‘Zo’n tien jaar geleden heb ik de hbo-opleiding Toegepaste psychologie afgerond. Ik stroomde door naar de Open Universiteit, en toen ik daar mijn scriptie moest schrijven, kwam de middelste van mijn drie kinderen, destijds vijf jaar, in de situatie dat ze ongelukkig was met haar gender. Ze voelde zich eigenlijk een jongetje, maar was bij de geboorte als toegewezen geslacht meisje. Ik heb me toen in die materie verdiept en schreef mijn scriptie over naasten van transgenders en de stigmatisering daaromheen.
Toen ging het balletje rollen, ik mocht mijn onderzoek presenteren op het Epath-congres, en mede daardoor ben ik hier terechtgekomen, in praktijk de Vaart in Assen, als behandelaar van transgender personen en mensen met vraagstukken rondom genderidentiteit. Ik ben ook heel actief geworden in het netwerk, volg de opleiding tot gz-psycholoog en ben begonnen met een promotieonderzoek.
Dankbaar werk
Het was niet direct mijn doel om in deze tak van zorg te gaan werken, maar ik werd heel erg gegrepen door het onderwerp en de diverse doelgroep. Er komen veel kinderen voorbij, maar ook volwassenen, de leeftijden liggen tussen de zes en de zestig, dus de accenten zijn vaak net even anders. Daarnaast helpen we ook naasten in het traject, mensen die weerstand kunnen voelen bij de transitie van een kind, of die er verdrietig om zijn.
Het werk is dankbaar en geeft mij veel voldoening, want transpersonen kunnen zich onthand voelen in het leven. Ze voelen zich niet thuis in hun eigen lichaam, maar soms ook niet in de maatschappij, die bepaalde genderrollen van ze verwacht. Dat maakt alles complex, het is mooi als ik ze dan kan helpen.
Kleine stapjes
We doen hier heel diverse diagnostiek en verwijzen mensen naar plekken waar ze hormoontherapie of een medisch traject kunnen volgen. We kijken met meerdere ogen of we hetzelfde zien. Soms levert dat punten van discussie op, maar dat helpt juist om tot een goed eindoordeel te komen. Soms is de diagnose ook lastig, bijvoorbeeld bij cliënten met autisme. Is de wens tot geslachtsverandering dan een conclusie van een logische beredenering – ik hou van roze, dus ik zal eigenlijk wel een vrouw zijn – of een beslissing die echt op gevoel is genomen?
Heel soms komen mensen binnen die denken dat ze genderdysforie hadden en een wens tot geslachtsverandering, maar dan bleek dat ze zochten naar een oplossing voor andere problemen. Zo voelde een kleine man zich als man niet geaccepteerd wegens zijn lengte, maar dacht dat hij wel in de rol van vrouw zou passen. Maar dat is natuurlijk iets heel anders dan diep van binnen voelen dat je in het verkeerde geslacht zit.
De behandeling zelf gaat vaak over exposure: stapjes zetten om te gaan leven in het wensgeslacht. Bijvoorbeeld binnen de omgeving laten weten dat je je gender aan het onderzoeken bent. Dus niet meteen met nagellak gaan rondlopen, maar eerst in je omgeving bespreekbaar maken wat je wens is en dan stapsgewijs verder opbouwen. Het is eigenlijk werken aan zelfvertrouwen. Hoe meer iemand naar buiten durft te treden met het wensgeslacht, hoe meer zelfvertrouwen men krijgt. Daarom is exposure vaak ook zo goed. Dan zie je diegene groeien naar wie hij of zij wil zijn. Het gevoel is daarbij leidend. Want pas als iets goed voelt, kan iemand de volgende stap zetten.
Gevoel als kompas
Met ons kind gingen we in het begin naar de VU voor diagnostiek. Toen was hij vijf. We zagen dat hij erg ongelukkig was, elke dag was er weerstand, ruzie, huilen, niet naar buiten willen. We wisten dat er iets niet goed zat. Het advies was om alles zo lang mogelijk genderneutraal te houden. Dat deden we ook, en we vertelden op school – ook aan andere ouders – dat ons kind heel erg aan het zoeken was, en dat we niet wisten welke kant het op zou gaan.
Vanaf dat moment kon hij lekker losgaan met zijn Spiderman-poppen en daar fleurde hij van op. Het lange haar moest eraf, dat hebben we zo lang mogelijk uitgesteld maar op een gegeven moment gingen we er op gevoel in mee. Nu is ons kind negen en leeft volledig als jongen. We geven hem alle ruimte, ook door te laten weten dat hij altijd terug kan, mocht hij willen. Het belangrijkste is dat hij nu gelukkig is, en zijn gevoel is ons kompas.
Ik had als ouder wel last van onzekerheid. Waar ligt de grens? Is ze niet gewoon een tomboy? Ook voelde ik verdriet, nog steeds wel als ik de foto’s zie van hem als schattig meisje. Maar het meegroeien in dat proces helpt heel erg. Het lijkt me moeilijker voor ouders als iemand achttien is en de transitie heel snel gaat.
Het is voor mij een voordeel dat ik veel weet over genderdysforie, dat ik weet waar we naartoe kunnen en de emoties eromheen herken. Of ik er ook een betere therapeut van word? Ik herken veel bij andere ouders, maar moet wel oppassen dat ik niet in een bias ga zitten.
Promoveren
Mijn loopbaan in de psychologie is snel gegaan, maar het werd ook wel tijd vind ikzelf, zo rond mijn veertigste. Mijn promotieonderzoek is nu in de beginfase. Ik ga ouders interviewen over waar ze tegenaan lopen qua emoties en gevoelens van verlies. Het is uiteindelijk de bedoeling om een interventie te ontwikkelen om ouders hierin te ondersteunen. Dat is althans het plan, maar het duurt nog wel even.
Ondertussen hoop ik vooral dat we vooruitgang kunnen boeken met het terugdringen van de wachtlijsten voor medische zorg voor transgenderkinderen. Want het is vreselijk als een kind in de puberteit komt en nog twee jaar moet wachten op een hormoonbehandeling. Want juist dan ontwikkelt het lichaam zich, en dat is funest met het oog op het wensgeslacht van zo’n kind. Niet alleen om later met medisch ingrijpen ontwikkelingen te moeten terugdraaien, maar ook de psychische schade die het kind oploopt tijdens de ontwikkeling.’
Fotografie: Jeroen van Goor