Angst is de meest voorkomende psychische stoornis bij zowel volwassenen als kinderen. En angst ‘zit in de familie’; het komt in bepaalde families voor en in andere families niet. Als een ouder een angststoornis heeft, heeft een kind een vijf of zes keer grotere kans ook een angststoornis te krijgen. Dit was al bekend, maar hoe de angst wordt overgedragen, was niet duidelijk.
Evin Aktar houdt zich met die laatste vraag bezig en focust daarbij op een van de meeste voorkomende angsten: sociale angst. ‘Dat fascineert mij. We staan de hele dag in contact met anderen. Sociale angst kan een grote handicap zijn.’
Voor een derde is angst gerelateerd aan de genen, sommige mensen zijn domweg gevoelig voor de stoornis, anderen niet. De rest wordt veroorzaakt door de omgeving en door de interactie tussen omgeving en genen. Aktar: ‘We willen weten wie de kwetsbare kinderen zijn, zodat we hen kunnen helpen voordat de angst zich heeft ontwikkeld.’
Aktar gaat zich bezighouden met sociaal leren. Mensen, maar ook primaten, kunnen leren door te kijken naar anderen. Aktar: ‘Als jij een kop hete thee pakt en hem gelijk weer loslaat, weet ik dat de kop heet is, zonder dat ik hem aanraak. Dat is een geweldige manier van leren, je leert zónder zelf gevaar te lopen. Maar zo kunnen kinderen mogelijk ook angst aanleren.’
Dat het leerproces inderdaad zo kan verlopen, werd al aangetoond bij apen. Er is daarnaast een enkele studie gedaan bij kinderen en angst voor onder andere monsters. Maar monsters bestaan niet. Om te begrijpen hoe angst in de familie wordt doorgegeven, wilde Aktar het leerproces in een realistische setting testen.
Sociaal leren is geweldig, want je leert iets zonder zelf gevaar te lopen
Er zijn twee vormen van sociaal leren. De ene is via observatie, de tweede is verbaal. Aktar is met de eerste variant begonnen. ‘Ik zocht mensen die vroeger sociaal angstig waren en het nog altijd ongemakkelijk vinden met vreemden te praten. Zij moesten een gesprek voeren met een onbekende. Hun baby van twaalf maanden zat erbij. Op die leeftijd zijn baby’s al in staat te zien dat een ouder zich niet op zijn gemak voelt. Kinderen met een angstig temperament werden vermijdender als ze hun ouders een ongemakkelijk gesprek zagen voeren. Uit andere studies blijkt dat kinderen vreemden vervolgens meer gaan vermijden.’
Temperament
In haar onderzoek houdt Aktar er rekening mee dat sommige kinderen gevoeliger zijn voor angst dan andere. Kinderen met een angstig temperament reageren negatief op nieuwe dingen en zijn extra gevoelig voor de reactie van hun ouders.
Afgelopen jaar deed Aktar onderzoek in de VS naar de vorm van verbaal sociaal leren. Aangezien baby’s nog niet praten, voerde ze haar onderzoek uit bij iets oudere kinderen, van vier tot zes jaar. ‘Ik liet ze hun favoriete liedje zingen op een podium voor twee volwassen, onbekende juryleden. Vervolgens moesten ze met één van de juryleden een gesprekje voeren. Vooraf liet ik moeder iets positiefs of negatiefs zeggen over deze onbekende. Tijdens het zingen en het gesprekje werd gekeken hoe vaak een kind naar beide juryleden keek, hoe angstig het zich gedroeg. Men keek ook naar de gezichtsuitdrukking en of het kind stram bewoog. En zijn hartslag werd gemeten.’
Aktar: ‘Ook verbale signalen van angst werden gescoord. En tot slot werd ernaar gevraagd. We verwachtten dat kinderen met een angstig temperament zich meer laten beïnvloeden door hun ouder.’
Vliegangst
Tot nu toe bekeek zij of de angst overgaat van ouder op kind. In haar Veni-onderzoek gaat zij een stap verder. Aktar: ‘Er is een eenvoudige manier om de overdracht van angst te stoppen binnen de familie. Zo’n angst is zelden in beide ouders tegelijk aanwezig en daar kun je gebruik van maken. Neem vliegangst, als de ouder zonder vliegangst de eerste drie keer met het kind meevliegt, wordt de angst later niet meer op het kind overgedragen als het met de angstige ouder meereist. Het kind schrijft de angst niet meer toe aan het feit dat vliegen eng is, maar aan de angstige ouder.’ Bij apen is eerder al aangetoond dat het al dan niet aanleren van angst zo kan verlopen.
Als het kind de eerste keer tóch met de angstige ouder meevliegt, wordt de angst wel overgedragen. Maar als het kind de volgende drie vluchten met de ouder zonder angst meevliegt, vindt het vliegen nog een beetje eng, maar het had veel erger kunnen zijn.
In haar Veni-onderzoek gaat Aktar dit met sociale angst uittesten. Als eerste doet ze onderzoek bij baby’s van tien tot veertien maanden oud, daarna herhaalt ze het bij vier- tot zesjarige kleuters. Haar Veni-onderzoek is experimenteel en daarom kan ze uitspraken doen over het causale verband.
Aktar over de onderzoeksopzet: ‘Ik train ouders om zeker of angstig op een vreemde te reageren en dan maak ik video-opnames van de ontmoeting met een vreemd persoon. Ik maak een ‘angstige’ en een ‘zekere’ opname van beide ouders. Daarmee kan ik mijn hypothese testen: als een kind eerst een zekere reactie ziet en daarna een onzekere van de andere ouder, vindt er geen overdracht van angst plaats, andersom zou dat wel het geval moeten zijn.’
Naast de visuele versie, gaat Aktar ook een verbale versie van het experiment uitvoeren. ‘Als het inderdaad blijkt te werken, hebben we een praktisch, bruikbaar en goedkoop advies,’ stelt ze. ‘Angst is een chronische stoornis, als je het eenmaal hebt, kom je er vaak moeilijk weer vanaf. Er zijn veel dingen die je zo kunt aanpakken: voor het eerst naar de dokter gaan, voor het eerst vliegen, voor het eerst naar de tandarts, om er een aantal te noemen.’
Fotografie: Geertje Kindermans