Psychologisch wetenschappelijk onderzoek wordt sterk gedreven door technologische innovaties en minder door theorievorming. Technologie-gedreven onderzoek is vooral exploratief en levert vele gedetailleerde resultaten die vaak niet repliceerbaar zijn. Theorie-gedreven onderzoek daarentegen is vaker confirmatief en streeft naar het begrijpen van psychologische fenomenen op een hoger, abstract niveau dat de directe observatie ontstijgt. Voorbeelden van technologische innovaties zijn complexe statistische modellen, waarnemingen van hersenactiviteit via fmri-scanners, en grote databestanden verzameld via het internet en wearables. Deze technologische innovaties bevorderen exploratie, maar zouden ten dienste moeten staan van theorieontwikkeling, -toetsing, en -verbetering door middel van confirmatief onderzoek, waarbij exploratie leidt tot nieuwe hypothesen die vervolgens getoetst worden in confirmatief onderzoek.
Technologie-gedreven onderzoek is problematisch voor het meten van psychologische attributen, het gebruik van statistiek, en de ontwikkeling van de psychologische theorieën. Het gebruik van complexe psychometrische modellen en grote databestanden stimuleert data-gedreven constructie van tests met