Lees verder
Volgens het College van Toezicht voldoet een goed rapport aan een aantal duidelijk omschreven criteria. Deze criteria hanteren zij bij het beoordelen van klachten. Het rapport van Pia voldeed niet aan deze eisen. Het College gaf haar een waarschuwing.
Henk Geertsema

Wat is er gebeurd?

Carice[1] werkt als zelfstandig gevestigd communicatieadviseur en trainer. In december 2008 krijgt zij een auto-ongeluk. Daarna moet zij een beroep doen op haar arbeidsongeschiktheidsverzekering. De verzekeringsmaatschappij laat haar in het najaar van 2009 onderzoeken op restverschijnselen. Een gepromoveerd klinisch neuropsycholoog onderzoekt haar en concludeert onder andere dat er sprake is van beperkingen ten aanzien van aandacht- en geheugenfuncties. Zij is van mening dat Carice er alles aan heeft gedaan om weer te kunnen functioneren als voor het ongeluk. En een zeker verder herstel acht zij zeer wel mogelijk. Tenslotte merkt ze op dat Carice reële klachten heeft, die in het onderzoek op betrouwbare wijze zijn geobjectiveerd.

Na drie jaar wil de verzekeringsmaatschappij een hernieuwd neuropsychologisch onderzoek. Carice wordt uitgenodigd bij het onderzoeksbureau. Pia is als coördinator/neuropsycholoog nip aan dit bureau verbonden. Een week later vindt het onderzoek plaats. Het onderzoek wordt verricht door een collega van Pia. Pia zelf heeft geen rechtstreeks contact met Carice. Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag of er sprake is van cognitieve stoornissen of afwijkingen. Ook wordt gevraagd naar aanwijzingen voor onderpresteren en malingering.

Op basis van het onderzoek brengen de gepromoveerd klinisch neuropsycholoog en haar collega een neuropsychologisch onderzoeksrapport uit aan de psychiater, die eveneens aan het bureau verbonden is. De rapportage komt tot stand op basis van een door het bureau voorgeschreven testbatterij en formats. Deze mogen niet door de onderzoekers zelf worden uitgekozen. Uit het rapport volgt dat er bij Carice sprake is van onderpresteren, maar niet van malingering. De psychiater gebruikt deze rapportage voor zijn rapport aan de medisch adviseur van de verzekeringsmaatschappij. Op grond van dit rapport wordt de uitkering aan Carice gestopt. Carice vraagt nog aan de psychiater om een her-evaluatie van de bevindingen, maar de psychiater laat haar weten daartoe geen aanleiding te zien. Hij meldt dit ook aan de verzekeringsmaatschappij.

Dan besluit Carice maar een klacht tegen Pia in te dienen bij het College van Toezicht. Haar hoofdklacht is dat Pia een onvolledig rapport heeft afgeleverd. Er staat niet in wat Carice zelf aan ervaringen naar voren heeft gebracht en er is niet doorgevraagd naar een niet-frauderende vorm van onderpresteren, terwijl wel is aangetekend dat Carice erg haar best deed. Ook is er geen verband gelegd met het onderzoek van de gepromoveerd klinisch neuropsycholoog drie jaar eerder. Verder vindt zij Pia onvoldoende bekwaam, omdat zij niet big-geregistreerd is en ook niet onder supervisie werkt.

De reactie van Pia

Pia is het niet eens met de bezwaren van Carice. Zij voert onder andere aan dat zij was gebonden aan de methoden die het bureau nu eenmaal hanteert. Ook heeft zij overleg gehad met een medewerker van het nip. Daaruit heeft zij begrepen dat zij voor dit onderzoek voldoende bekwaam is op grond van het bezit van de Basisaantekening Psychodiagnostiek en de door haar gevolgde supervisie om voor deze kwalificatie in aanmerking te komen.

Wat vindt het College van Toezicht?

Het College van Toezicht hanteert bij de beoordeling van onderzoeksrapporten een aantal criteria (zie het kader). Deze criteria vloeien direct voort uit de Beroepscode, maar ze staan daar op verschillende plaatsen vermeld. Het College meent dat het rapport van Pia niet aan deze vereisten voldoet. Een verwijzing naar de tests, die door het bureau zijn voorgeschreven is onvoldoende. Volgens artikel III.4.3.3 van de code[2] kan een psycholoog niet aan de slag gaan met ontoereikende methoden. Zelfs niet als de baas dat van je vraagt. Een psycholoog moet zelf kunnen verhelderen hoe de relatie is tussen het gebruikte psychodiagnostisch instrument en de vraagstelling.

Verder is de informatie in het rapport te beperkt, omdat niet wordt vermeld hoe de test is verlopen. Ook wordt er geen verband gelegd met het eerdere onderzoek van de gepromoveerd klinisch neuropsycholoog. Al met al is er te weinig aandacht besteed aan alternatieve verklaringen voor het onderpresteren.

Ook meent het College dat Pia door dit onderzoek te verrichten de grenzen van haar eigen deskundigheid niet in acht heeft genomen. Hiermee heeft zij gehandeld in strijd met artikel III.4.3.2 van de Beroepscode[3]. Een verwijzing naar een overleg met een nip-medewerker – hoe zinvol op zichzelf ook! – neemt de eigen verantwoordelijkheid van de psycholoog niet weg. Pia moet zelf haar professionele en persoonlijke beperkingen kennen.

Het College acht de klacht van Carice grotendeels gegrond en legt Pia als maatregel een waarschuwing op.

Wat valt op?

Het verhaal van Pia laat nog eens duidelijk zien aan welke vereisten een professioneel rapport moet voldoen. De Beroepscode is daar op zich al duidelijk over, maar het College zet ze nog eens puntig op een rijtje. Het is een mooi overzicht om door te nemen in supervisies of om elkaars rapporten hieraan te toetsten tijdens intervisiebijeenkomsten. Daarbij gaat het er niet primair om klachten te voorkomen, maar vooral om professioneel werk af te leveren.

Uit de beschikbare gegevens maak ik op dat Pia een masterpsycholoog is. In haar werk presenteert zij zich blijkbaar als neuropsycholoog nip. Een verwarrende uitdrukking. Het nip hanteert de benaming psycholoog nip voor leden met een afgeronde universitaire opleiding in de psychologie en minimaal 1440 uur werkervaring. Pia is waarschijnlijk als master afgestudeerd in de neuropsychologie. Maar door je als zodanig te presenteren, kunnen cliënten gemakkelijk denken dat zij met een klinisch neuropsycholoog te maken hebben. We praten dan echter over een heel ander deskundigheidsniveau: twee opleidingen van samen zes jaar verder dan de masterpsycholoog; een niveau dat wordt vastgelegd in het big-register voor specialisten.

Feitelijk wordt in de wet big het beroep van gezondheidszorgpsycholoog omschreven als het entreeberoep in de individuele gezondheidszorg. Voor masterpsychologen bestaat zo’n juridisch en maatschappelijk kader niet. Dat maakt hen kwetsbaar, des te meer omdat zij zelf vaak niet goed overzien wat zij allemaal niet weten of kunnen in vergelijking met de gezondheidszorgpsycholoog.

In deze casus is Pia uiteraard allereerst zelf verantwoordelijk voor haar daden. Maar laten we ons ook realiseren dat dergelijk arbeidsplekken ontstaan in een context van een beperkt aantal opleidingsplaatsen voor hen die graag de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog willen volgen, werkgevers, die belang hebben bij goedkope medewerkers, en een overheid die op dit punt niet met verdere regelgeving komt. Al deze partijen kunnen met de beroepsverenigingen bijdragen aan het beperken van deze kwetsbaarheid.

Niet alleen Carice werd gedupeerd door het gebrek aan professionaliteit van Pia. Ook de gepromoveerd klinisch neuropsycholoog vond dat er grenzen werden overschreden. Zij besloot als collega eveneens een klacht met betrekking tot dezelfde feiten van dit onderzoek van Carice in te dienen. Bleef het voor Pia bij deze ene waarschuwing of kreeg zij nog meer te verwerken? Daarover in het commentaar in het volgende nummer.

[1] Dit artikel is gebaseerd op een uitspraak van het College van Toezicht van het NIP. De uitspraak is onder nummer 13/69 te vinden op de website van het NIP. De uitspraak is geanonimiseerd. De hier gebruikte namen zijn verzonnen. De uitspraak van het College van Toezicht is onze enige bron. Wij hebben geen inzage in de stukken, die door de partijen zijn ingebracht.

[2] Artikel III.4.3.3 Grenzen van het domein van de psychologiebeoefening

Aan elke opdracht dient een duidelijk omschreven doel- of vraagstelling ten grondslag te liggen. De psycholoog neemt geen opdracht aan, waarvan de doel- of vraagstelling niet valt binnen het domein van de psychologiebeoefening. Evenmin doet hij dat als de beschikbare methoden en technieken ontoereikend zijn voor een behoorlijke interventie of beantwoording van de vraagstelling. (…)

[3] Artikel III.4.3.2 Grenzen van de eigen deskundigheid

De psycholoog neemt in zijn beroepsmatig handelende grenzen van zijn deskundigheid in acht en aanvaardt geen opdrachten waarvoor hij de deskundigheid mist.