Na mijn bachelor heb ik voor de klinische master gekozen. In mijn laatste studiejaar heb ik een onderzoeksstage gedaan. Ik liep mee met een promovenda die aan het Instituut Voor Verslavingsonderzoek ( ) in Rotterdam onderzoek deed naar afhankelijkheid van alcohol. Om meer kans te maken op een baan als behandelaar heb ik mijn studie met negen maanden verlengd, zodat ik ook een praktijkstage kon lopen bij een instelling waar men zich richt op zorgmijders in Rotterdam-Zuid. Na mijn stage mocht ik er nog een paar maanden blijven om iemand te vervangen die met zwangerschapsverlof ging. Het beviel zo goed dat ik daarna nog een jaar mocht blijven.
Eind dit jaar loopt mijn contract af, het is nog onzeker wat er daarna komt. Daarom ben ik nu aan het rondkijken en solliciteren. Psycholoog zijn binnen een multidisciplinair team dat zich richt op zorgmijders is een uitdagende taak. De doelgroep is heel breed. Het is een kunst om een bandje op te bouwen met zorgmijders. “Een bandje opbouwen” zo zeggen we dat hier, het moet niet te zwaar klinken, het is geen stevige persoonlijke vertrouwensband, maar een therapeutisch contact. Het is gaaf als het lukt.
Winkelcentrum
Mijn beste ervaring met dit werk was die met een angstige patiënt die ik thuis bezocht. We praatten over zijn angst, ik vroeg waar de angst vandaan kwam en of zijn gedachten erover wel klopten. Vervolgens zijn we een plan gaan maken voor exposure en is het na een aantal sessies gelukt om met hem naar een winkelcentrum te gaan waar hij zes jaar niet was geweest. Achteraf bedankte hij me, zelf was hij nooit zover gekomen. Die erkenning vond ik heel fijn.
Als het lukt is het een kick, maar van cliënten krijg je lang niet altijd de waardering waarop je hoopt. Het is een lastige doelgroep. Zorgmijders houden zich maar moeizaam aan afspraken en missen vaak ziekte-inzicht. Neem achterdochtige cliënten die denken dat ze worden achtervolgd of gehypnotiseerd, je loopt het risico dat ze gaan denken dat jij erbij hoort, dat jij ze hypnotiseert en hen medicatie wil aanpraten. Dan vragen ze: “Waarom luister je niet gewoon?” En: “Waarom schakel je de politie niet in?” Soms duurt het wel een half jaar om een bandje op te bouwen en naar een ziekte-inzicht toe te werken. Wat ik in zo’n geval doe? Uiteraard bel ik de politie niet, maar ik zorg ervoor dat ik hen ook niet veroordeel. Ik leef mee en vraag waarmee ik misschien wel kan helpen. En ik ga een keer langs met de psychiater die voorzichtig informeert over hoe de cliënt tegenover medicatiegebruik staat. Soms gaan cliënten erin mee, maar vaak genoeg sta ik voor een gesloten deur.
Zere plek
De zwaarste ervaring? Dat was een patiënt die me tijdens de intake confronteerde met mijn eigen onzekerheid. Het was een man met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ik haalde hem op uit de wachtkamer en hij zei: “Wat is dit nou? Zo’n jong meisje! Als er een grote brand heerst, rukt toch ook het hele korps uit en niet een zielig klein brandweerwagentje!” Ik schrok. Ik weet dat het die stoornis is, maar hij drukte op mijn zere plek: ik begin net, ben inderdaad nog jong en ook nog onzeker. Ik legde uit dat de procedure is: ik doe de intake, daarvoor ben ik opgeleid en daarna zou iemand anders de behandeling voortzetten. Als hij een voorkeur had voor een ouder iemand met veel levenservaring, dan zouden we daar rekening mee houden. Hij ging akkoord. Op het moment zelf ging het wel goed, maar daarna had ik er last van en werd ik emotioneel. Ik ben met een collega gaan praten, zij heeft me goed opgevangen. Ze sprak me toe: als iemand zo persoonlijk wordt, dan is dat moeilijk. Dat kan zelfs na twintig jaar nog zo zijn. Het had iedereen kunnen gebeuren.
De doelgroep is heel breed, mensen kampen met uiteenlopende psychiatrische problemen, zoals persoonlijkheidsstoornissen, depressie of angst. Daarnaast spelen vaak ook andere zaken, zoals verslaving, financiële problemen, woonproblemen en er ontbreekt vaak een stevig sociaal netwerk waarop patiënten kunnen terugvallen.
Het werk is uitdagend, ik leer veel, maar aan de daadwerkelijke behandeling kom ik vaak niet toe. Uiteindelijk zou ik me als psycholoog wel graag willen specialiseren, bijvoorbeeld in patiënten met depressie en angst. Ik zou exposuretherapie als specialisme willen hebben, ik ben geduldig en empathisch. Maar dat komt nog wel, ik ben blij met dit werk, ik werk in een fijn team en leuke banen zijn niet dik gezaaid.’