Lees verder
‘Op de middelbare school twijfelde ik tussen geneeskunde en psychologie. Ik wilde graag mensen helpen en was gefascineerd door psychische stoornissen. Hoe komt het nou dat sommige mensen zulke stoornissen ontwikkelen, vroeg ik me af. Daarom is het uiteindelijk toch psychologie geworden, in Utrecht. Ik kom uit Eindhoven, en in Tilburg kun je ook psychologie studeren, maar ik wilde me graag zo snel mogelijk specialiseren. In Utrecht kies je al in je tweede jaar voor een vérgaande specialisatie, en dat sprak me wel aan. Bovendien leek Utrecht me een leuke studentenstad.
Iris Dijkstra

Ik had, toen ik begon, alleen nog geen idee wat ik dan wel als specialisatie zou kiezen. Ik wilde hulpverlener worden, en vond ontwikkelingspsychologie interessant, dus koos ik in het tweede jaar voor Kind en Jeugd. Ik heb er nooit spijt van gehad. Natuurlijk spreekt het ene vak je meer aan dan het andere, maar over het geheel genomen vind ik het een superleuke studie. Ik loop vooral warm voor vakken die een brug slaan tussen de klinische praktijk en het onderzoek dat op dat gebied is gedaan. Want mensen helpen is natuurlijk prachtig, maar ik vind het wel belangrijk dat therapieën wetenschappelijk onderbouwd zijn.

Promoveren

Ik doe daarom nu een onderzoeksmaster, Development and Socialisation in Childhood and Adolescence. Een hele mond vol, ja. Dat ik onderzoek zo boeiend zou vinden, had ik eerder niet kunnen bedenken. Toen ik aan mijn studie begon, had ik het idee: oké, ik word dus hulpverlener. Ik dacht dat een studie psychologie je alleen dáárvoor opleidde. Maar dat idee is nu helemaal weg. Vriendinnen die gelijk met mij gestart zijn, zijn ook allemaal andere dingen gaan doen. Je kunt met psychologie zóveel kanten op.

Dat drong pas tot me door toen ik aan mijn bachelorscriptie begon. Dat vond ik echt het allerleukste wat ik heb gedaan tijdens mijn bachelor, omdat je dan bezig bent met een groot project en ergens heel diep in duikt. Dus op een gegeven moment vroeg mijn scriptiebegeleider: is die onderzoeksmaster niks voor jou? En toen dacht ik: ja, waarom niet? Ik zou best willen promoveren, of op een andere manier met onderzoek bezig zijn. Er was bovendien de mogelijkheid om zowel een onderzoeksmaster als een klinische master te doen, en dat leek mij ideaal. Ik wil therapie en onderzoek echt combineren later, dus begin ik in september aan een klinische master. Dan kan ik ook nog de therapeutische kant op. Als het goed is ben ik eind 2021 in beide afgestudeerd.

Verantwoordelijkheid

Ik ben nu zesdejaars. Ik heb wat langer over mijn bachelor gedaan omdat ik een hal aar in Montpellier heb gestudeerd. Supervet! Ik wilde graag naar het buitenland, en koos voor Montpellier omdat het net als Utrecht een echte studentenstad is. Het ging er op de universiteit alleen wel heel anders aan toe. Het niveau ligt er sowieso lager dan in Nederland. Daarnaast viel me op dat de psychoanalyse daar nog gezien wordt als dé therapie voor psychische klachten. Er was weinig aandacht voor andere behandelvormen, veel minder dan hier. We hadden trouwens ook geen boeken, we moesten zelf aantekeningen maken en daaruit studeren. Wel moesten we allerlei artikelen lezen. Die waren allemaal in het Frans, daar stond ik ook wel van te kijken. Áls er aan Engelstalige artikelen al aandacht werd besteed, dan waren deze in het Frans vertaald. De tentamens waren ook heel anders. Je kreeg drie vragen, en daar moest je dan één uitpikken waarover je een verhandeling moest schrijven.

Het leukst van de onderzoeksmaster is dat je als student veel verantwoordelijkheid krijgt. Je hebt geen colleges, alleen werkgroepen, en die moet je zelf organiseren. Elke week spit een ander groepje de literatuur van die week uit en start daarover een discussie. Super leerzaam, want je leert kritisch naar literatuur te kijken en daarover in een kleine groep te discussiëren. We krijgen bovendien lesvan goede docenten die vet interessant onderzoek doen en daar veel over weten.

Tijdens mijn studie had ik altijd bijbaantjes waarmee ik relevante ervaring opdeed. Zo heb ik bij Inzowijs een jongen met een verstandelijke beperking begeleid. Verder heb ik gewerkt bij de Kindertelefoon. We kregen daar een manual met gesprekstechnieken die degelijk onderbouwd waren. Heel fijn, anders doe je maar wat. Ook heb ik op een basisschool kinderen met verschillende problemen begeleid, bijvoorbeeld kinderen met ADHD of extreme verlegenheid. Wow, geweldig vond ik dat. Maar ik dacht wel: wat helpt nu écht? Begeleiding geven is mooi, maar het moet natuurlijk wel ergens op gebaseerd zijn.

Je kunt met psychologie zóveel kanten op

Corona

Ik heb nu een bijbaantje als studentassistent op de afdeling ontwikkelingspsychologie. Dat wil zeggen dat ik soms moet surveilleren, of materiaal voor een werkgroep moet voorbereiden – dat soort dingen. Daarnaast werk ik een dag per week als onderzoeksassistent. Dat is voortgekomen uit mijn masterstage, waarbij ik meewerkte aan onderzoek van een PhD-student. Zij doet onderzoek naar een nieuwe cognitief-gedragstherapeutische methode waarin kinderen leren omgaan met hun boosheid. Dat doen ze door te oefenen met rollenspellen of virtual reality, in situaties die boosheid opwekken. Die therapie ligt nu even stil door de corona-maatregelen, maar ik kan intussen vanuit huis wel andere dingen doen. We willen uiteindelijk over het onderzoek publiceren, dus er valt al best wat te schrijven.

Het heeft me wel wat tijd gekost om in een ritme te komen, nu alles dicht is en we niet meer naar de universiteit kunnen. Ik woon in een studentenhuis met vier anderen die ook hartstikke druk zijn, dus dat motiveert wel. Voor mijn masterscriptie was ik ook al veel thuis aan het werk.

Ik schrijf een scriptie over verliesverwerking bij kinderen van acht tot achttien jaar. Ik wilde weten welke kinderen na de dood van een ouder of broertje of zusje problemen ontwikkelen. Er komen best interessante dingen uit, dus ik wil proberen om mijn scriptie in een wetenschappelijk tijdschrift te publiceren.

Tijdens de onderzoeksmaster kun je daar al een voorschot op nemen. We moeten namelijk allemaal bedenken in welk tijdschrift ons verhaal zou passen, en schrijven onze scriptie dus in de vorm van een wetenschappelijk artikel. Of je daar na je studie dan ook werk van maakt is aan jou, maar ik wil het zeker proberen. Het zou geweldig zijn als het lukt.’

 

Beeld: Marieke Wijntjes