Lees verder
Hoewel de Jeugdwet er nog niet helemaal door is, zijn de voorbereidingen in volle gang. Op 1 januari 2015 wordt nagenoeg alle jeugdhulp overgeheveld naar de gemeentes. Om niet in geklaag te blijven hangen, wilde het nip op 6 januari jl. beginnen met een positief ingestoken debat. Hoe kan de overheveling efficiënter, sneller, maar vooral ook leuker worden?
Geertje Kindermans

‘Zien jullie het zitten?’ Het blijft het even stil. ‘Zijn jullie allemaal positief?’ Gelach. ‘Er zijn veel onzekerheden,’ reageert klinisch psycholoog/ psychotherapeut Eric van Furth voorzichtig. ‘Er is te weinig kennis van de psychiatrie bij de gemeenten.’

Psychologen moeten gemeenten uitvoerig informeren, maar tijd ontbreekt, niet iedereen komt aan tafel. Dan worden er een paar positieve voorbeelden genoemd. Tot iemand uit de zaal weer roet in het eten gooit: ‘Het gemeentelijk personeelsbeleid is gericht op vrij snelle doorstroming. Dan heb je de raadsleden geïnformeerd, zijn ze na een paar jaar weer weg.’ Afgezien van de bezuinigingen onderschrijft men over het algemeen wel de visie achter de transitie. ‘Maar,’ zo brengt GZ-psycholoog Anneke Vinke in, ‘tien jaar geleden was er een vergelijkbare grote verandering. De landelijke financiering ging over naar een provinciale financiering. Nu horen we dezelfde kreten: één loket, dicht bij de mensen, één regisseur, cliëntverantwoordelijk. Dezelfde bureaus duiken op, dezelfde onderzoeken worden gedaan. Maar wat hebben we ervan geleerd?’

Niemand weet het antwoord. De dagvoorzitter probeert het nog één keer: ‘Ik snap de valkuilen, er moet nog veel gebeuren, maar wat is er nu góéd aan de ontwikkeling?’
Van Firth: ‘Neem Zoetermeer, daar wonen 120.000 mensen, er werken ongeveer duizend mensen in de eerste lijn in de gezondheidszorg en meer dan twintig organisaties rond opvoeding. Dat kan vast efficiënter. Beter voor het kind en het is ook goedkoper.’

De meesten willen wel, maar slechts weinigen zien voor zich hoe het er op zijn best gaat uitzien.