Lees verder
Blijf je psycholoog als je professioneel een metamorfose ondergaat? In deze rubriek vertellen psychologen over de opmerkelijke carrièreswitch die ze hebben gemaakt. In deze aflevering: Reint Jan Renes, gedragswetenschapper
Geertje Kindermans

Officieel is Reint Jan Renes ‘lector Crossmediale communicatie in het publieke domein aan de Hogeschool Utrecht’. Maar dat bekt niet lekker, daarom noemt hij zich meestal gedragswetenschapper. Hij houdt zich samen met de medewerkers van zijn onderzoeksgroep, het PubLab, bezig met toegepast onderzoek op het gebied van (gezondheids)communicatie en gedragsverandering. Het gaat hem erom mensen zover te krijgen dat ze zich gezonder gaan gedragen of duurzamer keuzes leren maken. Zijn opdrachtgever is de overheid of een andere partij die een algemeen belang nastreeft. Voor de commercie wil Renes niet werken. ‘Mijn vader was sociaal werker, ik ben opgevoed met een zekere sociale betrokkenheid.’

Appen op de fiets is een onderwerp waarmee hij zich bijvoorbeeld bezighoudt. ‘De overheid wil dat er minder geappt wordt op de fiets, dat is immers gevaarlijk. Om zulk gedrag te veranderen is het allereerst belangrijk dat het door veel mensen ook als probleem gezien wordt. Vergelijk het met roken. Lange tijd was je een zeurpiet als je een collega vroeg niet te roken. Nu is dat heel anders.’ Als ‘Appen in het verkeer doe je niet’ norm is, hoe komt het dan dat mensen het toch doen? Renes en collega’s kijken naar de bron van gedrag. ‘Vanuit die analyses – hoe komt het dat mensen zich op een bepaalde manier gedragen – proberen we tot een interventie te komen. Dat kan een campagne zijn, maar mensen bewust maken is vaak on voldoende. Men kent men de norm vaak wel.’

Gelukkig zijn er meer mogelijkheden. Renes: ‘Je kunt ook proberen in te grijpen op het gedrag. Misschien valt er iets te ontwikkelen zodat jongeren hun mobiel op de fiets niet gebruiken, omdat ze de telefoon dan kunnen opgeladen of omdat ze er dan beltegoed mee kunnen verdienen. Aan de andere kant kun je dat app-gedrag moeilijker maken, zoals nu met mobiele telefoons in een rijdende auto gebeurt. Tot slot kun je het verbieden, maar dan moet je handhaven.’

Wat hij vindt van ideeën zoals in Bodengrave waar men experimenteert met een rode oplichtende lijn op de stoep voor het stoplicht, zodat een appende wandelaar ook als hij naar beneden blijft kijken ziet dat het stoplicht op rood staat? Renes is daar geen voorstander van, zelfs niet als het een effectieve maatregel blijkt te zijn. ‘Dan doe je aan harm-reduction. Daarmee voorkom je mogelijk ongelukken, maar draag je ook uit dat het gedrag oké is. Terwijl je wilt dat mensen opletten als ze oversteken.’

Renes studeerde sociale en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht. Al snel na zijn afstuderen kwam hij in het onderzoek terecht. Hij kon bij de Vrije Universiteit Amsterdam promotieonderzoek doen naar wat mensen drijft om vrijwilligerswerk te doen. ‘Dat vond ik een interessante vraag, want die gaat ook over: waarom doet iemand iets wat boven zijn eigenbelang uitstijgt?’

Nog voor hij promoveerde kon hij aan de Universiteit Wageningen een positie krijgen waar hij zich kon bezighouden met gedragsvraagstukken op het gebied van gezondheid en duurzaamheid. Zo kwam hij bij communicatiewetenschappen terecht en werd persuasieve communicatie zijn vakgebied. In 2010 hield hij zich intensief bezig met de vraag waarom wetenschappelijke kennis over gezondheid vaak niet goed tot de praktijk doordringt. Daar kreeg de Hogeschool Utrecht lucht van en benaderde hem met het verzoek op dit gebied aan de hogeschool een onderzoeksgroep op te zetten.

In hoeverre heeft de Stapel-affaire zijn werk beïnvloed? ‘Uiteraard heeft het invloed, maar ik heb me altijd al meer beziggehouden met praktijkgericht onderzoek in plaats van met fundamentele laboratoriumstudies.’ De affaire rond Brian Wansink had voor hem meer impact. Dat is een vooraanstaande voedingspsycholoog (hoofd van het Voedsel en Merkenlaboratorium aan de Cornell University in de Verenigde Staten, red.) die in studies bijvoorbeeld liet zien dat als je bordjes kleiner maakt mensen vanzelf minder gaan eten en dat als je in een koker met chips af en toe een rode chip stopt, mensen eerder stoppen met chips eten. Men vond echter tal van fouten en blunders in zijn werk en daardoor is al zijn onderzoek besmet geraakt. Die affaires hebben consequenties. ‘Maar,’ zegt Renes, ‘ik merk sowieso dat veel inzichten uit laboratoriumonderzoek niet direct bruikbaar zijn voor de praktijk. Ik ben ook niet per se bezig aan te tonen dat een theorie klopt. Ik zie iets gebeuren en vraag me af: hoe kan dat? Mijn onderzoeksgroep wil maatschappelijke problemen oplossen. De manier waarop wij onderzoek doen wijkt erg af van de labstudies van sociaal psychologen.

Zo was hij betrokken bij een project van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) die op een gaswinningsterrein hun werknemers veiliger wilden laten werken. ‘Ons vroegen ze of we met dat doel een poster konden maken. Maar het hele terrein hing al vol met van alles. Daarom haalden we eerst alle informatie weg en keken vervolgens welke informatie waar nodig was. En we keken hoe het er in de praktijk aan toeging. Alleen al het feit dat mensen makkelijk van de veilige ko­ffiekeet naar de werkvloer vol gevaren konden lopen, was niet goed. We wilden een duidelijke overgang maken en bedachten een soort poortje waar ze doorheen moesten. Zo’n nieuwe situatie wilden we testen. En dat kunnen we niet in een lab doen.’

Probeer in de echte wereld maar eens een randomized trial uit te voeren, besluit Renes. ‘Wij zijn op zoek naar hoe we met andere methodieken, toegepast in de weerbarstige praktijk, toch enigszins valide uitspraken kunnen doen.’