Lees verder
In haar essay `Filosofie van de troost’ (De Psycholoog, juli-augustus, 2019), citeert filosofe Myrthe Meester haar collega Ton Lemaire die het heeft over het ‘oerverdriet’: het diepmenselijke verdriet omdat we nu eenmaal niet volmaakt zijn, ten diepste kwetsbaar zijn en weten dat we uiteindelijk zullen sterven. Dit uitgangspunt dwingt ons als denkend wezen onvermijdelijk naar de zingeving van ons bestaan.
Jan Verhulst

In hetzelfde essay noemt Meester de Belgische psychiater Dirk de Wachter die stelt dat hij het met zijn patiënten (of cliënten) eigenlijk maar altijd over één ding heeft: de zin van het leven. Is dit werkelijk de vraag der vragen, of is deze vraag alleen voorbehouden aan mensen die geconfronteerd zijn geworden met onoplosbaar of ondraaglijk leed?

Ik denk dat dit werkelijk de vraag der vragen is. Veel psychische aandoeningen, zoals angsten, depressies, verslavingen en zelfs bepaalde psychosen zijn ook te herleiden tot het ontbreken van een bevredigend antwoord op deze vraag.

Natuurlijk, als je gelovig bent is het allemaal niet zo moeilijk. Aardse narigheid zal worden beloond. Maar er zijn niet meer zoveel mensen die tegenwoordig nog geloven. De meesten van ons zijn letterlijk en figuurlijk aan ons lot overgelaten. En dan komt die vraag bovendrijven, zeker als je te maken krijgt met echte narigheid (een kind verliezen, kanker krijgen, oorlogen). Meester schijnt er net als De Wachter van uit te gaan dat iedereen dan op zoek gaat naar een antwoord op de vraag naar de zin van het leven. Ik vrees dat dit niet het geval is. Zelf was ik na de diagnose kanker veel te druk met andere (medische) zaken en ben ik me pas jaren later met dergelijke vragen gaan bezig houden toen de (relatieve) rust weer wat was weergekeerd. En dan nog met de grootste tegenzin.

Afgaande op wat ik in mijn praktijk meemaak, slaan de meeste mensen zo snel en zo ver mogelijk op de vlucht voor die vraag: te bedreigend, te moeilijk, te confronterend. Dus gaan velen aan de hasj, drank, pillen, of vluchten in materieel succes, seksuele veroveringen, macht en status. Men verzint en gebruikt van alles om maar aan die vraag te ontkomen: nogal wat mensen worden lid van een sekte of groep waar een halfgare wijsneus vertelt hoe alles in elkaar zit. Slechts een klein deel van de denkende mensen durft het aan om op het scherpst van de snede te leven en is daar tegen bestand.

Ik zou er dan ook voor willen waarschuwen cliënten te confronteren met de vraag der vragen; je loopt een risico ze volledig te ontregelen, met soms zeer ernstige gevolgen. Je haalt de grond onder hun voeten weg. Bovendien lijkt het me niet elegant je cliënten te confronteren met vragen waar je zelf ook geen antwoord op hebt.

Hetgeen mij sterkt in mijn overtuiging dat wij als praktiserende psychologen het belang van het bieden van `simpele’ troost niet mogen onderschatten.