How to measure mind: A historical and epistemological approach to psychological assessment

Kunnen robots ons helpen om psychologische tests af te nemen? Zo ongeveer luidt een van de tussenkopjes in dit compact geschreven boek over historische en kennistheoretische problemen rondom het meten in de psychologie. Een robot kan allerlei aspecten van de testsituatie duidelijker standaardiseren. Bejaarden zullen het misschien fijner vinden om met een robot te praten dan om met een tablet te werken. En het schijnt dat autistische kinderen liever door een robot worden onderzocht dan door een echte psycholoog, omdat het gedrag van een robot beter te voorspellen is. En de nadelen van het inschakelen van een robot? Die zijn er ook, maar ze zijn niet gemakkelijk op te sommen omdat we dan eerst alle beperkingen van het meten in de psychologie zouden moeten analyseren. Over een weelde aan beperkingen gaat het grootste deel van deze bundel.
Computers, robotten en andere elektronische hulpmiddelen komen pas op het eind ter sprake. Een veel groter deel van dit boek is gewijd aan problemen die al opdoemden bij pogingen in de achttiende en negentiende eeuw om de menselijke geest te onderzoeken. Veel van die problemen zijn herkenbaar uit bachelor-cursussen ‘geschiedenis van de psychologie’ en ‘testleer’, maar ze worden hier verder uitgediept. Weet u nog waarom het zo lastig is om over objectieve tests te praten? Het is heel goed mogelijk om een test steeds op dezelfde manier af te nemen, maar we weten helemaal niet of proefpersonen de items op dezelfde manier interpreteren. En waarom is introspectie zo lastig? Wie nadenkt over een prikkel (of over een thema) beïnvloedt de betekenis ervan meteen weer. Is dit interactie-effect te beheersen door de tijd waarin wordt nagedacht te beperken tot hooguit twee seconden? Met het antwoord op dergelijke vragen zitten we middenin een eeuwenoude discussie.
Het boek is een bundeling van een voorwoord en zeven essays, geschreven door zes Italiaanse en twee Duitse auteurs. Soms ligt het accent op het werk van één persoon. Het hoofdstuk over toegepaste psychologie gaat over de door vrijwel iedereen vergeten Duitse psycholoog Walther Moede (1988-1958), een tragische figuur die pas ná zijn pensioen tot hoogleraar werd benoemd en toen meteen de aanduiding ‘emeritus’ voor zijn naam mocht zetten. Maar ook in dit hoofdstuk komen meer algemene kennistheoretische vraagstukken ter sprake.
De leesbaarheid van de essays varieert: soms zijn veel te veel details in enkele bladzijden geperst. Er is ook iets geks aan de hand, want het voorwoord maakt duidelijk dat de samenstellers een verkeerde titel voor dit boek hebben gekozen. Het accent in de essays ligt namelijk niet op het ‘how’ maar op het ‘why’ van het meten in de psychologie. Misschien hadden de samenstellers beter kunnen schrijven dat dit boek een aantal grenzen verkent waar psychologen nooit overheen kunnen komen. De bundel gaat over de verknoping van objectief met subjectief. En altijd weer spelen problemen een rol, die we als ‘interactie’ kunnen benoemen.