Dit boek is uit het Amerikaans vertaald in slecht Nederlands. Hebt u wel eens iets ‘transformerends’ ervaren? Kennelijk wordt verwezen naar iets dat ons leven beïnvloedt. En wat is ‘polyvagaal’? Dit woord verwijst naar variatie in zenuwbanen. Wie zich niet uit het veld laat slaan door anglicismen en vaktermen, vindt in dit boek enkele aardige ideeën over ons lichamelijk functioneren. Stephen Porges begon zijn carrière als psychofysioloog. Later werd hij hoogleraar Psychiatrie. Inzichten uit psychofysiologisch onderzoek vertaalt hij nu naar de klinische praktijk. Maar wat er ook met patiënten gebeurt: het accent blijft bij hem liggen op lichamelijke reacties. Descartes beweerde ooit: ‘Ik denk dus ik ben.’ Porges betreurt dit, want volgens hem had Descartes beter kunnen zeggen: ‘Ik voel, dus ik ben.’ De nadruk behoort te liggen op lichamelijke gevoelens.
Piet Vroon populariseerde vele jaren geleden een evolutionaire opvatting over het menselijk brein. Dat brein zou opgevat kunnen worden als gelaagd: reptielenbrein, zoogdierenbrein en een bescheiden stukje brein van moderne mensen. Porges denkt in dezelfde traditie. Wie problemen ervaart, zal eerst ‘het evolutionair nieuwste deel’ van het zenuwstelsel gebruiken ‘om veiligheid te creëren’. Dit gaat ‘via het gebruik van je gezicht en van vocalisaties’. Lukt dit niet, dan stijgt de hartfrequentie en zetten we ons schrap om te vechten of te vluchten. Wanneer vechten of vluchten onmogelijk lijkt, dan kunnen we reflexmatig blokkeren. Porges: ‘Het komt erop neer dat gevaarsignalen worden vertaald naar verschillende fysiologische toestanden en gedragingen. Die variaties (…) veroorzaken een van de lastigste problemen bij de behandeling van trauma.’
Verspreid door het boek vinden we adviezen die elke hulpverlener wel kan gebruiken. Andere mensen kan men kalmeren door hun uitademing te verlengen. Hoe? Porges suggereert om cliënten langere zinnen te laten gebruiken. Ook is het gunstig voor de ademhaling als cliënten gaan zingen. Misschien zullen cliënten en hulpverleners zelfs gezamenlijk een lied aanheffen, want Porges legt nadruk op interactie. Hulpverleners moeten in elk geval goed op hun eigen stemgeluid letten: geen diepe bastonen gebruiken, een prettige variatie aan toonhoogtes aanleren. Een aangename toon is belangrijk voor de ontwikkeling van de oorspieren van cliënten. Bovendien moeten therapeuten hun behandelkamer zo inrichten, dat storende geluiden uit de buitenwereld daarin niet kunnen binnendringen.
Porges ontwikkelde het programma ‘Listening Project Protocol’. Cliënten luisteren hierbij naar liedjes, ‘omdat we de nadruk willen leggen op de prosodische eigenschappen van de menselijke stem. (…) Als we luisteren naar een stem met een hoge mate van tonale modulatie, zal ons zenuwstelsel een toestand triggeren die we met veiligheid associëren.’ Ook dit citaat is erbarmelijk Nederlands, maar de boodschap is helder. Eigenlijk is het niet zo belangrijk wat hulpverleners tegen hun cliënten zeggen. Het gaat er vooral om hoe zij het zeggen. Jammer dat de vertaalster van dit boek daar niet zo op heeft gelet.