht moeten besteden aan het werk van sociologen die het geluk van mensen in kaart brengen. Schrijvers van beroepscodes zouden in hun preambule veel langer moeten stilstaan bij hun eigen geschiedenis: welke fouten uit het verleden vormden de aanleiding om juist nu bepaalde gedragsregels te expliciteren? Terzijde: wie de huidige beroepscode van het nip bekijkt, ziet meteen dat de preambule veel te mager is om van Soonius een voldoende te krijgen. De ontstaansgeschiedenis van de nip-code is in de preambule vrijwel onzichtbaar.
Helaas kent het boek van Soonius enkele beperkingen. De besproken vakliteratuur is over het algemeen erg oud. Zijn visie op de samenleving is zo negatief dat het nauwelijks zin lijkt te hebben om nog verder met waarden bezig te zijn: de wereld is toch niet meer te redden. Het collegedictaat gaat opeens over in een onheilspreek. Maar het belangrijkste bezwaar tegen dit boek is de stijl waarin het is geschreven. Om niets te willen missen confronteert de auteur zijn lezers elke keer met lange opsommingen. Alsof een ouderwetse schoolmeester het bord volkalkt met losse woorden – met de rug naar de klas.